In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2024 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares, ondanks een tekortkoming in de nakoming van de inspanningsverplichting, recht heeft op een zogenoemde 'schone lei'. De schuldenares heeft in de periode van mei tot en met september 2024 geen sollicitatiebewijzen overgelegd, maar heeft in oktober 2024 wel bewijs van sollicitaties ingediend. Tevens heeft zij sinds november 2024 een baan bij Kruidvat, wat de rechtbank voldoende aannemelijk maakte dat zij zich heeft ingespannen om werk te vinden. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen gezien hun bijzondere aard en geringe betekenis buiten beschouwing kunnen blijven.
Daarnaast heeft de schuldenares een nieuwe schuld van € 2.063,- bij de Belastingdienst, ontstaan door teveel ontvangen kinderopvangtoeslag. Tijdens de zitting hebben de schuldenares en haar beschermingsbewindvoerder toegezegd dat zij de boedelvoorstand van € 1.363,87 zullen gebruiken om deze nieuwe schuld af te betalen. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat zij zich aan deze toezegging zullen houden.
De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.814,40, inclusief onkosten en omzetbelasting. De uitspraak biedt de schuldenares de mogelijkheid om haar financiële situatie te herstellen door de schone lei, waardoor onvoldaan gebleven vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door de betrokken partijen.