ECLI:NL:RBROT:2024:12059

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
10/093172-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een woning met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die op 24 februari 2024 te Rotterdam opzettelijk een ontploffing heeft teweeggebracht. De verdachte heeft een explosief tegen een raam van een woning gegooid, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 2 jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden moest krijgen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank overwoog dat de verdachte ten tijde van het delict 18 jaar oud was en dat het volwassenenstrafrecht van toepassing was, ondanks de verzoeken van de verdediging om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de inschatting van de reclassering dat de kans op herhaling hoog was. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder ambulante behandeling en begeleiding op sociaal-maatschappelijk gebied. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/093172-24
Datum uitspraak: 18 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. A.B.M. Nohl, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Het ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Er is slechts sprake van een persoonsverwisseling en toevalligheden. De verdachte dient daarom integraal te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Het verweer van de verdediging wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 februari 2024 te Rotterdam,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door tegen een raam van een
pand, gelegen aan de [adres delict] , een explosief tot ontsteking en ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en nabijgelegen
panden en de in die panden aanwezige goederen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een ontploffing veroorzaakt door een explosief tegen een raam van een woning te gooien. Het teweegbrengen van een ontploffing bij een woning is een zeer ernstig en intimiderend feit, niet alleen voor de bewoners maar ook voor de buurtgenoten. Al langere tijd worden Rotterdam en omgeving geteisterd door aanslagen met geïmproviseerde explosieven. Dit is niet alleen voor de directe omwonenden beangstigend, ook in algemene zin leiden dit soort explosies tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan deze zeer intimiderende vorm van geweld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel blijkt dat er eerdere veroordelingen hebben plaatsgevonden voor onder andere diefstal met geweld en bedreiging. Er is ook sprake van een veroordeling na het plegen van het onderhavige feit. Dit betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van GGZ Fivoor Advies Rotterdam (hierna: de reclassering), gedateerd 10 juli 2024, aangevuld met een rapport gedateerd 31 juli 2024. Deze rapporten houden het volgende in. Omdat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen kan de reclassering geen delictgerelateerde factoren aanduiden. Volgens de reclassering zijn er problemen op het gebied van dagbesteding en financiën. Geen van de leefgebieden kan als beschermend worden beschouwd. Bij verdachte is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel en er zijn aanwijzingen dat hij zich binnen een negatief/crimineel netwerk bevindt. De reclassering schat de kans op herhaling in als hoog. Het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekking als gemiddeld-hoog.
Verdachte heeft eerder onder toezicht van de (jeugd)reclassering gestaan. Ondanks beloftes van beterschap is verdachte toch weer in beeld gekomen voor strafbare feiten. De mogelijkheden van (pedagogisch) toezicht door de jeugdreclassering lijken uitgeput. Na overleg met de Raad van de Kinderbescherming adviseert de reclassering dan ook om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Verdachte staat momenteel al onder toezicht binnen het volwassen kader met alleen een meldplicht als bijzondere voorwaarde. De reclassering adviseert dit toezicht binnen een strakker kader van het volwassenentoezicht voort te zetten en de bijzondere voorwaarden aan te vullen met:
  • Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
  • Ambulante behandeling
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Ambulante begeleiding
  • Dagbesteding
  • Locatieverbod (met elektronische monitoring)
  • Locatiegebod (met elektronische monitoring)
In de aanvullende rapportage concludeert de reclassering dat elektronische monitoring in de woning van de ouders mogelijk is. Er bestaan echter zorgen over een langdurig verblijf van verdachte bij zijn ouders. Een woonplaats met begeleiding naar zelfstandig wonen vindt de reclassering daarom passender. De verdachte heeft zowel op zitting als bij de reclassering aangegeven geen behoefte te hebben aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
7.4.1.
Toepassing adolescentenstrafrecht
De rechtbank overweegt ten aanzien van het toepassing van het adolescentenstrafrecht (hierna ASR) het volgende. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ASR moeten worden toegepast. Daartoe is de jonge leeftijd van verdachte aangevoerd, maar ook het feit dat hij nog thuis woont en op verdachte afgestemde (pedagogische) begeleiding geïndiceerd is. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Het uitgangspunt is dan ook dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij de rechtbank aanleiding ziet om daar van af te wijken. De rechtbank ziet echter geen aanknopingspunten in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan die aanleiding geven om het ASR toe te passen. Integendeel; volgens de reclassering zijn de pedagogische mogelijkheden van de jeugdreclassering uitgeput, reden waarom de reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en is van oordeel dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast.
7.4.2.
Straf
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hoewel de rechtbank geen aanleiding ziet tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht, heeft zij wel rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de grote invloed die een detentie op een jonge jongen als verdachte heeft. Het baart de rechtbank zorgen dat verdachte op zo’n jonge leeftijd al is veroordeeld voor een aantal ernstige delicten. Op basis van het advies van de reclassering en de houding van verdachte op zitting heeft de rechtbank – in tegenstelling tot wat de verdediging stelt – niet de overtuiging gekregen dat verdachte daadwerkelijk intrinsiek gemotiveerd is om zijn leven te veranderen. Toch ziet de rechtbank met name in de jonge leeftijd van verdachte aanleiding voor een stok achter de deur in de vorm van een deels voorwaardelijke straf. Dit voorwaardelijk deel dient als waarschuwing, maar biedt de verdachte ook een kans om in het vervolg andere keuzes te maken. De rechtbank zal aan dit voorwaardelijk strafdeel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone ( [beslagnummer] ) verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de teruggave van de in beslag genomen telefoons.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de genoemde in beslag genomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, zijnde de beslagene. Verbeurdverklaring kan niet volgen, omdat er niet is voldaan aan de vereisten van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij [naam instelling] op [adres 2] , [postcode 2] Den Haag, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde laat zich begeleiden op sociaal-maatschappelijk gebied door Humanitas Homerun of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de hulpverlenende instantie geeft voor de begeleiding;
4. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, scholing en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Telefoontoestel. [beslagnummer] . Zwart, merk: Apple.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kroonbergs griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 oktober 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2024 te Rotterdam,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door voor/tegen een raam van een
pand en/of in een pand, gelegen aan de [adres delict] , een explosief, althans
explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen), tot ontsteking en/of
ontbranding en/of ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en/of nabijgelegen
panden en/of de in die panden aanwezige goederen, te duchten was.