ECLI:NL:RBROT:2024:12021

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
C/10/688003 / KG ZA 24-1005
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkomingen in de nakoming van een addendum bij een bouwovereenkomst voor de levering van een schip

In deze zaak heeft de vennootschap SEAWING CO. FOR IMPORTING HEAVY MACHINERY AND EQUIPMENT LIMITED (hierna: Seawing) een kort geding aangespannen tegen GROENEVELDT MARINE TRADING B.V. (hierna: Groeneveldt) over de nakoming van een addendum bij een bouwovereenkomst voor de levering van een schip. De procedure is gestart na een geschil dat is ontstaan over de betaling van een mijlpaal in de bouw van het schip. Seawing vordert nakoming van het addendum en inzage in bepaalde documenten, terwijl Groeneveldt zich op het standpunt stelt dat Seawing niet-ontvankelijk is in haar vorderingen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Seawing een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde nakoming, aangezien zij onderdelen en documentatie nodig heeft om het schip verder af te bouwen. De rechter heeft geoordeeld dat Groeneveldt tekort is geschoten in haar verplichtingen uit het addendum door bepaalde onderdelen niet te leveren. Groeneveldt is veroordeeld om binnen 21 dagen na betekening van het vonnis de gevorderde onderdelen aan Seawing te leveren, met een dwangsom van € 10.000,- per dag voor elke dag dat zij hieraan niet voldoet, tot een maximum van € 1.000.000,-.

Daarnaast heeft de rechter de vordering van Seawing tot inzage in en afgifte van bepaalde documenten afgewezen, omdat deze te ruim was geformuleerd en niet voldeed aan de vereisten van artikel 843a Rv. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen op 2 december 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/688003 / KG ZA 24-1005
Vonnis in kort geding van 2 december 2024
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van de Verenigde Arabische Emiraten
SEAWING CO. FOR IMPORTING HEAVY MACHINERY AND EQUIPMENT LIMITED,
kantoorhoudende te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten),
eiseres in de hoofdzaak,
tevens verweerster in het incident,
advocaat mr. E.M. Sunderman te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROENEVELDT MARINE TRADING B.V.,
gevestigd te Papendrecht,
gedaagde in de hoofdzaak,
tevens eiseres in het incident,
advocaat mr. J.J.H. Post te Barneveld.
Partijen worden hierna Seawing en Groeneveldt genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 oktober 2024, met 20 producties;
  • de incidentele conclusie tot zekerheidstelling van Groeneveldt;
  • de conclusie van antwoord in incident van Seawing;
  • de conclusie van antwoord van Groeneveldt, met 11 producties;
  • de mondelinge behandeling op 18 november 2024;
  • de pleitnota van Seawing;
  • de pleitnota van Groeneveldt.
1.2.
Groeneveldt vordert in het incident dat Seawing op de voet van artikel 224 lid 1 Rv zekerheid stelt voor de proceskosten voor een bedrag van € 3.500,00. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat Seawing het gevorderde bedrag op 13 november 2024 op de derdengeldenrekening van de advocaat van Groeneveldt heeft gestort. Verder hebben partijen verklaard het erover eens te zijn dat voormeld bedrag kan worden verrekend met de in dit geding (eventueel) toe te wijzen proceskosten. Een beslissing in het incident kan daarom achterwege blijven.
2. De feiten
2.1.
Medio oktober 2022 heeft Seawing opdracht gegeven aan Groeneveldt om een schip te bouwen. Partijen hebben daartoe een overeenkomst gesloten met de naam ‘Marine Construction Contract’ (hierna: de Overeenkomst). In artikel 7 van de Overeenkomst is opgenomen dat Seawing een bedrag van € 6.485.000,- voor de werkzaamheden van Groeneveldt verschuldigd is. Betaling van dat bedrag geschiedt in de volgende termijnen (ook wel mijlpalen genoemd):
“(…)
1) 05 percent within 5 days after signing the order.
2) 05 percent after approval of engineering design documents by ZOC company
3) 10 percent at steel on the Yard
4) 10 percent after keellaying
5) 10 percent after mounting superstructure
6) 05 percent after mounting A-Frame
7) 05 percent after mounting winches
8) 10 percent at all diving-equipment in the barge
9) 05 percent after acceptance of BV steelworks and tanktesting
10) 05 percent after launching vessel
11) 05 percent after succesfull comissioning of electrical installation at the Yard
12) 05 percent after Deckcrane
13) 20 percent after handover and acceptance
(…)”
2.2.
