Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoeker] (ontvangen op 15 juli 2024), met producties;
- de brief van [verzoeker] van 3 september 2024, met producties 12 en 13.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, aangeduid als [verweerder]. De werknemer heeft anderhalf jaar voor de werkgever gewerkt zonder ooit loon te ontvangen. De werknemer stelde dat er een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen, die stilzwijgend was verlengd tot 14 november 2024. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst inderdaad tot stand was gekomen, ondanks het ontbreken van een handtekening op de overeenkomst. De werkgever heeft verzuimd om het loon te betalen, wat leidde tot ernstige verwijtbaarheid. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op 14 november 2024 en dat de werknemer recht heeft op een billijke vergoeding van € 5.000,- en een transitievergoeding van € 1.417,01. Daarnaast is de werkgever veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon van € 48.782,67, inclusief wettelijke verhogingen en rente. De kantonrechter heeft ook het concurrentiebeding vernietigd en de werkgever verplicht om loonstroken en een eindafrekening te verstrekken. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen.