ECLI:NL:RBROT:2024:12023

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
10-026139-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doxing wegens onvoldoende bewijs en niet strafbaarheid ten tijde van de feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doxing, een handeling waarbij identificerende informatie over iemand wordt verspreid met het doel om die persoon te intimideren of te hinderen. De verdachte had in december 2023 berichten geplaatst op Twitter (thans X) waarin persoonsgegevens van een officier van justitie werden gedeeld. De tenlastelegging betrof het verspreiden van deze gegevens in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 januari 2024, nadat doxing strafbaar was gesteld per 1 januari 2024.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat de berichten die hij had geplaatst vóór de strafbaarstelling van doxing waren geplaatst. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte, door het nalaten om de berichten na de strafbaarstelling te verwijderen, opnieuw had verspreid met het oogmerk om de officier van justitie te intimideren. De rechtbank benadrukte dat het niet verwijderen van de berichten niet kan worden gezien als een actieve handeling van verspreiding, en dat het oogmerk om te intimideren niet kon worden afgeleid uit het nalaten om de berichten te verwijderen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat het bewijs niet voldeed aan de vereisten voor strafbaarheid. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter J.H. Janssen, en de rechters D.C.J. Peeck en J. de Lange, in aanwezigheid van griffier R. Meulendijk. De uitspraak werd gedaan op een openbare zitting.

Uitspraak

RechtbankR
OTTERDAM
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10.026139.24
Datum uitspraak: 4 december 2024
Datum zitting: 20 november 2024

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
Officier van justitie: mr. J.M. Bonnes

