ECLI:NL:RBROT:2024:11960

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
C/10/678639 / HA RK 24-422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in geschil over geheimhoudingsbeding en vertrouwelijke informatie

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 november 2024, wordt het verzoek van Bluehoef B.V. om een voorlopig getuigenverhoor afgewezen. Bluehoef, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.A. Nieuwland, had verzocht om getuigen te horen in verband met een geschil over de verkoop van aandelen in een onderneming en de mogelijke schending van een geheimhoudingsbeding door verweerders. De rechtbank oordeelt dat Bluehoef onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er vertrouwelijke informatie is gedeeld met verweerders, en dat zij daardoor geen belang heeft bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De rechtbank benadrukt dat het verzoek niet mag dienen als een middel om onduidelijke of niet-onderbouwde stellingen te verifiëren. De proceskosten worden toegewezen aan de verweerders, die in het ongelijk zijn gesteld. De totale proceskosten worden begroot op € 2.094,00, te betalen door Bluehoef binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/678639 / HA RK 24-422
Beschikking van 22 november 2024
in de zaak van
BLUEHOEF B.V.,
gevestigd in Ridderkerk,
verzoekster,
advocaat mr. P.J.A. Nieuwland te Dordrecht,
tegen

1.[verweerder 1],

gevestigd in Ridderkerk,
2.
[verweerder 2],
wonend in Ridderkerk,
3.
[verweerder 3],
gevestigd in Vlaardingen,
4.
[verweerder 4],
gevestigd in Barendrecht,
5.
[verweerder 5],
wonend in Barendrecht,
verweerders,
advocaat mr. M.J.P. Peters te Rotterdam,
6.
[naam 1],
kantoorhoudend in Rotterdam,
belanghebbende,
niet verschenen,
7.
[naam 2],
wonend in Burgh-Haamstede,
belanghebbende,
niet verschenen,
8.
[naam 3],
wonend in Barendrecht,
belanghebbende,
verschenen in persoon,
9.
[naam 4],
wonend in Barendrecht,
belanghebbende,
niet verschenen,
10.
[naam 5],
wonend in Odijk,
belanghebbende,
niet verschenen.
Partijen worden hierna Bluehoef, [verweerder 1], [verweerder 2], [verweerder 3], [verweerder 4], [verweerder 5], [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en [naam 5] genoemd. Verweerders worden hierna gezamenlijk [verweerders] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift dat bij de rechtbank is binnengekomen op 7 mei 2024;
  • het verweerschrift van [verweerder 1];
  • de mondelinge behandeling gehouden op 11 oktober 2024 en de daarbij door Bluehoef overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Mr. Peters heeft ter zitting aangegeven dat het verweerschrift niet alleen namens [verweerder 1], maar mede namens [verweerder 2], [verweerder 3], [verweerder 4] en [verweerder 5] is ingediend en dat dit dus ook als hun verweer mag worden aangemerkt. De rechtbank neemt dit aan en gaat er in het verlengde daarvan van uit dat het ter zitting gevoerde verweer namens [verweerders] gezamenlijk is gevoerd.

