ECLI:NL:RBROT:2024:12002

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
10/057765-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door echtgenoot met mes, gevangenisstraf van 14 jaar opgelegd

In de zaak tegen de verdachte, die zijn echtgenote op 24 februari 2023 in Rotterdam heeft doodgestoken, heeft de rechtbank Rotterdam op 28 november 2024 uitspraak gedaan. De verdachte heeft zijn vrouw meermalen met een mes gestoken, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, ondanks zijn verweer dat de verwondingen per ongeluk zijn ontstaan tijdens een worsteling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord, maar doodslag bewezen verklaard. De officier van justitie had 14 jaar gevangenisstraf geëist, wat door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank heeft de impact van de daad op de nabestaanden en de brute wijze van handelen van de verdachte zwaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en blijft volhouden dat het een ongeluk was, wat de rechtbank als verwerpelijk heeft gekwalificeerd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, met schadevergoedingen voor affectieschade en shockschade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/057765-23
Datum uitspraak: 28 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] in [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadslieden mr. R.V. Paniagua en mr. M.C.A. Schulpen, advocaten te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Verdachte wordt er van verdacht dat hij, al dan niet met voorbedachte raad, zijn vrouw om het leven heeft gebracht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde feit, te weten moord;
  • bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, te weten doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ontbreekt aan wettig en overtuigend bewijs voor met voorbedachte raad handelen door de verdachte, zodat hij zonder verdere motivering van de impliciet primair ten laste gelegde moord zal worden vrijgesproken.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er geen sprake was van opzet op de dood, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte heeft verklaard dat hij in een worsteling met het slachtoffer verwikkeld is geraakt waarbij zij een mes heeft vastgehouden, dat de verdachte heeft geprobeerd van haar af te pakken. In die worsteling zijn de verwondingen mogelijk ontstaan. Hij ontkent aldus dat hij opzettelijk heeft gestoken en stelt dat de verwondingen per ongeluk zijn ontstaan, zodat op basis van zijn verklaring niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van zijn echtgenote en evenmin dat hij deze kans bewust heeft aanvaard.
4.3.
Beoordeling
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 februari 2023 omstreeks 17:35 uur heeft de politie de woning van de verdachte betreden naar aanleiding van een melding van het operationeel centrum (112) omtrent een vrouw die niet meer zou reageren en met het verzoek om de reanimatie op te starten. De verdachte was in de woning. Hij wees de politie op het levenloze lichaam van het slachtoffer, [slachtoffer] . Onder het lichaam van het slachtoffer is een keukenmes van circa 30 cm aangetroffen. Het overlijden van het slachtoffer is vastgesteld om 17:57 uur.
Bij het forensisch pathologisch onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer zijn circa 42 steek-, kras- of snijletsels vastgesteld. Zes steekletsels aan haar hals en nek hebben geleid tot dusdanig ernstig bloedverlies, dat deze letsels zonder meer het overlijden kunnen verklaren. De overige 13 steekletsels aan het lichaam kunnen door bloedverlies hebben bijgedragen aan de snelheid van het overlijden. De steek- en snijletsels ter hoogte van de rechteronderarm en handen kunnen goed passen bij af- en/of verweerletsel.
Naast de steek- en snijletsels waren er letsels aan de hals en in de bindvliezen van de oogleden als gevolg van toesnoerende, (samen)drukkende krachtinwerking op de hals. Ook werden er letsels ter hoogte van de neus en mond waargenomen die het gevolg zijn van stomp botsende en/of drukkende krachtinwerking. Beide – krachtinwerkingen aan hals en neus/mond – kunnen via belemmering van de ademhaling hebben geleid tot of hebben bijgedragen aan het overlijden.
4.3.2.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij rond 14:45 uur is thuisgekomen in zijn woning na een bezoek aan de moskee. Enige tijd later heeft hij ruzie gekregen met zijn echtgenote en is er een worsteling ontstaan, waarbij hij heeft geprobeerd het mes dat zij uit de keuken gepakt had, van haar af te pakken. Tijdens die worsteling zijn de verwondingen ontstaan, maar hij weet niet hoe de steken zijn ontstaan. Misschien heeft zijn vrouw dit deels zelf gedaan maar hij heeft dit niet gezien. Er was die middag niemand anders in de woning dan zijn vrouw en hijzelf.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat er in de middag van 24 februari 2023 in de woning van de verdachte en zijn vrouw een ruzie tussen hen is geweest en dat daarbij alleen de verdachte en zijn vrouw aanwezig waren. De vrouw van de verdachte heeft daarbij dodelijk letsel opgelopen. Het kan niet anders dan dat de verdachte haar dit letsel heeft toegebracht.
