ECLI:NL:RBROT:2024:1206

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
UTL-I-2023002890
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbare vervolgingsuitlevering aan Turkije

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon aan Turkije. De Turkse autoriteiten hadden op 26 mei 2023 verzocht om uitlevering ter vervolging van de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van een poging tot opzettelijke moord, poging doodslag of zware mishandeling. De opgeëiste persoon, die ook de Nederlandse nationaliteit bezit, was op dat moment gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel. De rechtbank heeft de stukken beoordeeld en geconcludeerd dat het feit waarvoor uitlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is als poging tot doodslag. De rechtbank heeft de raadsman van de opgeëiste persoon gehoord, die betoogde dat de feitomschrijving niet correct was en dat er nadere informatie van de Turkse autoriteiten nodig was. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de Nederlandse vertaling van het uitleveringsverzoek leidend is. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan alle wettelijke eisen voor uitlevering is voldaan en heeft de uitlevering aan Turkije toelaatbaar verklaard. Tevens is een bevel tot gevangenneming van de opgeëiste persoon gegeven, dat is opgeschort zolang hij in voorlopige hechtenis is voor een andere strafzaak in Nederland.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Luris-nummer: UTL-I-2023002890
Datum uitspraak: 5 februari 2024
Gemachtigd raadsman (artikel 279 Sv)

Uitspraak

Van de meervoudige kamer voor strafzaken op het verzoek van de Turkse autoriteiten tot uitlevering van:

[verdachte01] ,

geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [detentieadres01] ,
verder te noemen: de opgeëiste persoon.

Procedure

De Turkse autoriteiten hebben bij brief d.d. 26 mei 2023, met bijbehorende stukken, aan het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken verzocht om uitlevering ter vervolging van de opgeëiste persoon.
De Minister van Justitie en Veiligheid (hierna: de Minister)heeft bij brief d.d. 24 juli 2023 het verzoek met de daarbij overgelegde stukken aan de officier van justitie in dit arrondissement gezonden met het verzoek het uitleveringsverzoek in behandeling te nemen.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering d.d. 31 augustus 2023 gevorderd dat de rechtbank het uitleveringsverzoek in behandeling zal nemen en heeft een beslissing over de gevangenneming of gevangenhouding van de opgeëiste persoon verzocht.
De opgeëiste persoon heeft op 22 januari 2024 schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk te zijn gemachtigd namens hem verweer te voeren tegen de verzochte uitlevering.
Op 22 januari 2024 heeft de rechtbank ter openbare zitting gehoord:
- de officier van justitie, mr. H.A. van Wijk;
- de raadsman, mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toelaatbaarheid van de uitlevering van de opgeëiste persoon ter vervolging van een poging tot opzettelijke moord, poging doodslag of zware mishandeling en heeft een schriftelijke samenvatting daaromtrent aan de rechtbank overgelegd. Tevens heeft de officier van justitie ter terechtzitting gevorderd de gevangenneming van de thans - uit andere hoofde - gedetineerde opgeëiste persoon, waarbij de gevangenneming dient te worden opgeschort gedurende de tijd dat de opgeëiste persoon gedetineerd is in de Nederlandse strafzaak onder parketnummer 10-057622-23.

Verzoek

De uitlevering wordt verzocht met het oog op een tegen de opgeëiste persoon ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat hij zich op 16 november 2021 te Sakarya, Turkije, schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het opzettelijk doden van [slachtoffer01] , dat strafbaar is gesteld in artikel 81, eerste lid, artikel 35 en artikel 53 van het Turkse Wetboek van Strafrecht, zoals omschreven in het vertaalde verzoek tot uitlevering van de 4e rechtbank voor zware straffen.

Toepasselijk verdrag

Van toepassing is:
- het Europees verdrag betreffende uitlevering (Trb. 1965, 9), verder te noemen het EUV.

Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia correct zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft. Nu er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de identiteit van de opgeëiste persoon.

Genoegzaamheid van de stukken

Onder de overgelegde stukken bevinden zich een afschrift van de toepasselijke wetsbepalingen en de overige noodzakelijke gegevens met betrekking tot het feit waarvoor de uitlevering wordt verzocht. De stukken voldoen aan de eisen van artikel 12, tweede lid, van het EUV.