Begin 2024 is tussen partijen een geschil ontstaan over de opeisbaarheid van de betaling voor mijlpaal 5. Bij brief van 2 februari 2024 heeft Groeneveldt aan Seawing meegedeeld dat Seawing haar betalingsverplichting niet is nagekomen met als gevolg dat Groeneveldt met ingang van 15 november 2023 haar werkzaamheden heeft opgeschort.
2.3.
Het geschil heeft ertoe geleid dat partijen hebben onderhandeld over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder (de romp van) het schip in onafgemaakte toestand wordt overgedragen door Groeneveldt aan Seawing. Op 1 mei 2024 hebben partijen daartoe een addendum op de Overeenkomst (hierna: het Addendum) gesloten. In het Addendum staat onder meer:
“(…)
Article 4 Delivery conditions
4. Actual delivery and release of the ship before departure from the Yard's port by the Yardvzr: Groeneveldt]
to the Client[vzr: Seawing]
will only take place under and after fulfillment of the following conditions:
1. The parties agree that in general terms the starting point with regard to the delivery of the ship upon departure is: ‘as is, where is’, in connection with which the architectural, technical, legal, environmental and factual condition present at the time of signing this Addendum of the ship are accepted in all respects and unconditionally by the Client. The Yard does not provide any guarantees in this regard, except that the ownership thereof is delivered to the Client free of restrictions.
2. Bureau Veritas has determined in accordance with the Contract that Milestone 1, 2, 3, 4, 5, 9 and 10 have been reached with regard to the completion of the ship. Milestone 6, 7, 8, 11, 12 and 13 have not been reached and, as a result of the provisions of Articles 2 and 3, will no longer be reached by the Yard. This is accepted by the Client. The small hull damage upon launching was properly repaired by the Yard and this was determined to be binding by Bureau Veritas in accordance with the Contract. All Bureau Veritas reports are in the possession of the Client. The Yard hereby excludes any responsibility and liability for the unachieved Milestones from the date of signing and the Client accepts that and indemnifies the Yard in this regard.
3. The ship and its delivery in an unfinished state now exclusively form part of the Milestones reached in accordance with Article 4, sub 2, together with the purchased parts, insofar as stated in the Option 2 document that is attached asAppendix 2to this Addendum. All items ordered by the Yard according to Option 2 for the ship, which are not yet present and need to be provided, will be delivered to the Client or the successor shipbuilder designated by the Client, as soon as they arrive at the Yard. The Yard cooperates in the transition and takeover by the Client or the successor shipbuilder designated by the Client of all rights, contracts and engineering/design documents that belong to Option 2. In the event of a difference of opinion in this regard, Bureau Veritas will decide on the basis of this Addendum. The price increase of Hytec Pommec does not occur, so that the amount of Hytec Pommec in Option 2 is also final.
4. The Yard is not obliged to the Client to do more or differently than the foregoing. The ship and everything that belongs or will belong to it after the date of signing this Addendum is solely at the expense and risk of the Client. The Client will arrange appropriate insurance and transport after signing this Addendum.
5. The following due and payable invoices from the Yard will be paid in full by the Client to the Yard's bank account to the satisfaction of the Yard as follows:
Milestone 9 - Invoice no. 15 - 07-02-2024 € 324,250.00
Milestone 10 - Invoice no. 16 - 27-02-2024 € 324,500.00
These two invoices (Milestone 9 and 10), total€ 648.750,will be paid withinfive
daysaftersigningof thisAddendum by both parties.
6. Parties reached full agreement that after this payment of € 648.750 the Yard provides the engineering package of the ship and gives instructions to Bureau Veritas to give permission to the Portal in order Bureau Veritas to complete the work further with the Client without the Yard. The Yard will also besides provide the Client the documents below:
1- Statement from the Yard: VAT/ TAX / Export clearance document.
2- Statement from the Yard: Ownership of all project documents.