De lezing van de verdachte dat hij hier geen weet van heeft en er in ieder geval geen opzet op had, zelfs niet in voorwaardelijke zin, laat zich op geen enkele manier rijmen met de aard en omvang van de aan het lichaam van het slachtoffer vastgestelde letsels. Immers, niet is voor te stellen hoe in een worsteling, waarin de verdachte zich naar zijn eigen zeggen alleen maar heeft verdedigd, zo’n groot aantal steek- en snijletsels, op zoveel verschillende – waaronder fatale – plekken van het lichaam is ontstaan. Het is ondenkbaar dat de zes dodelijke steekletsels in de hals en nek, die elk op zichzelf tot een einde van het verzet van het slachtoffer zouden hebben geleid, per ongeluk zouden zijn ontstaan in een worsteling. Ook duiden de steek- en snijletsels aan de rechterhand en de rechteronderarm op een situatie waarin het – rechtshandige – slachtoffer het mes in ieder geval niet meer zelf vasthad. Tot slot geeft de (lezing van de) verdachte geen enkele verklaring voor de andere vormen van geweldpleging die ook aan de dood hebben kunnen bijdragen: het dichtdrukken van de keel en het smoren van de neus en mond.
Het steken door de verdachte op deze wijze, zeer vaak en ook op vitale plekken van het lichaam, en de andere geweldplegingen – wurgen en smoren – zijn naar hun verschijningsvorm zo zeer gericht geweest op de dood van zijn echtgenote dat de rechtbank vaststelt dat de verdachte met vol opzet heeft gehandeld.
Het andersluidende verweer verwerpt de rechtbank.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte op
24 februari 2023 zijn vrouw opzettelijk met messteken en door wurgen en smoren heeft gedood.
De impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 februari 2023 te Rotterdam
zijn vrouw/levensgezel [slachtoffer]
opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer]
meermalen, met een mes, in de hals en nek en borst, te steken en
die [slachtoffer] bij de hals te pakken en toesnoerende, samendrukkende of stomp botsende bewegingen te maken op haar hals en
door die [slachtoffer] te smoren, door de neus en mond van die [slachtoffer] af te sluiten door drukkende krachtinwerking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid

Het bewezen feit levert op:
doodslag.

6.Strafbaarheid feit en verdachte

6.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte een beroep op noodweerexces dan wel putatief noodweer toekomt omdat de echtgenote van de verdachte dreigend met een mes in haar hand op hem af kwam. Daardoor is bij hem een hevige gemoedsbeweging ontstaan. De verdachte werd angstig door het mes en de boosheid van zijn echtgenote en weet verder niet wat er toen is gebeurd. Door zijn verstandelijke beperking is de verdachte beperkt in het begrijpen en overzien van handelingen. Mogelijk heeft dit een rol gespeeld in het doorslaan en daarmee bij het ontstaan van het enorme letsel. Als de rechtbank dit verweer niet honoreert wordt een beroep gedaan op putatief noodweer. De verdachte verkeerde in de veronderstelling dat hij zich moest verdedigen tegen het dreigende gevaar van het mes waarmee hij door zijn echtgenote werd aangevallen.
6.2
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de enige onderbouwing voor het bestaan van een noodweersituatie of een situatie die de verdachte daarvoor mocht aanzien, wordt gevormd door de verklaring van de verdachte zelf. Deze verklaring vindt in het procesdossier onvoldoende steun. Het enkele feit dat de verdachte zelf een snijverwonding aan zijn hand had is daartoe onvoldoende. Die kan immers ook zeer wel zijn ontstaan bij het door hem met kracht hanteren van het mes, dus bij het toebrengen van de steekwonden. Verder stelt de rechtbank vast dat de verdachte wisselend heeft verklaard over de aanvang van de ruzie en over hoe en wanneer het slachtoffer een mes zou hebben gepakt. Hij heeft niet feitelijk duidelijk kunnen maken dat, en op welke wijze zijn vrouw hem vervolgens zou hebben aangevallen. Aldus is ook onduidelijk gebleven waarom hij zich niet aan de vermeende aanval had kunnen onttrekken. Een noodweersituatie is dan ook geenszins aannemelijk geworden. Het beroep op noodweerexces slaagt daardoor niet.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is evenmin aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een situatie waarin de verdachte verschoonbaar heeft kunnen dwalen ten aanzien van het bestaan van een noodweersituatie. Het beroep op putatief noodweer wordt eveneens verworpen.
Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsluiten. Het feit en de verdachte zijn dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doden van zijn vrouw. Hij heeft haar daarmee beroofd van haar meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven. Ook is daardoor aan hun gezamenlijke kinderen onherstelbaar leed toegebracht, nu zij niet alleen hun moeder, maar ook in zekere zin hun vader zijn verloren. Deze doodslag heeft diepe sporen nagelaten in hun levens en dat van de rest van de familie. De impact en het verdriet is op indrukwekkende wijze ter terechtzitting naar voren gebracht door één van de zoons.
De rechtbank weegt daarnaast mee de brute en nietsontziende wijze waarop de verdachte zijn vrouw in hun eigen woning te lijf is gegaan, de gruwelijke wijze waarop hij haar overal in haar lichaam heeft gestoken en gesneden en haar bovendien wurgde en smoorde.
De verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven. Ter terechtzitting bleef hij herhaaldelijk zeggen dat er sprake was van een ongeluk, een ‘natuurlijk incident’ en dat het zo geschreven stond. De verdachte legt hiermee alle verantwoordelijkheid buiten zichzelf en daarmee bemoeilijkt hij het verwerkingsproces bij de nabestaanden, in het bijzonder bij zijn eigen kinderen. De verdachte lijkt hiermee in geen enkel opzicht het verwerpelijke karakter van zijn handelen in te zien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte één keer eerder is veroordeeld maar lang geleden en niet voor een geweldsfeit.
7.3.2.
Rapportages
Over de verdachte is gerapporteerd door het Pieter Baan Centrum (PBC) op 29 juli 2024. Het PBC heeft een licht verstandelijke beperking en een acculturatieprobleem kunnen diagnosticeren maar doordat een delictscenario niet helder is geworden kan het geen uitspraak doen over de doorwerking van de psychopathologie bij het ten laste gelegde feit. Het PBC onthoudt zich daarom van een uitspraak ten aanzien van de toerekenbaarheid en het recidiverisico. Er is niet geadviseerd tot enige interventie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Nu er geen advies van gedragsdeskundigen op dit punt ligt en de rechtbank ook overigens geen aanknopingspunten ziet van een verminderde uit te gaan, acht zij de verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Zij vindt de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 14 jaar passend en geboden en zal die aan de verdachte opleggen. Voor het opleggen van de door de officier van justitie gevorderde gedragsbeïnvloedende maatregel ziet de rechtbank geen aanknopingspunten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben de volgende personen zich in het geding gevoegd:
  • [benadeelde 1] ;
  • [benadeelde 2] ;
  • [benadeelde 3] ;
  • [benadeelde 4] ;
  • [benadeelde 5] ;
  • [benadeelde 6] .
8.2.
Ingediende vorderingen
De benadeelde partijen vorderen de volgende schadevergoedingen.
- [benadeelde 1] :
o € 20.000 euro affectieschade;
o € 30.000 euro shockschade.
De shockschade is ontstaan doordat [benadeelde 1] direct is geconfronteerd met de verwondingen van het slachtoffer. Zij heeft de rituele wassing van de overledene, haar moeder, gedaan. Hierdoor heeft zij PTSS opgelopen.
- [benadeelde 2] :
o € 17.500 euro affectieschade.
- [benadeelde 3] :
o € 20.000 euro affectieschade;
o € 30.000 euro shockschade;
o € 16.650 euro materiële schade.
De shockschade is ontstaan doordat [benadeelde 3] het lichaam van haar moeder in de woning heeft zien liggen en daarbij de verwondingen heeft gezien. [benadeelde 3] is naar aanleiding hiervan psychotisch gedecompenseerd. Daarnaast wordt een forfaitaire vergoeding van materiële schade gevorderd voor één jaar studievertraging die is ontstaan door het gebeurde.