Dubbele strafbaarheid

Het strafbare feit waarvoor de uitlevering wordt verzocht, is volgens de overgelegde wetsbepalingen naar Turks recht strafbaar. Ter zake van dit feit kan ingevolge die bepalingen een gevangenisstraf worden opgelegd van negen tot vijftien jaar.
Standpunt van de raadsman:
De raadsman heeft aangevoerd dat de feitomschrijving poging tot moord, waarvoor de uitlevering mede gevorderd wordt, niet klopt. Het gaat hier namelijk om een poging tot doodslag. Het onderzoek op de zitting dient te worden aangehouden om nadere informatie op te vragen bij de Turkse autoriteiten als de rechtbank daarover anders zou oordelen.
Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de Nederlandse vertaling van het verzoek tot uitlevering leidend is.
Beoordeling:
Blijkens het verzoek tot uitlevering van Turkije van 30 november 2022 is aan de opgeëiste persoon ten laste gelegd poging tot opzettelijk doden. De rechtbank is van oordeel dat het feit waarvoor de uitlevering verzocht wordt, op grond van de uitleveringsstukken, in onderling verband en samenhang bezien, naar Nederlands recht strafbaar is als een poging tot doodslag als bedoeld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Voor dit feit kan thans naar Nederlands recht een vrijheidsstraf van ten hoogste vijfentwintig jaar worden opgelegd, welk maximum met een derde verminderd wordt bij poging. Dat betekent dat sprake is van dubbele strafbaarheid in de zin van artikel 5 lid 1 onder a van de Uitleveringswet. Anders dan de raadsman heeft gesteld is er geen twijfel dat het uitleveringsverzoek ziet een feit dat naar Nederlands recht is strafbaar gesteld als poging tot doodslag. Er is dan ook geen noodzaak om het onderzoek op de zitting aan te houden.
Verzoeken ten aanzien van de terugkeergarantie en uitstel van de feitelijke uitlevering
Advies van de rechtbank:
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de Minister te adviseren over de terugkeergarantie van de opgeëiste persoon, omdat hij ook de Nederlandse nationaliteit bezit. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht de Minister te adviseren dat de feitelijke uitlevering niet zal plaatsvinden voordat over de lopende Nederlandse strafzaak beslist is.
De officier van justitie heeft meegedeeld dat de terugkeergarantie van de opgeëiste persoon is verzocht aan de Turkse autoriteiten, maar dat hierop nog geen reactie is ontvangen.
De rechtbank overweegt dat de opgeëiste persoon ook de Nederlandse nationaliteit bezit. Gelet hierop en op artikel 4 van de Uitleveringswet (hierna UW) mag hij alleen worden uitgeleverd indien is gewaarborgd dat hij, in geval van een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, naar Nederland mag terugkeren om die straf aldaar te ondergaan. Het is op grond van artikel 4 UW de taak van de Minister om te beoordelen of het voornoemde recht op het ondergaan van de straf in Nederland voldoende is gewaarborgd.
Noch uit het uitleveringsverzoek, noch in aanvullende stukken in het dossier blijkt dat de Turkse autoriteiten de terugkeergarantie ten aanzien van de opgeëiste persoon specifiek hebben verstrekt. De rechtbank ziet hierin aanleiding de Minister te adviseren de terugkeergarantie aan de Turkse autoriteiten te vragen.
Verder adviseert de rechtbank de Minister rekening te houden met het aanwezigheidsrecht van de gedetineerde opgeëiste persoon op een nadere terechtzitting ter zake van een tegen hem ingestelde lopende Nederlandse vervolging in de strafzaak onder parketnummer 10-057622-23 en de uitlevering van de opgeëiste persoon hiervoor op te schorten indien de opgeëiste persoon gebruik wenst te maken van zijn aanwezigheidsrecht.

Slotsom

Nu ten aanzien van het feit ter zake waarvan de uitlevering ter strafvervolging wordt verzocht, is bevonden dat aan alle daarvoor in de wet en het toepasselijke verdrag gestelde eisen is voldaan, dient de gevraagde uitlevering toelaatbaar te worden verklaard.

Bevel gevangenneming

Gelet op het bovenstaande en het door de Turkse autoriteiten uitgevaardigde arrestatiebevel van 8 december 2022 beveelt de rechtbank de gevangenneming van de opgeëiste persoon voor de uitlevering aan Turkije. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd. Nu de opgeëiste persoon zich in voorlopige hechtenis bevindt voor de Nederlandse vervolging in de strafzaak onder parketnummer 10-057622-23 zal de rechtbank het bevel tot gevangenneming van de opgeëiste persoon opschorten zolang de opgeëiste persoon voor genoemde Nederlandse strafzaak feitelijk van zijn vrijheid is beroofd.

Toepasselijke artikelen

De beslissing is, behalve op de reeds genoemde artikelen, gegrond op
de artikelen 1, 2 en 12 van het EUV,
de artikelen 2, 4, 5, 26, 27, 28 en 56 van de UW.

Beslissing

De rechtbank:
VERKLAART TOELAATBAAR de uitlevering aan Turkije van [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ), ter strafvervolging van het hiervoor omschreven feit.
Deze beslissing is genomen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
mrs. M.J.M. van Beckhoven en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2024.