3- Statement form the Yard: Warranty of items and hull
4- List of procured items
7. After this the following due and payable Extra invoice from the Yard will be paid in full by the Client to the Yard's bank account to the satisfaction of the Yard as follows withinfive daysaftergiving instructions by the Yard to Bureau Veritasandproviding the 4 documents to the Client:
Extra invoice for delivering the barge and parts so
you can read in option 2 no. 18 24-04--2024 € 295,189.00
8. So in total the Client will pay (Milestone 9, 10 and Extra invoice as herefore mentioned) thetotal amountof€ 943,939.00to the Yard.(Appendix 3)
9. After payment of the total amount as stated in Article 4, sub 8, the Yard will immediately cancel the right of retention on the ship, of which the signing of this Addendum constitutes confirmation and the Yard will immediately cooperate in the smoothest possible transfer to the Client and departure of the ship from the port of the Yard, as soon as the Client makes any request.
Article 5 Discharge
5. After carrying out the above, the parties grant each other full and final discharge and declare that they have no further claims to make from each other based on the currently existing legal relationship.
(…)”
2.4.
Conform het Addendum heeft Seawing het bedrag van € 943.939,- betaald aan Groeneveldt en heeft Groeneveldt de documenten zoals omschreven in artikel 4 lid 6 verstrekt aan Seawing. Op 3 juni 2024 heeft Groeneveldt het schip vrijgegeven en heeft Seawing het schip opgehaald van de haven.
2.5.
Sindsdien heeft Seawing, eerst rechtstreeks via Whatsapp en vanaf 2 augustus 2024 via haar advocaat, Groeneveldt verzocht om bepaalde onderdelen, apparatuur en documentatie aan te leveren. Groeneveldt heeft daar geen gehoor aan gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Seawing vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Groeneveldt te bevelen om binnen 7 dagen na de datum van dit vonnis althans binnen een andere door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen redelijke termijn:
- volledige nakoming van het Addendum te bewerkstelligen door herstel van de tekortkomingen als onder randnummer 33 van de dagvaarding beschreven;
- afschrift en inzage te bewerkstelligen van:
A. alle ‘native’ bestanden, inclusief bijbehorende meta-data in bezit van Groeneveldt, verband houdende met de uitvoering van de Overeenkomst, bestaande uit: bestellingen, overeenkomsten en afspraken met onderaannemers, leveranciers en producenten van producten en diensten ten behoeve van of verband houdende met het schip;
B. bankafschriften van Groeneveldt in de periode vanaf 18 oktober 2022 tot heden, doch slechts voor zover deze betalingen en/of ontvangsten betreffen aan of van onderaannemers, leveranciers en producenten van producten en diensten ten behoeve van of verband houdende met het schip;
met betrekking tot bovenstaande in elk geval begrepen alle leveranciers opgenomen in de Vendorlist bij de Overeenkomst;
C. correspondentie, waaronder e-mails en Whatsapp-verkeer, tussen Groeneveldt, althans dhr. [persoon A] en/of haar medewerkers/vertegenwoordigers, en [persoon B] , in de periode vanaf 18 oktober 2022 tot heden, verband houdende met de Overeenkomst dan wel het Addendum;
D. correspondentie, waaronder e-mails en whatsapp-verkeer, tussen Groeneveldt, althans dhr. [persoon A] en/of haar medewerkers/vertegenwoordigers, en Hytech Pommec, in de periode vanaf 18 oktober 2022 tot heden verband houdende met de Overeenkomst dan wel het Addendum;
E. correspondentie, waaronder e-mails en whatsapp-verkeer, tussen Groeneveldt, althans dhr. [persoon A] en/of haar medewerkers/vertegenwoordigers, en Bureau Veritas, in de periode vanaf 18 oktober 2022 tot heden verband houdende met de Overeenkomst dan wel het Addendum;
- het bovenstaande op straffe van een door Groeneveldt aan Seawing te betalen dwangsom van € 10.000,- per dag, een gedeelte van een dag te gelden als een gehele dag, dat Groeneveldt niet aan het te wijzen vonnis voldoet, zulks tot een maximum van € 1.000.000,- althans op straffe van een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom;
- met veroordeling van Groeneveldt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
Groeneveldt concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Seawing in haar vorderingen althans de vorderingen af te wijzen, kosten rechtens, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.

