Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
2.De vordering
3.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonstad Rotterdam als eiseres en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres vorderde ontruiming van een woning in Rotterdam vanwege langdurige overlast die de gedaagde veroorzaakte aan omwonenden. De procedure begon met een dagvaarding op 8 november 2024, waarna op 18 november 2024 een zitting plaatsvond waarbij de gedaagde niet aanwezig was. De kantonrechter verleende verstek tegen de gedaagde, die niet op de dagvaarding had gereageerd.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres spoedeisend was, waardoor een kort geding gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat de gevorderde ontruiming niet onrechtmatig of ongegrond was, gezien de ernst van de overlast die de gedaagde veroorzaakte. De rechter stelde vast dat het aannemelijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden en dat de gedaagde zou worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.
Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 944,72 bedroegen. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de ontruiming onmiddellijk kon plaatsvinden, ook als de gedaagde in beroep ging. Het vonnis werd uitgesproken door mr. C. Bouwman en is openbaar gemaakt.