ECLI:NL:RBROT:2024:11995

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
11211673 \ HA VERZ 24-54
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer wegens ernstig verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen STAR Resources B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. STAR, een uitzendbureau, had de arbeidsovereenkomst met [verweerder] aangegaan op 23 januari 2024. De werknemer was werkzaam als werktuigkundige en werd ter beschikking gesteld aan RWE Generation NL B.V. Echter, na een periode van ziekte en afwezigheid, heeft RWE de overeenkomst opgezegd wegens niet functioneren en geringe inzetbaarheid van [verweerder]. Ondanks herhaalde pogingen van STAR om contact te leggen, heeft [verweerder] niet gereageerd op berichten en is hij niet verschenen op uitnodigingen voor gesprekken.

STAR heeft vervolgens verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op basis van verwijtbaar handelen van [verweerder]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds 29 april 2024 niet meer op het werk is verschenen en niet bereikbaar was voor STAR. Dit werd als ernstig verwijtbaar handelen aangemerkt, wat leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst ontbonden kon worden zonder transitievergoeding. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat [verweerder] de eigendommen van RWE, waaronder werkkleding en een tablet, diende terug te geven, en dat hij de proceskosten moest vergoeden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

De beslissing van de kantonrechter is als volgt: de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 4 oktober 2024, [verweerder] moet de eigendommen van RWE binnen een week retourneren, en hij moet de proceskosten van in totaal € 808,- betalen aan STAR.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11211673 \ HA VERZ 24-54
datum uitspraak: 4 oktober 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
STAR Resources B.V.,
vestigingsplaats: Moerdijk,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.M. Buist,
tegen
[verweerder],
woonplaats: Dordrecht,
verweerder,
die niet is verschenen
De partijen worden hierna ‘Star’ en ‘ [verweerder] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van Star (ontvangen op 15 juli 2024), met bijlagen;
  • de brief van Star van 16 september 2024, met een kopie van een deurwaardersexploot van 16 augustus 2024.
1.2.
Op 23 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens Star aanwezig [persoon A] , bijgestaan door mr. J.M. Buist en haar kantoorgenoot mr. A. Heidsma. [verweerder] is niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Star is een uitzendbureau dat zich voornamelijk bezighoudt met het ter beschikking stellen van personeel onder leiding en toezicht van opdrachtgevers in de petrochemische industrie en energiesector.
2.2.
[verweerder] is vanaf 23 januari 2024 bij Star in dienst op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van [verweerder] is werktuigkundige met een salaris van € 5.100,48 per 4 weken. [verweerder] is door Star ter beschikking gesteld bij het bedrijf RWE Generation NL B.V. (hierna: RWE).
2.3.
RWE heeft op 6 mei 2024 de “overeenkomst betreffende de inzet van [verweerder] ” opgezegd wegens het niet functioneren en geringe inzetbaarheid van [verweerder] . Volgens RWE heeft [verweerder] in de periode van 23 januari 2024 tot en met 5 mei 2024 61 dagen kunnen werken, maar was hij daarvan 18 dagen afwezig in verband met ziekte en had hij 6 dagen verlof opgenomen. Daarnaast had [verweerder] volgens RWE op 29 april 2024 een verplichte cursus, maar heeft hij zich niet bij zijn teamleider afgemeld. [verweerder] heeft vervolgens vanaf 30 april 2024 niet meer gereageerd op berichten van RWE.
2.4.
[persoon B] , Senior Consultant en tevens de contactpersoon van [verweerder] bij Star, heeft vervolgens op 6 en 7 mei 2024 telefonisch contact gezocht met [verweerder] . Deze oproepen bleven onbeantwoord.
2.5.
Op 8 mei 2023 heeft Star een e-mailbericht gestuurd aan [verweerder] en hem uitgenodigd voor een gesprek op 10 mei 2024 om zijn kant van het verhaal te horen en om naar een nieuwe opdrachtgever te kunnen zoeken. [verweerder] is op dit gesprek niet verschenen. Star heeft hem diezelfde dag berichten gestuurd en gebeld, maar geen contact gekregen met [verweerder] . Star heeft [verweerder] vervolgens per e-mailbericht uitgenodigd voor een gesprek op 15 mei 2024, maar [verweerder] is zonder bericht niet op dit gesprek verschenen.
2.6.
Star heeft [verweerder] op 16 mei 2024 een brief gestuurd om hem nogmaals te informeren over de opzegging vanuit RWE. Star heeft daarnaast [verweerder] medegedeeld dat per direct (vanaf periode 5) zijn loon wordt stopgezet op grond van artikel 7:628 lid 1 BW. Star heeft [verweerder] tevens uitgenodigd voor een gesprek op 22 mei 2024. [verweerder] is op dit gesprek niet verschenen. Star heeft vervolgens [verweerder] op 22 en 24 mei 2024 geprobeerd te bellen en ook zijn vriendin, die als noodcontactpersoon genoteerd stond, maar heeft geen gehoor gekregen.
2.7.
Op 30 mei 2024 zijn twee medewerkers van Star naar de woning van [verweerder] gereden om hem te zien en een brief aan hem te overhandigen. Zij troffen [verweerder] niet thuis aan, waardoor ze de brief met daarbij een vaststellingsovereenkomst in de brievenbus hebben gedaan.
2.8.
Bij brief van 12 juni 2024, zowel verzonden per e-mail als per aangetekende post, heeft de gemachtigde van Star nog een keer een vaststellingsovereenkomst aangeboden aan [verweerder] . Op deze brief heeft [verweerder] niet gereageerd.