4.De beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
Seawing is gevestigd in Dubai, zodat het geschil een internationaal karakter heeft. Beoordeeld moet worden of de Nederlandse voorzieningenrechter bevoegd is.
4.2.
In dat kader heeft Seawing gesteld dat partijen een rechts- en forumkeuze zijn overeengekomen, wat inhoudt dat de rechter te Rotterdam bevoegd is om van geschillen tussen partijen kennis te nemen en dat Nederlands recht van toepassing is. Nu Groeneveldt dat niet heeft weersproken, gaat de voorzieningenrechter daarvan uit en acht hij zich bevoegd.
Vordering tot nakoming ex artikel 3:296 lid 1 BW
Ontvankelijkheid
4.3.
Groeneveldt stelt dat, mocht er al verschil van inzicht zijn over wat technisch wel of niet verstrekt dient te worden, Bureau Veritas als bindend adviseur op dat punt moet beslissen. Seawing is volgens Groeneveldt niet-ontvankelijk in haar vorderingen, omdat zij dit geschil niet conform artikel 4 lid 3 van het Addendum aan Bureau Veritas heeft voorgelegd.
4.4.
Het betoog van Groeneveldt slaagt niet. Seawing wijst er terecht op dat hier geen sprake is van een technische kwestie. Het gaat hier om de vraag of Groeneveldt haar verplichtingen uit het Addendum om bepaalde onderdelen en documentatie aan te leveren, al dan niet (behoorlijk) is nagekomen. Dat vergt uitleg van de bepalingen in het Addendum, waarvoor een technisch oordeel van Bureau Veritas niet nodig is.
Spoedeisend belang
4.5.
Seawing heeft voldoende gemotiveerd dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde nakoming. Zij heeft de onderdelen en documentatie (waaronder certificaten) nodig om het schip verder af te (laten) bouwen en tijdig te leveren aan haar opdrachtgever. Zij wenst verdere vertraging te voorkomen. Dagelijks lijdt zij schade, onder meer in de vorm van liggelden.
Beroep van Groeneveldt op finale kwijting
4.6.
Groeneveldt stelt dat het Addendum een vaststellingsovereenkomst is die volledig is nagekomen, zodat er op 3 juni 2024 finale kwijting is verleend en partijen contractueel hebben afgesproken dat zij daarna niets meer van elkaar te vorderen hebben.
4.7.
Het beroep van Groeneveldt op artikel 5 van het Addendum inzake finale kwijting slaagt niet. In dat artikel is bepaald dat partijen elkaar finale kwijting verlenen nadat is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de voorgaande artikelen, waaronder artikel 4. Tussen partijen is in geschil of Groeneveldt haar contractuele verplichtingen heeft vervuld. Zolang daarover geen overeenstemming is tussen partijen en een rechterlijke uitspraak op dat punt ontbreekt, kan van een finale kwijting geen sprake zijn. De mededeling van Groeneveldt aan Seawing in een mailbericht van 3 juni 2024 (productie 8 van Groeneveldt) dat er volledig uitvoering is gegeven aan het Addendum en als gevolg daarvan artikel 5 van het Addendum in werking is getreden, is een eenzijdige verklaring die bij gebreke van een uitdrukkelijke instemming van Seawing geen rechtsgevolg heeft.
Wat houdt de vordering tot nakoming concreet in?
4.8.
Seawing verwijst voor de vordering tot nakoming naar randnummer 33 van de dagvaarding, waarin zij de tekortkomingen aan de zijde van Groeneveldt heeft omschreven. De voorzieningenrechter begrijpt daaruit dat Seawing herstel van de tekortkomingen door Groeneveldt wenst op de – samengevat weergegeven – navolgende wijze:
herstel van verkeerd geleverde en niet goed geïnstalleerde ramen;
levering van de benodigde documentatie en certificaten van:
- de ramen;
- de waterdichte deuren;
- de Fassi-kraan;
- de powerpack van de Fassi-kraan;
- de geïnstalleerde koelers;
levering van de volgende documenten:
- BTW / TAX / exportvrijgave documenten;
- eigendom van alle project documenten;
- garantiecertificaten van onderdelen en romp;
- lijst van onderdelen met bijbehorende aantallen en specificaties;
levering van de volgende onderdelen:
- generatorsets;
- lieren ofwel winches;
- de A-framecilinders;
- de rollen die zijn bedoeld om te worden geïnstalleerd aan bakboordzijde;
- duikapparatuur.