Tenlastelegging

De verdachte wordt door de officier van justitie - samengevat - beschuldigd van doxing. Doxing komt neer op een handeling waarbij identificerende informatie over iemand wordt verspreid met het doel iemand bang te maken, overlast te bezorgen of in zijn beroep te hinderen. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
in de periode van op of omstreeks 1 januari 2024 tot en met 31 januari 2024 te [pleegplaats], althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, een of meer persoonsgegevens van een ander en/of een derde, te weten een foto, het (vermeende) adres en/of het (vermeende) telefoonnummer van [initialen] en/of de naam, een foto en/of de naam van de werkgever van een broer van die [initialen], (onder vermelding van een strafzaak waarbij die [initialen] als officier van justitie betrokken is) heeft verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld door middel van het zichtbaar houden van (een) bericht(en) (met deze inhoud) op zijn, verdachtes, X-account, althans op een X-account dat bij verdachte in beheer is,
met het oogmerk om die [initialen]
  • vrees aan te (laten) jagen en/of
  • ernstige overlast aan te (laten) doen en/of
  • in de uitoefening van zijn ambt of beroep ernstig te (laten) hinderen,
terwijl dit feit werd gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van rechterlijk ambtenaar.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.
Beoordeling
Twitterberichten
De verdachte heeft in de maand december van 2023 een aantal Twitterberichten (thans X geheten) gepost. Deze berichten stonden op 5 januari 2024 nog steeds online en hadden de navolgende inhoud:
22 december 2023
“Officier van justitie [naam] ( [naam vereniging] [jaartal] ) is de broer van [naam] [werkgever broer].”
Onder dit bericht zijn vier afbeeldingen geplaatst, inhoudende foto’s van de officier van justitie [naam], vermelding van zijn vermeende adres, postcode en telefoonnummer en de tekst: “Officier van Justitie mr. [naam] ([leeftijd]) brengt complotdenkers die over de schreef gingen voor de rechter. Meer dan”
23 december 2023
“Officier van justitie [naam] ( [naam vereniging] [jaartal] & broer van [naam] [werkgever broer] moet [kamerlid] ophangen.”
Onder dit bericht zijn foto’s geplaatst van zowel de officier van justitie [naam] als diens broer [naam]. Achter een van de afbeeldingen van [naam] is zijn vermeende adres, postcode en telefoonnummer vermeld.
Doxing
Op 1 januari 2024 is artikel 285d van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in werking getreden. Dit artikel stelt - onder meer - strafbaar, het verspreiden of anderszins beschikbaar stellen van iemands persoonlijke informatie, zoals adres, telefoonnummer, paspoort, werkgever, gegevens van familie en foto’s van iemands kinderen, met als doel die persoon te intimideren.
Voor strafbaarheid van doxing is vereist dat degene die zich de persoonlijke gegevens verschaft, deze verspreidt of anderszins ter beschikking stelt (hierna samen aan te duiden als: verspreiden). Dat zijn gedragingen die opzet impliceren. Het verspreiden moet zijn gedaan met het oogmerk om een ander vrees aan te jagen, ernstige overlast aan te (laten) doen of ernstig te hinderen in zijn beroepsuitoefening. Aan het oogmerkvereiste, wat de zwaarste opzetvorm is, is voldaan als de verdachte op het moment van die gedraging die bedoeling heeft dan wel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte heeft beseft dat het noodzakelijke gevolg van zijn handeling is, dat het slachtoffer vrees zal worden aangejaagd, ernstige overlast zal worden aangedaan of in de uitoefening van zijn ambt of beroep zal worden gehinderd (hierna: het oogmerk).
Concreet
In de delictsomschrijving van doxing staat met het verspreiden als strafbare gedraging een fysieke handeling centraal en in beginsel dus niet een nalaten (een niet doen). [1] De vraag die tegen die achtergrond in deze zaak aan de orde is, is of de verdachte zich aan doxing schuldig heeft gemaakt door na het ingaan van de strafbaarstelling van dit feit per 1 januari 2024, na te laten om de vóór de strafbaarstelling geplaatste berichten te verwijderen.
De officier van justitie is op de zitting uitvoerig ingegaan op de vraag of het niet verwijderen van eerder geposte persoonsgegevens valt binnen de reikwijdte van ‘verspreiden’ als bedoeld in artikel 285d Sr. Zij concludeert dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat er ten aanzien van vóór 1 januari 2024 geposte persoonsgegevens géén sprake meer zou zijn van een strafbaar feit - kort gezegd - omdat die persoonsgegevens nog steeds online te vinden zijn en verder verspreid kunnen worden. Als dit anders zou zijn dan zouden politie en justitie geen grondslag hebben om hiertegen op te treden.
Ter onderbouwing van dit standpunt noemt de officier van justitie verschillende uitspraken die (deels) zien op andere strafbepalingen en leerstukken. Met die voorbeelden scheert de officier van justitie langs de kern van waar het in deze zaak om draait, te weten de situatie waarin het aan de verdachte verweten handelen niet strafbaar was en na de strafbaarstelling op 1 januari 2024 dat mogelijk wel was. Eén voorbeeld waarin een vergelijking met de offline-wereld wordt gemaakt is wel treffend: het door een verdachte plaatsen van een poster achter het raam van zijn woning. Met het laten hangen van de poster, terwijl hij weet dat voorbijgangers dagelijks naar de poster kunnen kijken, wordt de inhoud van de poster (iedere dag weer) verspreid.
Toch ziet de rechtbank een essentieel verschil met deze zaak. Dat verschil raakt een belangrijke voorwaarde voor strafbaarheid van doxing. Voor strafbaarheid is vereist dat een verdachte bij het verspreiden het voornoemde oogmerk moet hebben. In het voorbeeld van de poster met strafbare teksten daarop zal de persoon die de poster heeft opgehangen zelf ook iedere dag geconfronteerd worden met de poster en zal hij iedere dag opnieuw ervoor kiezen om de poster te laten hangen zodat voorbijgangers, opnieuw en ook steeds, kennis kunnen nemen van de inhoud ervan. Het nalaten de poster te verwijderen wordt daarmee een bijna actieve handeling die kan worden geduid als (opnieuw) verspreiden met meergenoemd oogmerk. Dat ligt anders bij het plaatsen van berichten op een sociale netwerk website als Twitter waar dagelijks vele berichten worden geplaatst waarmee de verzender niet steeds opnieuw (dagelijks) wordt geconfronteerd.
Kort en goed. Toen de verdachte de berichten plaatste was dat verspreiden niet strafbaar. Voor de vaststelling dat de verdachte door na te laten deze berichten na 1 januari 2024 te verwijderen deze opnieuw, of nog steeds, heeft verspreid met meergenoemd oogmerk biedt het dossier onvoldoende bewijs. Het kleurloze - niet actieve - nalaten de berichten te verwijderen staat ver af van het fysiek verspreiden. Dit brengt met zich dat het oogmerk hieruit in dit geval niet kan worden afgeleid of dat kan worden aangenomen dat dit - vanaf het eerste verspreiden - steeds is blijven bestaan. Daarvoor is ‘oogmerk’ een te hoge (opzet)drempel. Andere bewijsmiddelen voor het bestaan van oogmerk bij de verdachte - bij het nalaten - zijn niet voorhanden. Dat de verdachte ten tijde van het plaatsen van de berichten in december 2023 mogelijk wist dat doxing per 1 januari 2024 strafbaar zou worden, is als bewijsbasis voor het oogmerk echt onvoldoende.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter,
en D.C.J. Peeck en J. de Lange, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 4 december 2024.

Voetnoten

1.Zie over dit type (commissie)delicten: J. de Hullu en P.H.P.H.M.C. van Kempen ,