3.Het verzoek

3.1.
Star verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Primair omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten (e-grond). Subsidiair omdat sprake is van omstandigheden die niet in de wet zijn genoemd, waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (h-grond). Volgens Star is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, zodat zij verzoekt om geen transitievergoeding toe te kennen aan [verweerder] en de arbeidsovereenkomst op een zo’n kortst mogelijke termijn te ontbinden.
3.2.
Star legt hieraan het volgende ten grondslag. [verweerder] heeft ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten door sinds 29 april 2024 zonder bekende redenen niet meer op het werk te verschijnen en door niet bereikbaar te zijn voor Star. Daarnaast is Star via LinkedIn bekend geworden dat [verweerder] sinds juni 2024 een andere baan heeft dan wel ander werk verricht.
3.3.
Star verzoekt ook dat [verweerder] wordt veroordeeld om de nog in zijn bezit zijnde eigendommen van RWE terug te geven op straffe van een dwangsom.

4.De beoordeling

[verweerder] heeft geen verweer gevoerd
4.1.
[verweerder] is niet op de zitting verschenen en heeft evenmin schriftelijk verweer gevoerd. Star heeft [verweerder] bij deurwaardersexploot van 16 augustus 2024 opgeroepen om op de mondelinge behandeling van 23 september 2024 te verschijnen en heeft tevens een exemplaar van het verzoekschrift aan [verweerder] laten betekenen. Het exploot is in persoon aan [verweerder] afgegeven, zodat hij op de hoogte moet worden geacht van het onderhavig verzoek en de zittingsdatum. [verweerder] heeft desondanks geen verweer gevoerd en is niet op de zitting verschenen. Dat betekent dat de door Star aangevoerde feiten en omstandigheden (die hiervoor onder 2. zijn weergegeven) als onweersproken zijn komen vast te staan en dat de kantonrechter in deze procedure van die feiten en omstandigheden zal uitgaan.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden
4.2.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Er is namelijk voldaan aan de voorwaarden voor opzegging en er geldt geen opzegverbod (artikel 7:671b lid 2 BW).
Hierna wordt uitgelegd waarom.
Er is een redelijke grond
4.3.
Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW). De kantonrechter vindt dat daarvan sprake is, namelijk van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] , waardoor het niet redelijk is om de arbeidsovereenkomst voort te laten duren (artikel 7:669 lid 3 onder e BW).
4.4.
[verweerder] is volgens Star sinds 29 april 2024 niet meer op het werk verschenen en reageert niet op haar berichten. Uit de stellingen van Star blijkt dat zij veel pogingen heeft ondernomen om [verweerder] te bereiken, maar dat het haar niet lukt om met [verweerder] in contact te komen. Ook na de door Star opgelegde loonstop en brief van haar advocaat reageert [verweerder] niet. [verweerder] is daarnaast volgens zijn LinkedIn-pagina inmiddels ergens anders werkzaam en is in juni 2024 zelfs een korte periode werkzaam geweest bij een relatie van Star, namelijk Shell Nederland Chemie B.V, zonder Star hiervan op de hoogte te stellen. In deze situatie is sprake van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW.
4.5.
