ECLI:NL:RBROT:2024:12045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
10/050614-24 en 10/057793-24 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht en vuurwapenmisdrijven: uitspraak over schieten op woning en valse bankbiljetten

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het schieten met een vuurwapen op een woning en het in voorraad hebben en uitgeven van valse bankbiljetten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, samen met een ander, op 11 februari 2024 te Rotterdam met een vuurwapen een projectiel heeft afgevuurd op een woning, wat heeft geleid tot schade aan de woning. De verdachte heeft ook geprobeerd (familieleden van) de bewoners te bedreigen met zware mishandeling. Daarnaast heeft hij op 19 januari 2024 in Schiedam opzettelijk valse bankbiljetten van 100 euro uitgegeven en in voorraad gehad.

De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De officier van justitie had een jeugddetentie van 10 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een lagere straf opgelegd. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering. De verdachte heeft geen strafblad en heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis goed gedragen. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De uitspraak benadrukt de ernst van vuurwapenmisdrijven en de impact daarvan op de samenleving, evenals de noodzaak om jongeren te begeleiden en te straffen in overeenstemming met hun leeftijd en omstandigheden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/050614-24 en 10/057793-24 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 14 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 mei 2024, 4 juli 2024 en 14 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 10/050614-24 is op de (eerdere) terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/050614-24 onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/050614-24 onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/057793-24 primair ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/050614-24 onder 2 primair ten laste gelegde (de bedreiging) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/050614-24 onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde (vernieling van een gebouw, poging tot bedreiging met de dood en/of zware mishandeling en het voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie III) en het onder parketnummer 10/057793-24 primair ten laste gelegde (in voorraad hebben en uitgeven van valse bankbiljetten) is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/050614-24 onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/057793-24 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10/050614-24
1
hij op 11 februari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, gelegen aan de [adres 2] ,
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft beschadigd
door met een vuurwapen een projectiel af te vuren in de richting van het raam van de woning aan de [adres 2] ;
2
subsidiair
hij op 11 februari 2024 te Rotterdam.
tezamen en in vereniging met een ander
ter uitvoering van het
voorgenomenmisdrijf om (familieleden van) de bewoners van de woning aan de Kerkhof aan 59 te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, met een vuurwapen een projectiel heeft afgevuurd in de richting van het raam van de woning aan de [adres 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 11 februari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet
in de vorm van een omgebouwd gaspistool (9mm PAK) naar een kogelverschietend pistool van het merk Zoraki, type 914, kaliber 9mm kort,
en(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III,
te weten meerdere kogelpatronen van het kaliber 9mm kort,
voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10/057793-24
primair
hij op 19 januari 2024 te Schiedam,
opzettelijk bankbiljetten van 100 euro
waarvan de valsheid hem, toen hij deze ontving bekend was als echt en onvervalst heeft uitgegeven en met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/050614-24 (feiten 1, 2 subsidiair en 3)
de meerdaadse samenloop van
1.
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
en

2.medeplegen van poging tot bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;