- [benadeelde 4] :
o € 20.000 euro affectieschade;
o € 30.000 euro voor de aantasting in de persoon op andere wijze;
o € 8.100 euro (primair) dan wel € 2.025 euro (subsidiair) materiële schade;
o € 15.000 euro aan toekomstige schade.
Het wegvallen van moeder (en eveneens deels van vader) is een inbreuk op de ontwikkeling en het (zelf)vertrouwen van een kind. Door het handelen van de verdachte is er sprake van een onrechtmatige daad jegens [benadeelde 4] . Daarnaast wordt een vergoeding van materiële schade gevorderd vanwege het gederfd levensonderhoud. Primair wordt uitgegaan van een maandelijkse bijdrage van € 100 euro door de moeder voor de duur van 81 maanden, subsidiair wordt uitgegaan van € 25 euro per maand als de minimale maandelijkse bijdrage in de behoefte van een kind voor de duur van 81 maanden. De toekomstige schade wordt gevorderd met het oog op een eventuele behandeling van de vordering in hoger beroep. De vordering zal alsdan worden onderbouwd en ligt nu gereed voor niet-ontvankelijk verklaring.
- [benadeelde 6] :
o € 20.000 euro affectieschade;
- [benadeelde 5] :
o € 20.000 euro affectieschade.
Op nadere vragen van de rechtbank heeft de advocaat van de benadeelde partij aangevoerd dat [benadeelde 5] weliswaar een ernstige verstandelijke beperking heeft en dat de verhouding tussen hem en zijn moeder zodanig complex was, dat zijn moeder niet bij hem op bezoek kon, maar dat niet uitgesloten kan worden dat hij emotionele gevolgen ondervindt door het overlijden van zijn moeder. Uit de wetsgeschiedenis volgt voorts dat een affectieve band verondersteld moet worden en uit een aantal uitspraken van onder meer het gerechtshof ’s-Hertogenbosch volgt dat ook als er al geruime tijd geen contact is geweest tussen een ouder en een kind, toekenning van de forfaitaire affectieschade op zijn plaats is. Deze situatie laat zich daarmee vergelijken.
8.3.
Standpunt officier van justitie
De toekomstige schade van € 15.000 euro, ingediend ten behoeve van [benadeelde 4] , is niet onderbouwd, maar ingediend met het oog op een eventuele behandeling in hoger beroep. De vordering dient daarom voor dat deel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor het overige zijn alle vorderingen voldoende onderbouwd en komen zij voor toewijzing in aanmerking, inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.
Standpunt verdediging
Het standpunt van de verdediging is dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, dan wel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het ten laste gelegde. Gelet op het voorgaande dienen de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor het geval de rechtbank wel tot een veroordeling komt kiest de verdediging er voor geen verweer te voeren tegen de vorderingen.
8.5.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen, met uitzondering van [benadeelde 5]
, door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
8.5.1.
Shockschade
Voor zover de benadeelde partijen vergoeding van immateriële schade hebben gevorderd op grond van geleden shockschade, zijn die vorderingen telkens genoegzaam onderbouwd en zullen deze als onweersproken in hun geheel worden toegewezen.
8.5.2.
Schade door de aantasting in de persoon op andere wijze
Voor zover de benadeelde partijen vergoeding van immateriële schade hebben gevorderd op grond van schade door de aantasting in de persoon op andere wijze, is die vordering genoegzaam onderbouwd en zal deze als onweersproken in haar geheel worden toegewezen, nu is komen vast te staan dat aan die benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
8.5.3.
Affectieschade
De gevorderde affectieschade zal, met uitzondering van [benadeelde 5] , worden toegewezen aan de benadeelde partijen. Die vorderingen voldoen aan de daarvoor geldende uitgangspunten en zijn overeenkomstig het forfaitaire stelsel.
8.5.3.1.