De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat dit handelen als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt, omdat van een werknemer verwacht mag worden dat hij op zijn werk verschijnt, bereikbaar is voor zijn werkgever en zijn arbeidsovereenkomst zelf opzegt als hij een andere baan heeft gevonden. [verweerder] heeft echter al maanden niets van zich laten horen.
[verweerder] kan niet worden herplaatst
4.6.
Voor ontbinding is verder vereist dat [verweerder] niet binnen een redelijke termijn kan worden herplaatst in een andere passende functie (artikel 7:669 lid 1 BW). Omdat echter sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] ligt het niet voor de hand dat [verweerder] kan worden herplaatst, zodat aan deze voorwaarde is voldaan.
Er geldt geen opzegverbod
4.7.
Nog een vereiste voor ontbinding is dat er geen opzegverbod geldt waardoor ontbinding niet is toegestaan. Aan die eis is ook voldaan. Er geldt namelijk geen opzegverbod.
De arbeidsovereenkomst eindigt op 4 oktober 2024
4.8.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 4 oktober 2024 (artikel 7:671b lid 9 BW). Daarbij is geen rekening gehouden met de opzegtermijn en de duur van de procedure omdat sprake is van ernstige verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] .
Star hoeft geen transitievergoeding te betalen
4.9.
Star hoeft geen transitievergoeding aan [verweerder] te betalen omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] (artikel 7:673 lid 7 BW). Hiervoor is al uitgelegd waarom dat zo is.
[verweerder] moet de eigendommen van RWE teruggeven
4.10.
Volgens Star heeft [verweerder] nog eigendommen van RWE in zijn bezit, namelijk werkkleding, een tablet, een telefoon en een badge. Omdat [verweerder] geen verweer heeft gevoerd, wordt aangenomen dat hij deze eigendommen van RWE nog in zijn bezit heeft. Volgens Star heeft RWE meerdere keren aan haar gevraagd dat [verweerder] deze eigendommen retourneert. De kantonrechter ziet gelet hierop voldoende reden om [verweerder] te veroordelen om de werkkleding, tablet, telefoon en badge die hij nog van RWE in zijn bezit heeft aan RWE te retourneren. De gevorderde dwangsom van € 100,- per dag wordt gemaximeerd toegewezen zoals hierna bepaald.
[verweerder] moet de proceskosten betalen
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat hij zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen. De kantonrechter begroot de kosten die [verweerder] aan Star moet betalen op € 130,- aan griffierecht en € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 808,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
4.12.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst per 4 oktober 2024;
5.2.
veroordeelt [verweerder] om de eigendommen die hij nog van RWE in zijn bezit heeft, zijnde werkkleding, een tablet, een telefoon en een badge, aan RWE af te geven binnen één week na betekening van deze beschikking, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat [verweerder] met volledige afgifte in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-.
5.3.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, die aan de kant van Star worden begroot op € 808,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat deze beschikking is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688