ECLI:NL:RBROT:2024:11964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/6315
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) beoordeeld. De Dienst Toeslagen had de aanvraag voor de toeslagjaren 2012 en 2013 afgewezen, met een besluit van 25 augustus 2021, en bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van eiseres op 8 augustus 2023. De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de Dienst Toeslagen. Na het indienen van nadere stukken door beide partijen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder een nadere zitting te houden.

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor compensatie voor het toeslagjaar 2013 aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres heeft betoogd dat de Dienst Toeslagen niet in aanmerking kwam voor compensatie voor het toeslagjaar 2012, maar de rechtbank oordeelt dat zij daar niet op in hoeft te gaan, omdat eiseres daartegen geen beroepsgronden heeft aangevoerd. De rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen de aanvraag voor het toeslagjaar 2013 terecht heeft afgewezen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij geen bezwaar kon maken tegen de wijziging van haar recht op kinderopvangtoeslag, en de rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen mag uitgaan van de informatie die door de kinderopvanginstelling is verstrekt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op compensatie voor het toeslagjaar 2013. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding voor haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.P. Ferwerda, in aanwezigheid van griffier E.J. van den Doel, en is openbaar uitgesproken op 26 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6315

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
1.1.
De Dienst Toeslagen heeft deze aanvraag met het besluit van 25 augustus 2021 afgewezen voor de toeslagjaren 2012 en 2013. Met het bestreden besluit van 8 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is de Dienst Toeslagen bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Partijen hebben nadere stukken ingediend. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een nadere zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om compensatie op grond van de Wht voor het toeslagjaar 2013. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
Met het bestreden besluit heeft de Dienst Toeslagen ook beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor compensatie voor het toeslagjaar 2012. Eiseres heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank beoordeelt dat daarom niet.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres voor het toeslagjaar 2013 terecht afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres heeft twee kinderen, geboren op [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] . Zij heeft in ieder geval in 2013 kinderopvangtoeslag aangevraagd en gekregen. Op 22 november 2019 heeft eiseres een aanvraag gedaan om compensatie. Voor de toeslagjaren 2010, 2011 en 2014 heeft de Dienst Toeslagen aan eiseres compensatie toegekend van € 69.521,-.
Heeft de Dienst Toeslagen de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
4. Eiseres betoogt dat zij niet heeft kunnen nagaan of de Dienst Toeslagen institutioneel vooringenomen heeft gehandeld, omdat zij niet over haar volledige persoonlijke dossier beschikt. Er ontbreken e-mails, telefoonnotities en stukken over interne communicatie. De kinderopvangtoeslag is verrekend met de huur- en zorgtoeslag van eiseres. Zonder de beschikkingen op basis waarvan deze verrekeningen hebben plaatsgevonden, kan eiseres de juistheid daarvan niet controleren.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. [2] Eiseres heeft niet duidelijk gemaakt waarop de ontbrekende emails, telefoonnotities of stukken over interne communicatie betrekking zouden moeten hebben. Het bestreden besluit gaat over de aanvraag om compensatie van eiseres. Eiseres heeft niet duidelijk gemaakt wat de relevantie is van de beschikkingen over de verrekening van huur- en zorgtoeslag voor de beoordeling van het bestreden besluit. Dit betekent dat beide partijen in deze beroepsprocedure beschikten over alle relevante stukken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de Dienst Toeslagen terecht vastgesteld dat geen sprake is van vooringenomen handelen voor het toeslagjaar 2013?
5. Eiseres betoogt dat de Dienst Toeslagen voor het toeslagjaar 2013 ten onrechte heeft vastgesteld dat geen sprake is van vooringenomen handelen. Voor dat toeslagjaar is het recht op kinderopvangtoeslag naar beneden bijgesteld op grond van informatie van de kinderopvanginstelling. Deze informatie is niet betrouwbaar en eiseres heeft zich hiertegen niet kunnen verweren. Uit de beschikking waarin de wijziging is vastgelegd, blijkt niet de reden van de wijziging. Een medewerker van de Belastingdienst had stukken van eiseres bij haar thuis meegenomen voor een onderzoek, waardoor zij geen bezwaar kon instellen. De Dienst Toeslagen zou verder moeten onderzoeken of bij dat onderzoek vooringenomen is gehandeld.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen terecht vastgesteld dat geen sprake is van vooringenomen handelen voor het toeslagjaar 2013. [3] De Dienst Toeslagen mag in beginsel uitgaan van de informatie die een kinderopvanginstelling verstrekt. Als eiseres het niet eens was met de wijziging, had zij destijds bezwaar kunnen instellen tegen de beschikking waarin de wijziging is vastgelegd. Daarvoor is niet vereist dat de reden voor de wijziging uit de beschikking zelf blijkt: het ontbreken daarvan kan namelijk op zichzelf reden zijn om bezwaar te maken. Uit het dossier blijkt dat eiseres in andere toeslagjaren wel bezwaar heeft gemaakt tegen dergelijke beschikkingen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij geen bezwaar kon maken. Uit de e-mails die zij heeft overgelegd, blijkt wel van contact tussen haar en een medewerker van de Belastingdienst, maar niet dat diegene stukken had meegenomen voor onderzoek. De Dienst Toeslagen heeft naar aanleiding van deze e-mails nogmaals het dossier van eiseres doorzocht. De Dienst Toeslagen heeft geen aanwijzingen gevonden dat eiseres betrokken is geweest bij een onderzoek in het kader van kinderopvang-, huur- of zorgtoeslag of het kindgebonden budget. Daarmee bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de Dienst Toeslagen nader onderzoek had moeten verrichten. [4] Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen recht heeft op compensatie voor het toeslagjaar 2013. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
E.J. van den Doel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:42 van de Awb.
3.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wht.
4.Artikel 3:2 van de Awb.