Is er sprake van tekortkomingen aan de zijde van Groeneveldt?
4.9.
De door Seawing gestelde tekortkomingen zullen hierna achtereenvolgens worden behandeld.
Herstel van de ramen (4.8.a.)
4.10.
Uit artikel 4 lid 1 van het Addendum volgt dat Seawing het schip ‘as is where is’ heeft aanvaard, dat wil zeggen in de bouwkundige, technische, juridische, milieukundige en feitelijke staat waarin het schip zich bevond ten tijde van de ondertekening. Groeneveldt stelt onweersproken dat Seawing op 30 april 2024, dus vóór de ondertekening van het Addendum (en overigens ook op 29 mei 2024, vóór de betaling van de slotfactuur), het schip heeft geïnspecteerd en over de ramen die toen al geplaatst waren geen opmerkingen heeft gemaakt. Dat brengt met zich dat Seawing nu geen recht meer heeft om tegenover Groeneveldt te klagen over verkeerd geleverde of niet goed geïnstalleerde ramen.
4.11.
Het gevorderde herstel van de ramen wordt daarom afgewezen.
Levering van documenten en certificaten (4.8.b. en 4.8.c.)
4.12.
Seawing heeft niet duidelijk gemaakt wat voor documentatie en certificaten zij concreet wenst te ontvangen van Groeneveldt, anders dan het noemen van asbestcertificaten en garantiecertificaten. De stelling van Seawing dat Groeneveldt behoort te weten dat voornoemde certificaten moeten worden afgegeven omdat dat gebruikelijk is in de branche en Bureau Veritas de aanwezigheid van dergelijke documentatie verplicht stelt, is door Groeneveldt betwist en door Seawing niet onderbouwd. Verder is tussen partijen in geschil welke bestanden zijn opgeslagen in het portaal van Bureau Veritas. Volgens Groeneveldt staan alle relevante tekeningen, documentatie en contracten in het portaal van Bureau Veritas en heeft Seawing daar toegang toe. Groeneveldt voert, onder overlegging van een drietal certificaten (haar producties 9 t/m 11), aan dat de geplaatste ramen, stalen deuren en beunkoelers zijn goedgekeurd door Bureau Veritas en dat die certificaten in het portaal van Bureau Veritas zijn opgenomen. Volgens Seawing staan er echter alleen tekeningen opgeslagen in het portaal en ziet zij de overgelegde certificaten voor het eerst, zodat zij betwijfelt of zij volledige toegang heeft tot het portaal.
4.13.
De vraag welke documenten en certificaten kunnen worden ingezien in het portaal van Bureau Veritas en welke eisen Bureau Veritas stelt, leent zich niet voor een beoordeling in kort geding. Geen van partijen heeft informatie ingebracht, waaruit blijkt wat de visie van Bureau Veritas is op dat punt. Het ligt in de rede om dat alsnog te doen in een bodemprocedure. Daar kan worden beoordeeld welke documenten daadwerkelijk toegankelijk zijn op het portaal en in dat kader of er documenten ontbreken en of Bureau Veritas van mening is dat de door Seawing gestelde certificaten noodzakelijk zijn.
4.14.
Hetzelfde geldt voor onderdeel c. Seawing erkent dat Groeneveldt de verklaringen en documenten zoals bedoeld in artikel 4 lid 6 van het Addendum heeft afgegeven aan Seawing (zie randnummer 28 van de dagvaarding). Of Groeneveldt verplicht is om naast die verklaringen ook de onderliggende stukken aan te leveren, dient in een bodemprocedure te worden uitgezocht.
4.15.
Dat leidt tot afwijzing van de gevorderde levering van documenten en certificaten.
Levering van onderdelen (4.8.d.)
4.16.
Seawing stelt dat zij reeds heeft betaald voor de gevorderde onderdelen/goederen en dat Groeneveldt die onderdelen dient te leveren op grond van artikel 4 lid 3 van het Addendum en de daarin genoemde bijlage ‘Option 2’.
4.17.
