Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 juli 2024, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van het mondeling antwoord;
- de brief van 11 oktober 2024 van de gemachtigde van Woonstad, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder weigerde de wisselwoning te verlaten, omdat hij stelde dat de nieuwe woning, die hij had gehuurd van Woonstad, niet geschikt was om in te wonen vanwege lekkage en andere gebreken. De huurder had de huur van de nieuwe woning niet betaald en was ook niet verschenen op de zitting. De kantonrechter oordeelde dat de huurder de wisselwoning moest ontruimen en dat hij de huurachterstand van € 10.012,93 moest betalen. Woonstad was bereid om een betalingsregeling te treffen, mits de huurder zich aan de afspraken hield. De kantonrechter benadrukte dat de huurder de wisselwoning moest ontruimen, omdat de huurovereenkomst voor deze woning was geëindigd. De huurder had erkend dat hij nog niet in de nieuwe woning was gaan wonen, maar de kantonrechter oordeelde dat hij niet had aangetoond dat de nieuwe woning onbewoonbaar was. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Woonstad het vonnis onmiddellijk kon uitvoeren, ook als de huurder in hoger beroep ging.