ECLI:NL:RBROT:2024:1202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
C/10/672214 / JE RK 24-118
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een jeugdhulpaanbieder

Op 6 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de jeugdbescherming voor [voornaam minderjarige01] vertegenwoordigt. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de minderjarige, de vader en een vertegenwoordiger van de jeugdbescherming aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en haar mening meegenomen in de beoordeling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding. De moeder heeft het ouderlijk gezag, maar is door persoonlijke psychiatrische problematiek niet in staat om adequaat te zorgen voor [voornaam minderjarige01]. De vader, die geen gezag heeft, woont in België en heeft een beperkte rol in het leven van [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 12 mei 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, wat betekent dat de beschikking onmiddellijk in werking treedt.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat [voornaam minderjarige01] duidelijkheid krijgt over haar verblijfplaats en dat zij de juiste begeleiding en hulpverlening ontvangt. De jeugdbescherming is opgedragen om [voornaam minderjarige01] te blijven betrekken bij de ontwikkelingen en beslissingen die haar aangaan. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/672214 / JE RK 24-118
datum uitspraak: 6 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de jeugdbescherming,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2006 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
[vader01],
hierna te noemen de vader, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen van 15 januari 2025 mee in haar beoordeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige01] , die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader, met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de jeugdbescherming, mw. [naam01] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige01] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Kern van de zaak

2.1.
Deze zaak gaat over de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] voor de duur van de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Deze beslissing treedt meteen in werking.

3.De feiten

3.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
3.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een kamertrainingscentrum.
3.3.
Bij beschikking van 12 mei 2023 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 12 mei 2024. Bij deze beschikking is ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 12 mei 2023 tot 12 februari 2024.

4.Het verzoek

4.1.
De jeugdbescherming verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

5.De standpunten

5.1.
De jeugdbescherming heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het gaat goed met [voornaam minderjarige01] op het kamertrainingscentrum. [voornaam minderjarige01] heeft duidelijk aangegeven dat zij niet terug wil naar de moeder. In april aanstaande loopt de financiering voor [voornaam minderjarige01] om te wonen op het kamertrainingscentrum af. Vorige week heeft de jeugdbescherming een overleg gehad waarin duidelijk werd aangegeven dat er vanuit [voornaam minderjarige01] op dit moment geen duidelijke hulpvraag is. Voor een verlenging van de financiering moet er wel sprake zijn van een duidelijke hulpvraag. De komende periode zal hier met de begeleiding van [voornaam minderjarige01] vorm aan worden gegeven. Vanuit het kamertrainingscentrum kan [voornaam minderjarige01] doorstromen naar begeleid wonen, mits er een duidelijk hulpvraag is. [voornaam minderjarige01] heeft de wens uitgesproken om dichter bij haar netwerk te wonen. Wat betreft het aanvragen van het paspoort van [voornaam minderjarige01] moet de komende periode een afweging worden gemaakt of een procedure van vervangende toestemming kan worden opgestart, of dat gewacht wordt totdat [voornaam minderjarige01] meerderjarig is.
5.2.
Door en namens de vader wordt het volgende ter zitting aangevoerd. De vader maakt zich zorgen. Hij ziet dat het beter gaat met [voornaam minderjarige01] , maar vraagt zich af hoe het zit met haar vervolgplek en praktische zaken, zoals het aanvragen van het paspoort. De vader heeft geen gezag waardoor hij het paspoort niet kan aanvragen. Gesteld wordt dat ook de jeugdbescherming vervangende toestemming kan verzoeken via de rechtbank voor het aanvragen van een paspoort voor [voornaam minderjarige01] . De vader merkt op dat het contact beperkt is doordat hij in België woont. Hij begrijpt dat het voor zijn dochters lastig is om naar hem te komen. De vader hoopt dat [voornaam minderjarige01] kan blijven op de plek waar ze zit en dat ze een goede vervolgplek zal krijgen, waardoor ze niet hoeft terug te vallen op het netwerk.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter zal daarom de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] verlengen voor duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
6.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een kamertrainingscentrum. Bij de moeder is sprake van persoonlijke psychiatrische problematiek waardoor zij fysiek en emotioneel niet voldoende beschikbaar is om aan te sluiten bij de behoeftes van [voornaam minderjarige01] . Een plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader is nog altijd niet aan de orde. De vader is wisselend aanwezig in het leven van [voornaam minderjarige01] . Ook [voornaam minderjarige01] heeft te kennen gegeven graag in het kamertrainingscentrum te blijven wonen of elders begeleid te wonen. Het is voor [voornaam minderjarige01] van belang dat zij duidelijkheid krijgt over de plek waar zij verblijft. De kinderrechter vraagt de jeugdbescherming [voornaam minderjarige01] te blijven betrekken in de ontwikkelingen en beslissingen hieromtrent.
6.3.
Ondanks dat [voornaam minderjarige01] een positieve lijn laat zien, kan zij nog altijd zelfbepalend gedrag vertonen en moeilijk bereikbaar zijn voor de hulpverlening. Desondanks lijkt [voornaam minderjarige01] haar plek te hebben gevonden bij de kamertraining. Haar schoolverzuim is afgenomen en ze heeft een duidelijk doel voor haar toekomst. De komende periode zal daarom in het teken staan van het verder ontwikkelen van haar zelfstandigheid. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige01] hierbij nog de juiste begeleiding en hulpverlening krijgt. Ook is het van belang voor [voornaam minderjarige01] dat zij hulp krijgt bij praktische zaken, zoals het aanvragen van een paspoort.
6.1.
De kinderrechter merkt aanvullend op dat de vader in deze procedure abusievelijk is aangemerkt als belanghebbende. De vader heeft geen gezag en speelt op dit moment een beperkte rol in het leven van [voornaam minderjarige01] . Als de jeugdbescherming overgaat tot indiening van een nieuw verzoek en de omstandigheden niet zijn gewijzigd, zal de vader in die nieuwe procedure niet meer worden aangemerkt als belanghebbende.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 12 mei 2024;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat deze beschikking meteen in werking treedt, ook als er hoger beroep tegen deze beschikking wordt ingesteld;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 15 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.