ECLI:NL:RBROT:2024:12019

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
FT RK 24/1048 / FT RK 24/1049 / FT RK 24/1050 / FT RK 24/1051
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementsprocedure met betrekking tot een schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij verzoekers een dwangakkoord hebben aangevraagd. Verzoekers, die in financiële problemen verkeren, hebben een schuldregeling aangeboden aan hun dertien schuldeisers, waarvan één schuldeiser, aangeduid als [schuldeiser], weigerde in te stemmen. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 100% aan de preferente schuldeisers en 67,08% aan de concurrente schuldeisers. De totale schuldenlast van verzoekers bedroeg € 46.175,14, maar is inmiddels verlaagd naar € 42.422,59. De rechtbank heeft vastgesteld dat twaalf van de dertien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, wat een ruime meerderheid vormt.

De rechtbank heeft de omstandigheden van verzoekers in overweging genomen, waaronder de werkstatus van verzoeker als brandwacht en de arbeidsongeschiktheid van verzoekster, die een WIA-uitkering ontvangt. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekers kunnen bieden en dat de belangen van verzoekers en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de schuldeiser die weigerde. De rechtbank heeft het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en [schuldeiser] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de dwangregeling een gunstiger resultaat voor de schuldeisers zal opleveren dan de wettelijke regeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 26 november 2024
in de zaak van:
[verzoeker ] en [verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 2 augustus 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser] (hierna: [schuldeiser]);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 18 november 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • verzoekster;
  • mevrouw S. de Jong, werkzaam bij GR IJsselgemeenten (hierna: schuldhulpverlener);
  • mevrouw L. de Rooi, werkzaam bij Stichting Welzijn (hierna: begeleider);
  • mevrouw S. Akil, werkzaam bij [schuldeiser].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift dertien schuldeisers, waarvan één preferente en twaalf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 42.422,59 van verzoekers te vorderen. Verzoekers hebben bij brief van 19 april 2024 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 100% aan de preferente schuldeisers en 67,08% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast was toen € 46.175,14. De schuldenlast is derhalve lager geworden.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime als brandwacht en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Daarnaast is de aangeboden regeling gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van ongewijzigde voortzetting van haar WIA-uitkering. Verzoekster is voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en hun vaste lasten worden inmiddels door hun budgetbeheerder voldaan.
Twaalf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 34.531,97 op verzoekers, welke 67,08% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening en ter zitting heeft [schuldeiser] aangegeven dat verzoekers sinds 2012 betalingsachterstanden hebben bij [schuldeiser]. In alle daaropvolgende jaren hebben verzoekers nimmer een betalingsregeling afgesproken of op een andere manier contact opgenomen met [schuldeiser]. In december 2023 heeft [schuldeiser] de stabilisatieovereenkomst ontvangen en in april 2024 het aangeboden akkoord. [schuldeiser] is niet akkoord gegaan met aangeboden akkoord, omdat in de periode tussen de stabilisatieovereenkomst en het aangeboden akkoord de maandelijkse premie niet is betaald. Daarnaast is [schuldeiser] niet akkoord gegaan met het aangeboden akkoord, omdat verzoekers een aanbod hebben gedaan op basis van achttien maanden waarbij meer dan 50% van de vordering van [schuldeiser] wordt voldaan. De totale vordering van [schuldeiser] zou betaald kunnen worden als verzoekers een aanbod hadden gedaan op basis van 36 maanden. [schuldeiser] heeft ter zitting aangegeven dat zij mogelijk wel akkoord waren gegaan, indien zij meer informatie hadden gekregen over de persoonlijke omstandigheden van verzoekers. Naar het ter zitting horen van de persoonlijke omstandigheden heeft [schuldeiser] aangegeven haar standpunt niet te herzien, maar zich te refereren naar het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 67,08%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk twaalf van de dertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten GR IJsselgemeenten. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekers in staat moeten worden geacht. Verzoeker werkt fulltime als brandwacht en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Verzoekster ontvangt een WIA-uitkering en is voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekers het maximale ten behoeve van hun schuldeisers zullen afdragen, is voldaan. Verzoekers zitten in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekers van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekers zouden kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekers die vanuit een stabiele situatie hun schuldenproblematiek willen oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekers zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden en dat zij niet verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekers begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.