ECLI:NL:RBROT:2024:1199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
C/10/671943 / JE RK 24-79
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 6 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van [voornaam minderjarige01], geboren in 2008, betreffende een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geoordeeld dat [voornaam minderjarige01] onder toezicht wordt gesteld voor de duur van een jaar en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend voor negen maanden. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [voornaam minderjarige01], die momenteel in een crisisopvang verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij werd aangegeven dat de pleegvader niet in staat is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen en dat er ernstige zorgen zijn over de emotionele en fysieke veiligheid van [voornaam minderjarige01]. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat [voornaam minderjarige01] hoopt op een veilige woonplek en dat er behoefte is aan hulpverlening om haar problemen aan te pakken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [voornaam minderjarige01] zo ernstig is dat een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk in werking treedt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/671943 / JE RK 24-79
datum uitspraak: 6 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2008 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[pleegvader01],
hierna te noemen: de pleegvader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. ter Haar-Bas, kantoorhoudende te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de jeugdbescherming.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen van 10 januari 2024;
  • het nagekomen Raadsrapport van 25 januari 2024;
  • het e-mailbericht van mr. ter Haar-Bas met als bijlage een e-mailbericht van de vader van 1 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige01] , die na afloop van de mondelinge behandeling apart is gehoord;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam01] ;
  • twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam02] en mw. [naam03] ;
  • de advocaat van de pleegvader.
De pleegvader is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de pleegvader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige01] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens dit gesprek is naar voren gekomen dat [voornaam minderjarige01] hoopt een vaste plek te krijgen op een kamertrainingscentrum of op een groep waar zij begeleid kan wonen. Ook loopt [voornaam minderjarige01] tegen praktische problemen aan, zoals het afsluiten van een telefoonabonnement of het kopen van kleren. Zij hoopt dat hiervoor een oplossing komt. Ze kan haar problemen bespreken met haar jeugdreclasseerder en vrienden. Concluderend is [voornaam minderjarige01] het eens met het verzoek van de Raad.

2.Kern van de zaak

2.1.
Deze zaak gaat over het verzoek tot de ondertoezichtstelling en het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat [voornaam minderjarige01] onder toezicht wordt gesteld voor de duur van een jaar. Ook heeft de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van negen maanden. Deze beslissing treedt meteen in werking.

3.De feiten

3.1.
De pleegvader is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
3.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft op een crisisopvang.
3.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 10 november 2023 [voornaam minderjarige01] voorlopig
onder toezicht gesteld tot 10 februari 2024. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook
een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een
jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken. Bij beschikking van 23 november 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 10 februari 2024.

4.Het verzoek

4.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit betekent dat de Raad aan de kinderrechter vraagt om te bepalen dat de beslissing meteen in werking treedt, ook als er hoger beroep tegen de beslissing van de kinderrechter wordt ingesteld.

5.De standpunten

5.1.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad heeft zorgen over de beschuldigen die [voornaam minderjarige01] heeft geuit. De samenwerking vanuit de pleegvader is op dit moment gestopt. Daardoor heeft de Raad geen zicht kunnen verkrijgen op de thuissituatie bij de pleegvader. [voornaam minderjarige01] heeft vele wisselingen en verlieservaringen meegemaakt. Op dit moment ervaart zij een verstoorde relatie met haar opvoeders. Gezien wordt dat [voornaam minderjarige01] steeds meer zelfbepalend is. De Raad ziet ook dat het vertrouwen van pleegvader is beschadigd. De Raad stelt dat een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk zijn. [voornaam minderjarige01] moet naar een woonvorm waar zij veiligheid zal ervaren en waar ze leert relaties aan te gaan. Ook vindt de Raad het belangrijk dat wordt onderzocht of het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de pleegvader kan worden hersteld. De machtiging tot uithuisplaatsing is gevraagd voor de duur van negen maanden, omdat [voornaam minderjarige01] binnen deze termijn duidelijkheid moet krijgen over haar opgroeiperspectief.
5.2.
De jeugdbescherming heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De jeugdbescherming heeft getracht opnieuw in gesprek te komen met de pleegvader, maar dat is tot op heden niet gelukt. De pleegvader verwijt de jeugdbescherming dat [voornaam minderjarige01] niet meer bij hem woont. De jeugdbescherming betreurt het dat Enver aan de pleegvader heeft laten weten dat het de bedoeling is dat [voornaam minderjarige01] niet meer bij de pleegvader zal wonen. Het perspectief van [voornaam minderjarige01] staat immers nog niet vast. Tot op heden is er geen hupverlening van de grond gekomen. De zorgaanbieders zijn terughoudend, omdat zij toestemming van de pleegvader nodig hebben. [voornaam minderjarige01] heeft behandeling nodig om terug te kregen naar school en ook wil de jeugdbescherming een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek laten uitvoeren. Voor dit alles is de toestemming van de pleegvader vereist. Wat betreft de vervolgplek van [voornaam minderjarige01] wordt gedacht aan ASVZ, Auriga of een kleinschalige voorziening op Kompas. De jeugdbescherming hoopt dat de pleegvader de boosheid en het verdriet een plek kan geven en weer in gesprek gaat met de hulpverlening. Hopelijk kan hierna mogelijk ook contactherstel volgen tussen [voornaam minderjarige01] en het pleeggezin. Concluderend is de jeugdbescherming van mening dat een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van [voornaam minderjarige01] . De jeugdbescherming stelt dat een uithuisplaatsing voor de duur van twaalf maanden zelfs meer passend zou zijn om alle hulpverlening van de grond te krijgen en duidelijkheid te verkrijgen over het perspectief van [voornaam minderjarige01] .
5.3.
Namens de vader is het volgende ter zitting naar voren gebracht. De vader is zeer teleurgesteld in de betrokken instanties en het perspectiefbesluit. De pleegvader geeft aan dat de instanties vinden dat [voornaam minderjarige01] niet meer terug kan komen naar het pleeggezin. [voornaam minderjarige01] verklaart ook dat ze niet meer terug wil komen, omdat ze zich niet veilig voelt. De pleegvader vindt het enorm teleurstellend dat [voornaam minderjarige01] is vertrokken met de steun van de instanties. De pleegvader heeft altijd een goed en warm huis willen bieden aan [voornaam minderjarige01] en beschouwt haar als zijn eigen dochter. Vanaf het moment dat [voornaam minderjarige01] is vertrokken, gaat het slechter met haar. Ze is van school geschorst en heeft een docent geslagen. Ze is nachten weg van de groep en niemand weet waar ze is. De pleegvader en zijn vriendin vermoeden dat [voornaam minderjarige01] zegt dat ze zich goed voelt, omdat ze op de groep de vrijheid krijgt die ze bij het pleeggezin niet kreeg. In het pleeggezin werd ze op een normale manier begrensd. De pleegvader heeft [voornaam minderjarige01] in het verleden onder alle omstandigheden gesteund. De beschuldigen die [voornaam minderjarige01] heeft geuit zijn zeer ernstig, maar volgens pleegvader absoluut niet waar. De pleegvader heeft geen vertrouwen meer in de jeugdbescherming.

6.De beoordeling

Ondertoezichtstelling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling. [1] De rechtbank zal daarom [voornaam minderjarige01] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
6.2.
Gebleken is dat [voornaam minderjarige01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige01] heeft veel onveiligheid in haar leven gekend, op meerdere opvoedplekken gewoond en zij heeft meerdere verlieservaringen meegemaakt. Er ontstonden ernstige zorgen over de fysieke- en emotionele veiligheid van [voornaam minderjarige01] nadat zij zich heeft uitgesproken over de opvoedingssituatie bij de pleegvader. Wat er precies in de thuissituatie bij de pleegvader heeft afgespeeld, is onduidelijk, maar enkel het gegeven dat [voornaam minderjarige01] deze uitspraken heeft gedaan is zorgwekkend. Dit alles brengt met zich mee dat [voornaam minderjarige01] op verschillende leefgebieden lijkt vast te lopen. Er zijn zorgen over haar sociaal-emotionele ontwikkeling, haar veiligheid en haar zelfbepalende gedrag, wat maakt dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
6.3.
De gebeurtenissen van de afgelopen periode hebben ertoe geleid dat het vertrouwen vanuit pleegvader richting de jeugdbescherming is beschadigd. De vader is zowel met [voornaam minderjarige01] als de jeugdbescherming en de Raad uit het contact getreden. Dat maakt dat de pleegvader op dit moment onvoldoende bereid en in staat is onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige01] weg te nemen en de hulpverlening te accepteren. Daarbij komt dat de problematiek van [voornaam minderjarige01] dermate fors en complex is dat deze niet binnen het vrijwillige kader kan worden opgelost.
6.4.
Het is daarom in het belang van [voornaam minderjarige01] dat de jeugdbescherming betrokken is om passende hulpverlening in te zetten zodat zij hulp krijgt bij het verwerken van de gebeurtenissen uit het verleden. De kinderrechter roept de pleegvader op om zijn medewerking te verlenen aan de in te zetten hulpverlening. De GI is voornemens om een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek voor [voornaam minderjarige01] in te zetten, maar daarvoor dient de pleegvader als voogd zijn toestemming te verlenen. Als de vader weigert zijn toestemming hiervoor te verlenen, zal de jeugdbescherming moeten nadenken over andere (juridische) oplossingen. Ook is het van belang dat [voornaam minderjarige01] hulp krijgt bij praktische zaken en dat haar schoolgang zo spoedig mogelijk wordt hersteld.
Machtiging uithuisplaatsing
6.5.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter zal daarom een machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van negen maanden.
6.6.
Een uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] is op dit moment noodzakelijk om de veiligheid van [voornaam minderjarige01] te waarborgen. Daarbij heeft [voornaam minderjarige01] zelf aangegeven niet naar huis te willen. Er is op dit moment geen contact tussen [voornaam minderjarige01] en de pleegvader wat maakt dat een terugplaatsing op dit moment niet wenselijk is. De komende periode zal een geschikte woonvorm voor [voornaam minderjarige01] gevonden moeten worden, omdat zij nu nog in een crisisopvang verblijft. Het is van belang dat [voornaam minderjarige01] tot rust komt en veiligheid ervaart, zodat zij kan toekomen aan de in te zetten hulpverlening en een mogelijk contactherstel met de pleegvader en zijn gezin.
6.7.
Het is van belang dat binnen negen maanden helderheid ontstaat over het perspectief van [voornaam minderjarige01] . Vanwege de vele wisselingen die [voornaam minderjarige01] in het verleden heeft meegemaakt, is ze kwetsbaar en behoeft ze duidelijkheid over haar woonplek.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt [voornaam minderjarige01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming West Dordrecht met ingang van 6 februari 2024 tot 6 februari 2025;
7.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 6 februari 2024 tot 6 november 2024;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat deze beschikking meteen in werking treedt, ook als er hoger beroep tegen de beschikking wordt ingesteld.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 15 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Deze criteria is genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.