Groeneveldt meent dat in artikel 4 lid 2 van het Addendum is vastgesteld wat de bereikte en niet bereikte mijlpalen (milestones) zijn. Uit dat lid vloeit verder voort dat alleen de bereikte mijlpalen leiden tot bezit ervan en dat niet-bereikte mijlpalen uitsluitend leiden tot een aanspraak op contractsoverneming zonder enige verdere garantie. Elke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor niet-bereikte mijlpalen zijn uitgesloten. De gevorderde onderdelen behoren tot de niet-bereikte mijlpalen en levering daarvan is daarom niet afdwingbaar, aldus Groeneveldt.
4.18.
In geschil is hoe artikel 4 leden 2 en 3 van het Addendum en Option 2, afzonderlijk en in samenhang bezien, moeten worden uitgelegd.
4.19.
De voorzieningenrechter volgt de uitleg van Groeneveldt niet. Uit lid 2 noch uit lid 3 kan worden geconcludeerd dat niet-bereikte mijlpalen alleen leiden tot een aanspraak op contractsoverneming. In lid 2 is weliswaar bepaald dat Seawing accepteert wat de daarin vastgestelde bereikte en niet-bereikte mijlpalen zijn, maar in lid 3 is vervolgens overeengekomen dat naast de levering van het schip (in onafgemaakte toestand) ook de aangeschafte onderdelen die zijn opgesomd in Option 2 onderdeel vormen van de bereikte mijlpalen. Dat blijkt ook uit de opbouw van de financiële afrekening in Option 2. Bovenaan de opsomming is vermeld: ‘
Ingekocht op dit project, betaald of een contract aangegaan’. De opsomming bevat niet alleen de romp van het schip (de ‘
barge tot nu toe’) maar ook specifieke onderdelen. Voor elk onderdeel is de waarde ervan gegeven en het totaalbedrag is nog vermeerderd met een marge van 10% voor Groeneveldt. Na verrekening met wat Seawing al had betaald, heeft Seawing het restant voldaan. Aldus heeft Seawing betaald voor de gespecificeerde onderdelen en heeft zij recht op aflevering daarvan. Dat bepaalde goederen nog niet waren aangekomen bij Groeneveldt, was voor partijen duidelijk. Voor die situatie is immers in lid 3 opgenomen: “
All items ordered by the Yard according to Option 2 for the ship, which are not yet present and need to be provided, will be delivered to the Client or the successor shipbuilder designated by the Client, as soon as they arrive at the Yard.” Dat heeft tot gevolg dat Groeneveldt gehouden is om de contracten die zij is aangegaan met leveranciers na te komen door voor de bestelde goederen te betalen zodat die worden geleverd en Groeneveldt haar verplichting jegens Seawing kan nakomen door de goederen door te leveren.
De uitleg die Groeneveldt eraan geeft, namelijk dat Seawing voor wat betreft de onderdelen van niet-bereikte mijlpalen alleen heeft betaald voor een contractsoverneming, zou tot gevolg hebben dat Seawing dubbel zou moeten betalen voor de benodigde onderdelen. Die niet voor de hand liggende uitleg volgt niet uit de bewoordingen en de strekking van artikel 4 van het Addendum en zou bovendien leiden tot het onaanvaardbare resultaat dat Groeneveldt ongerechtvaardigd wordt verrijkt. Groeneveldt heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een dergelijke uitleg zouden kunnen rechtvaardigen.
4.20.
De generatorsets, de lieren, de A-framecilinders en de duikapparatuur zijn opgenomen in de lijst van onderdelen/goederen in Option 2 waarvoor Seawing heeft betaald maar die zij nog niet heeft ontvangen. Door deze niet door te leveren, schiet Groeneveldt tekort in haar verplichtingen uit artikel 4 van het Addendum. Groeneveldt wordt dan ook veroordeeld om, in het kader van nakoming van het Addendum, deze onderdelen af te geven aan Seawing. Aan haar wordt daarvoor een termijn gegeven van 21 dagen na de betekening van dit vonnis. Aan die veroordeling wordt een dwangsom, zoals gevorderd, verbonden.
4.21.
De rollen die zijn bedoeld om te worden geïnstalleerd aan bakboordzijde, staan niet vermeld op de lijst van Option 2. Voor zover Seawing meent dat die rollen horen bij de romp van het schip, heeft te gelden dat zij na inspectie van het schip op 30 april 2024 het Addendum heeft ondertekend en daarmee de staat van het schip op dat moment heeft aanvaard. Groeneveldt heeft onweersproken gesteld dat de rollen tijdens de inspectie niet aanwezig waren. Seawing kan daar niet meer op terugkomen. Dit gedeelte van de vordering wordt dan ook afgewezen.
