ECLI:NL:RBROT:2024:12043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
11356378 VV EXPL 24-507
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming vanwege overlast in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonstad Rotterdam als eiseres en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres vorderde ontruiming van een woning in Rotterdam vanwege langdurige overlast die de gedaagde veroorzaakte aan omwonenden. De procedure begon met een dagvaarding op 8 november 2024, waarna op 18 november 2024 een zitting plaatsvond waarbij de gedaagde niet aanwezig was. De kantonrechter verleende verstek tegen de gedaagde, die niet op de dagvaarding had gereageerd.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres spoedeisend was, waardoor een kort geding gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat de gevorderde ontruiming niet onrechtmatig of ongegrond was, gezien de ernst van de overlast die de gedaagde veroorzaakte. De rechter stelde vast dat het aannemelijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden en dat de gedaagde zou worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.

Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 944,72 bedroegen. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de ontruiming onmiddellijk kon plaatsvinden, ook als de gedaagde in beroep ging. Het vonnis werd uitgesproken door mr. C. Bouwman en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11356378 VV EXPL 24-507
datum uitspraak: 26 november 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters van Lennep te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 8 november 2024, met 29 producties.
1.2.
Op 18 november 2024 is de zaak tijdens een zitting met eiseres besproken. Gedaagde is niet verschenen.

2.De vordering

2.1.
Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagde te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze niet het eigendom van eiseres zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen;
gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de niet verschenen gedaagde verstek wordt verleend.
3.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van eiseres volgt dat deze spoed aanwezig is.
3.3.
De gevorderde ontruiming komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor (artikel 139 Rv). Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst wordt ontbonden en gedaagde wordt veroordeeld om het gehuurde te ontruimen. Gedaagde veroorzaakt langdurig en structureel overlast aan omwonenden, onder meer in de vorm van geluidsoverlast en bedreigend en agressief gedrag. De overlast is van een zodanige ernst, dat voor de omwonenden een onhoudbare situatie is ontstaan. Het is daarom gerechtvaardigd om in deze procedure vooruit te lopen op de beslissing in een bodemprocedure en gedaagde te veroordelen het gehuurde te ontruimen.
De ontruimingstermijn wordt bepaald op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
3.4.
Gedaagde is voor het overgrote deel in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van eiseres betalen (artikel 237 Rv). Die kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 944,72
Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
3.5.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat eiseres dat vordert (artikel 233 Rv) en omdat voldoende aannemelijk is dat eiseres en haar huurders die omwonenden van gedaagde zijn daar belang bij hebben (zie hiervóór onder 3.3). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als gedaagde een rechtsmiddel instelt en vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde;
4.2.
veroordeelt gedaagde om, binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze niet het eigendom van eiseres zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen;
4.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 944,72, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als het vonnis wordt betekend, moet gedaagde ook de kosten van betekening betalen;
4.4.
veroordeelt gedaagde in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken.
775