Vordering [benadeelde 5]
Anders dan de advocaat van [benadeelde 5] heeft bepleit, ziet de rechtbank geen mogelijkheid de vordering van [benadeelde 5] in deze procedure (verder) te behandelen en beoordelen. Zij beschikt over beperkte informatie over de toestand van [benadeelde 5] en kan als gevolg daarvan niet uitsluiten dat hij vanwege zijn beperkingen geen besef heeft van het overlijden van zijn moeder. De vraag of er sprake is van besef bij [benadeelde 5] en ook de – principiële – vraag of er überhaupt sprake moet zijn van besef van de situatie en de daaruit voortvloeiende vraag of bij het ontbreken van enig besef dan niet toch het ondervinden van leed verondersteld moet worden, laten zich niet beantwoorden op basis van de beschikbare informatie. Dat vergt verder en zorgvuldig onderzoek waar deze strafprocedure zich niet voor leent en wat dus een onevenredige belasting daarvan oplevert. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.5.4.
Materiële schade
In de vordering van toekomstige schade van € 15.000,- verklaart de rechtbank [benadeelde 4] niet ontvankelijk nu deze niet is onderbouwd.
Voor het overige overweegt de rechtbank dat voor zover de benadeelde partijen vergoeding van materiële schade hebben gevorderd, die (primaire) vorderingen telkens genoegzaam zijn onderbouwd. Die zullen dan ook als onweersproken worden toegewezen.
8.5.4.1.
Wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van alle benadeelde partijen waarbij de vordering is toegewezen zal de te vergoeden schade worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2023. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.5.4.2.
Proceskosten
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.5.4.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen van:
  • [benadeelde 1] : € 50.000 euro;
  • [benadeelde 2] : € 17.500 euro;
  • [benadeelde 3] : € 66.650 euro;
  • [benadeelde 4] : € 58.100 euro;
  • [benadeelde 6] : € 20.000 euro.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van [benadeelde 5] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de hierna genoemde benadeelde partijen:
- [benadeelde 1] , een bedrag van
€ 50.000 euro (zegge: vijftigduizend euro),bestaande uit € 20.000 euro affectieschade en € 30.000 euro shockschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [benadeelde 2] , een bedrag
van € 17.500 euro (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro),bestaande uit affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
24 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [benadeelde 3] , een bedrag van
€ 66.650 euro (zegge: zesenzestigduizend zeshonderdvijftig euro), bestaande uit € 20.000 euro affectieschade, € 30.000 euro shockschade en € 16.650 euro materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [benadeelde 4] , een bedrag van
€ 58.100 euro (zegge: achtenvijftigduizend honderd euro), bestaande uit € 20.000 euro affectieschade, € 30.000 euro immateriële schade en € 8.100 euro materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade;
- [benadeelde 6] , een bedrag van
€ 20.000 euro (zegge: twintigduizend euro), bestaande uit affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat te betalen de bedragen ten behoeve van de hierna genoemde benadeelde partijen:
- [benadeelde 1] , een bedrag van
€ 50.000 euro(hoofdsom,
zegge: vijftigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 50.000 euro niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
285 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- [benadeelde 2] , een bedrag van
€ 17.500 euro(hoofdsom,
zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 17.500 euro niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
122 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- [benadeelde 3] , een bedrag van
€ 66.650 euro(hoofdsom,
zegge: zesenzestigduizend zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 66.650 euro niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
340 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- [benadeelde 4] , een bedrag van
€ 58.100 euro(hoofdsom,
zegge: achtenvijftigduizend honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 58.100 euro niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
312 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- [benadeelde 6] , een bedrag van
€ 20.000 euro(hoofdsom,
zegge: twintigduizend euro), vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.000 euro niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
135 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart niet-ontvankelijk de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] ;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. M. van Kuilenburg en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke en L.S.F. Claeys, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier L.S.F. Claeys is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te Rotterdam
zijn vrouw/levensgezel [slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer]
42 keer, althans meermalen, met een mes, in elk geval een scherp/puntig voorwerp in/op de hals en/of nek en/of borst, in elk geval het lichaam te steken en/of snijden en/of
door die [slachtoffer] te wurgen, althans die [slachtoffer] bij de hals te pakken en toesnoerende, (samen)drukkende en/of stomp botsende bewegingen te maken op haar hals en/of
door die [slachtoffer] te smoren, althans de neus en mond van die [slachtoffer] af te sluiten door drukkende krachtinwerking.