ECLI:NL:RBROT:2024:1200

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
C/10/671494 / JE RK 23-2992
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 6 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De zaak werd behandeld in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West betrokken was. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag. De moeder woont met de kinderen, terwijl de vader niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de kinderen, die oorspronkelijk was ingesteld tot 21 februari 2024, met zes maanden wordt verlengd. Dit besluit is genomen omdat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn en de omgangsregeling met de vader niet wordt nagekomen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat er onrust in de thuissituatie van de moeder is geweest, met incidenten die fysieke onveiligheid voor de moeder en de kinderen met zich meebrachten. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk in werking treedt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 21 augustus 2024, en de jeugdbescherming zal een borgingsplan opstellen om de situatie van de moeder en de kinderen te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/671494 / JE RK 23-2992
datum uitspraak: 6 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de jeugdbescherming,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2012 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2016 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
[vader01],
hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
het verzoekschrift met bijlagen van 28 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de jeugdbescherming, mw. [naam01] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.Kern van de zaak

2.1.
Deze zaak gaat over de verlening van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . De kinderrechter heeft hierover geoordeeld en bepaald dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] met zes maanden wordt verlengd. Deze beslissing treedt meteen in werking.

3.De feiten

3.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
3.2.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wonen bij de moeder.
3.3.
Bij beschikking van 21 februari 2023 zijn [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht gesteld tot 21 februari 2024.

4.Het verzoek

4.1.
De jeugdbescherming verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit betekent dat de jeugdbescherming aan de kinderrechter vraagt om te bepalen dat de beslissing meteen in werking treedt, ook als partijen in hoger beroep zouden gaan.

5.De standpunten

5.1.
De jeugdbescherming heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Gezien wordt dat moeder de afgelopen periode is gegroeid. Nadat er de afgelopen weken incidenten in de thuissituatie van de moeder hebben plaatsgevonden, heeft de moeder gelijk contact opgenomen met de jeugdbescherming om alles te bespreken en heeft zij hierin goed gehandeld. Vorige week heeft er weer een incident plaatsgevonden met de ex-partner van de moeder, waarna de moeder aangifte heeft gedaan. De moeder weet goed gebruik te maken van haar netwerk. Gezien wordt dat ze steun vraagt, maar ook dat ze het aan kan. Ook heeft de jeugdbescherming gezien dat de kinderen contact wensen met vader. De kinderen gaan met de hulpverleners van Coachpoint een brief schrijven aan de vader. Vanuit de jeugdbescherming lukt het niet om met vader in gesprek te komen. De jeugdbescherming is voornemens een brief te versturen naar vader om weer in contact met hem te treden.
5.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de jeugdbescherming. De moeder stelt dat het goed gaat, maar het kan beter. De kinderen en moeder maken veel mee. Ze is blij dat de kinderen begonnen zijn bij Devotas. De moeder merkt aan zowel [voornaam minderjarige02] als [voornaam minderjarige01] dat zij hierdoor beter over hun gevoelens kunnen praten. Ook de moeder heeft baat bij de hulpverlening vanuit Coachpoint, Devotas en de jeugdbescherming. De moeder ervaart de ondertoezichtstelling niet als een last, maar als een hulpmiddel. Daarnaast heeft moeder veel last van de incidenten met haar ex-vriend. Er is op dit moment sprake van een contactverbod. Tenslotte hoopt de moeder dat de vader reageert op het verzoek van de kinderen. Ze vindt dat de kinderen de vader erg missen en een antwoord verdienen.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria. [1] De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verlengen voor de duur van zes maanden. [2] De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
6.2.
Gebleken is dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De zorgen zijn onvoldoende verminderd. Duidelijk is geworden dat de vastgestelde omgangsregeling nog altijd niet wordt nagekomen. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] hebben inmiddels meer dan een jaar geen contact gehad met de vader, terwijl zij dit contact wel wensen.
6.3.
Daarnaast is er de afgelopen periode sprake geweest van onrust in de thuissituatie bij de moeder omdat zij haar relatie, met haar inmiddels ex-vriend, heeft verbroken. Sinds de beëindiging van de relatie hebben meerdere incidenten plaatsgevonden, waarbij sprake is geweest van fysieke onveiligheid voor de moeder en de kinderen.
6.4.
Het is positief dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] sinds juni 2023 zijn gestart met hulpverlening bij Devotas. Zij kunnen hier spreken over de gebeurtenissen die zij in de afgelopen jaren hebben meegemaakt. Gezien wordt dat zij hier baat bij hebben. Daarnaast heeft de jeugdbescherming de afgelopen periode getracht in contact te treden met vader. De jeugdbescherming wil onderzoeken wat de komende jaren de rol van vader zal zijn in het leven van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . Het is voor [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] van belang dat zij hierin duidelijkheid ervaren. Tenslotte is de jeugdbescherming voornemens om een sterk borgingsplan op te stellen, zodat moeder mogelijk over zes maanden stevig genoeg in haar schoenen staat om de hulpverlening in het vrijwillige kader voort te zetten.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] tot 21 augustus 2024;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat de beschikking meteen in werking treedt, ook als er hoger beroep tegen deze beschikking wordt ingesteld.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 15 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Zoals genoemd in art. 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Art. 1:260 BW.