3.medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
parketnummer 10/057793-24 (primair)
opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven van bankbiljetten, waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was
en
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op twintigjarige leeftijd, samen met een ander, schuldig gemaakt aan het met een vuurwapen schieten op een woning. Dit heeft geleid tot schade aan de woning. Het doel was om de (familie van de) bewoners te bedreigen. Het schieten op een woning is een zeer intimiderend en beangstigend feit, zowel voor de (familie van de) bewoners als voor omwonenden. Daarnaast behoeft het geen betoog dat een dergelijk feit in het algemeen veel onrust en angst in de samenleving teweegbrengt. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij hier op geen enkel moment bij stil heeft gestaan. De verdachte heeft zich hiermee tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en (bijbehorende) munitie.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het uitgeven en in voorraad hebben van valse bankbiljetten. De rechtbank vindt het handelen van verdachte verwerpelijk. Het in circulatie brengen van vals geld werkt ontwrichtend voor de economie. De economie is immers gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde waarde kan worden toegekend. Daarnaast wordt de ontvanger van het vals geld gedupeerd wanneer dit als ruilmiddel wordt ingezet.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 april 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld. Reclassering Nederland adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. Er zijn enkele pedagogische mogelijkheden, met name op het gebied van ontvankelijkheid voor ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen. De verdachte is een first-offender, hij woont nog thuis en wil graag meewerken aan begeleiding. Er zijn geen contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Reclassering Nederland adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 oktober 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
JBRR is sinds 9 juli 2024 betrokken in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte heeft zich gedurende de schorsing aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Hij is in contact met de betrokken jeugdreclasseerder, er zijn geen nieuwe politiemutaties bekend en hij heeft zich gehouden aan de avondklok en elektronische controle. Hij heeft in de afgelopen periode verschillende bijbanen gehad. Voortzetting van het (jeugd)reclasseringstoezicht heeft volgens JBRR geen meerwaarde. Er is geen hulpverlening betrokken en de verdachte heeft geen hulpvraag. JBRR adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met een proeftijd als stok achter de deur.
[persoon A] , werkzaam als jeugdbeschermer bij JBRR, heeft op de terechtzitting voornoemd nader toegelicht en medegedeeld dat geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages en de verklaring van de deskundige op de terechtzitting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van dat wetboek, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Gezien de ernst van de feiten kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat er sprake is van medeplegen, dat er sprake is van veel vuurwapen-gerelateerde problematiek in Rotterdam, waaronder het beschieten van woningen, en dat er gedurende de nacht op een woning is geschoten. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de leeftijd van de verdachte, ondanks dat het jeugdstrafrecht zal worden toegepast. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte zijn voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in een penitentiaire inrichting onder een volwassen regime, dat hij gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed heeft meegewerkt aan de begeleiding door de jeugdreclassering en zich heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 Sr.
Alles afwegend komt de rechtbank uit op een lagere straf dan is geëist door de officier van justitie. De rechtbank zal aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, waarbij het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de tijd die door de verdachte reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Een voorwaardelijk strafdeel in de vorm van een taakstraf, zoals verzocht door de verdediging, acht de rechtbank gezien de ernst van de feiten niet aan de orde. De rechtbank acht een jeugddetentie voor de duur van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 57, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 209, 285, 352 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/050614-24 onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/050614-24 onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 10/057793-24 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van hierna te melden voorwaarde;
stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2024.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/050614-24
1
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, gelegen aan de [adres 2] ,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen (een) projectiel(en) af te vuren door/op/in de richting van het raam van de woning aan de [adres 2] ;
2
primair
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(familieleden van) de bewoners van de woning aan de [adres 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen (een) projectiel(en) af te vuren door/op/in de richting van het raam van de woning aan de [adres 2] , toebehorende aan voornoemde (familieleden van) de bewoners van die woning;
subsidiair althans, indien en voor zover dit niet tot strafoplegging zou leiden:
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Rotterdam.
tezamen en in vereniging meteen of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het misdrijf om (familieleden van) de bewoners van de woning aan de [adres 2] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, met een vuurwapen (een) projectiel(en) heeft afgevuurd op/in de richting van het raam van de woning aan de [adres 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet
in de vorm van een omgebouwd gaspistool (9mm PAK) naar een kogelverschietend pistool van het merk Zoraki, type 914, kaliber 9mm kort,
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III,
te weten een of meerdere, kogelpatronen van het kaliber 9mm kort,
voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10/057793-24
hij op of omstreeks 19 januari 2024 te Schiedam,
opzettelijk een of meer bankbiljetten van 100 euro
die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was als echt en onvervalst heeft uitgegeven en/of met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven,
in voorraad heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2024 te Schiedam,
opzettelijk
een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 100 euro
heeft uitgegeven.