Vordering tot het verstrekken van afschrift en inzage ex artikel 843a Rv
4.22.
Artikel 843a lid 1 Rv verbindt vier cumulatieve voorwaarden aan de toewijsbaarheid van een vordering tot overlegging van stukken. Deze voorwaarden luiden als volgt: (1) op het moment van instellen van de vordering moet er sprake zijn van een rechtmatig belang bij inzage, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden, (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is en (4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet deze te zijner beschikking of onder zijn berusting hebben.
4.23.
Seawing stelt een rechtmatig belang te hebben bij verstrekking van en/of inzage in de gevraagde stukken. Ten eerste draagt zij nu het risico voor wat betreft het schip en alle toebehoren en dient zij haar verplichtingen na te komen richting de eindklant. In dat kader wenst zij inzicht in de financiële afspraken tussen Groeneveldt en betrokken partijen en de door Groeneveldt verrichte betalingen.
Ten tweede wenst Seawing met de gevorderde stukken in een bodemprocedure te bewijzen dat Groeneveldt haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen, niet te goeder trouw heeft gehandeld en ongerechtvaardigd is verrijkt, teneinde voor die schade schadeloos te worden gesteld.
4.24.
Het gestelde rechtmatig belang bij de veelheid aan gevorderde stukken ziet de voorzieningenrechter niet.
Voor zover in dit kort geding aannemelijk is geworden dat Groeneveldt tekort is geschoten in de verplichtingen uit hoofde van het Addendum of ongerechtvaardigd is verrijkt, wordt dat rechtgetrokken doordat Groeneveldt wordt veroordeeld tot levering van de betreffende onderdelen. Er is geen grond om daarnaast in dit kort geding de aanspraak van Seawing op inzage in en/of afgifte van een veelheid aan documenten te honoreren. Seawing heeft de vordering dermate ruim geformuleerd dat feitelijk niet kan worden gesproken van een vordering tot inzage/afgifte van bepaalde documenten. Voorts is aannemelijk dat de (onvoldoende specifieke) vordering tevens documenten omvat waarvan Groeneveldt er mede uit concurrentieoverwegingen gerechtvaardigd belang bij heeft die niet aan derden ter beschikking te stellen.
Ter zake van het belang van Seawing bij bepaalde stukken om het schip af te bouwen voor de eindklant, heeft Groeneveldt gemotiveerd aangevoerd dat de relevante contracten en bescheiden in het portaal van Bureau Veritas te raadplegen zijn en dat zij het portaal heeft opengesteld voor Seawing. Zoals gezegd, kan in dit kort geding niet goed worden beoordeeld welke stukken nodig zijn, of die al dan niet in het portaal staan en wat het standpunt van Bureau Veritas daarin is. Dat kan – zo nodig – in een bodemprocedure uitgezocht worden.
4.25.
Daarbij is het de vraag in hoeverre Groeneveldt de gevorderde stukken nog heeft. Zij heeft in dat verband verklaard dat alles wat Seawing nodig heeft beschikbaar is op het portaal en dat zij na het sluiten van het Addendum overige informatie, zoals e-mails, grotendeels heeft verwijderd.
4.26.
Dat betekent dat de vordering tot het verstrekken van en/of inzage in de gevraagde bescheiden wordt afgewezen.
Proceskosten
4.27.
Aangezien partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.28.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat Groeneveldt ervoor zorgdraagt dat het bedrag van € 3.500,- dat is gestort op de derdenrekening van de advocaat van Groeneveldt wordt terugbetaald aan Seawing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Groeneveldt om, binnen 21 dagen na de betekening van dit vonnis, de generatorsets, de lieren, de A-framecilinders en de duikapparatuur te leveren aan Seawing;
5.2.
veroordeelt Groeneveldt om aan Seawing een dwangsom te betalen van € 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Groeneveldt niet volledig aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling heeft voldaan, tot een maximum van € 1.000.000,- is bereikt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker op 2 december 2024.
2091 / 1729