Uitspraak
OTTERDAM
[verdachte],
Tenlastelegging
- vrees aan te (laten) jagen en/of
- ernstige overlast aan te (laten) doen en/of
- in de uitoefening van zijn ambt of beroep ernstig te (laten) hinderen,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doxing, een handeling waarbij identificerende informatie over iemand wordt verspreid met het doel om die persoon te intimideren of te hinderen. De verdachte had in december 2023 berichten geplaatst op Twitter (thans X) waarin persoonsgegevens van een officier van justitie werden gedeeld. De tenlastelegging betrof het verspreiden van deze gegevens in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 januari 2024, nadat doxing strafbaar was gesteld per 1 januari 2024.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat de berichten die hij had geplaatst vóór de strafbaarstelling van doxing waren geplaatst. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte, door het nalaten om de berichten na de strafbaarstelling te verwijderen, opnieuw had verspreid met het oogmerk om de officier van justitie te intimideren. De rechtbank benadrukte dat het niet verwijderen van de berichten niet kan worden gezien als een actieve handeling van verspreiding, en dat het oogmerk om te intimideren niet kon worden afgeleid uit het nalaten om de berichten te verwijderen.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat het bewijs niet voldeed aan de vereisten voor strafbaarheid. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter J.H. Janssen, en de rechters D.C.J. Peeck en J. de Lange, in aanwezigheid van griffier R. Meulendijk. De uitspraak werd gedaan op een openbare zitting.