2.Het verzoek

2.1.
Bluehoef verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen om [naam 2], [verweerder 2], [verweerder 5], [naam 1] en [naam 5] als getuigen te horen.
2.2.
In haar verzoekschrift heeft Bluehoef hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. [verweerder 1] is enig aandeelhouder van [verweerder 3] en van [verweerder 4], die een camping en jachthaven exploiteert. Bluehoef en [verweerder 1] hebben onderhandeld over de verkoop van de aandelen in [verweerder 3] aan Bluehoef. [verweerder 5] was vanaf enig moment als advocaat van [verweerder 1] bij deze onderhandelingen betrokken. Bluehoef heeft met [verweerder 1] de bevindingen van het due diligence onderzoek en de manier waarop Bluehoef de onderneming wilde exploiteren besproken. Partijen hebben in juli 2023 een overeenkomst ondertekend. Daarin is een wederkerig geheimhoudingsbeding met boetebeding opgenomen. De overeenkomst is gesloten onder de opschortende voorwaarde dat het Recreatieschap IJsselmonde (hierna: het recreatieschap), beheerd door Staatsbosbeheer, de vereiste toestemming gaf voor de transactie. Als die toestemming op de Long Stop Date (1 november 2023) niet was verleend, kon elk van de partijen de overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigen zonder aansprakelijkheid op zich te nemen en dan zou geen enkele partij verplicht zijn de transactie tot stand te brengen of de onderhandelingen voort te zetten. Bluehoef heeft de overeenkomst op 2 november 2023 op die grond beëindigd. Staatsbosbeheer had op dat moment de gevraagde toestemming nog niet gegeven. Bluehoef en [verweerder 1] hebben vervolgens overlegd om de transactie alsnog mogelijk te maken, maar op 4 december 2023 heeft [verweerder 1] aan Bluehoef laten weten dat zij geen verdere gesprekken wilde aangaan. Bluehoef heeft begin maart 2024 vernomen dat [verweerder 5] de jachthaven (aandelen [verweerder 1]) van [verweerder 1] heeft gekocht en dat levering van de aandelen zeer spoedig kon plaatsvinden, omdat het recreatieschap de transactie had goedgekeurd. Naar aanleiding daarvan heeft Bluehoef de volgende vragen:
Heeft [verweerder 5] inderdaad de jachthaven (de aandelen van de onderneming van [verweerder 3] en [verweerder 4]) gekocht van [verweerder 1]/[verweerder 3]/[verweerder 4]?
Zo nee, onderhandelen [verweerder 5] en [verweerder 2] hierover?
Als het antwoord op vraag a ‘ja’ is: wanneer zijn de onderhandelingen tussen [verweerder 5] en [verweerder 1] aangevangen en wanneer is overeenstemming bereikt?
Welke informatie heeft [verweerder 1] aan [verweerder 5] ter beschikking gesteld voor het verrichten van zijn werkzaamheden als haar adviseur?
Per welke datum heeft [verweerder 1] een verzoek ingediend bij het recreatieschap voor het verkrijgen van toestemming voor de levering van de aandelen in [verweerder 3] aan [verweerder 5]?
Heeft het recreatieschap inderdaad al toestemming verleend voor de verkoop van aandelen door [verweerder 1] aan [verweerder 5]? Zo ja, op welke datum? Zo nee, is er al zicht op het verlenen van die toestemming en, zo ja, op welke datum?
Indien inderdaad toestemming is verleend: is daarvoor informatie gebruikt die door Bluehoef ter hand is gesteld?
Bluehoef wil aan de hand van deze informatie vaststellen of
a. a) [verweerder 1] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden,
b) [verweerder 1] de onderhandelingen heeft afgebroken omdat [verweerder 5] haar heeft benaderd voor de koop van de aandelen mede op basis van de geheime informatie die hij van Bluehoef heeft ontvangen,
c) [verweerder 5]/[verweerder 2] geheime informatie van Bluehoef ter beschikking heeft gesteld aan het recreatieschap met als doel toestemming te verkrijgen voor de levering aan [verweerder 5] en
d) er bij [verweerder 5] op enig moment een vermenging van rollen heeft bestaan waardoor er (een schijn van) belangenverstrengeling is ontstaan.
Afhankelijk van of en hoe deze handelingen hebben plaatsgevonden, waarbij onder meer relevant kan zijn of tucht- of integriteitsregels zijn overtreden, kan sprake zijn van een toerekenbaar tekortkomen door [verweerder 1] of onrechtmatig handelen van [verweerder 5], [verweerder 2], [verweerder 3] en/of [verweerder 4]. [verweerder 1] en [verweerder 5] weigeren deze informatie te verstrekken.
2.3.
In aanvulling daarop heeft Bluehoef ter zitting – samengevat – het volgende aangevoerd. Bluehoef heeft vertrouwelijke informatie verstrekt aan [verweerder 1]. Zo heeft zij haar businessplannen met [verweerder 1] besproken en [verweerder 2] stond in de cc van de e-mails van Bluehoef aan Staatsbosbeheer met daarin businessplannen, financiële projecties en achtergrondinformatie. De businessplannen voor [verweerder 3] en vertrouwelijke informatie van Bluehoef zijn zonder haar toestemming bekend geworden bij derden. Voor Bluehoef staat vast dat [verweerder 1] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. [verweerder 5] profiteert opzettelijk en bewust van die wanprestatie. Hij was op de hoogte van het beding, maar heeft toch gebruikgemaakt van die vertrouwelijke informatie voor zijn eigen gewin. [verweerder 5] mocht slechts op grond van zijn positie als advocaat beschikken over die informatie en mocht die niet gebruiken om zelf de aandelen in [verweerder 3] te verwerven. Bluehoef heeft schade geleden doordat haar vertrouwelijke informatie via [verweerder 1] op straat is komen te liggen. De schade is het concurrentievoordeel dat [verweerder 5] met de vertrouwelijke informatie heeft behaald. Het getuigenverhoor is bedoeld om de rechtspositie van Bluehoef te bepalen, te bepalen wie wat precies kan worden verweten en om de door Bluehoef gestelde feiten te bewijzen.

3.Het verweer

3.1.
[verweerders] verzetten zich tegen inwilliging van het verzoek.
3.2.
In het verweerschrift hebben zij daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd. Bluehoef heeft geen belang bij een voorlopig getuigenverhoor, want:
Bluehoef heeft de overeenkomst zelf beëindigd. Het stond [verweerder 1] vrij de onderneming aan een derde te verkopen. Dat leidt niet tot een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad;
de enkele interesse van Bluehoef om de aandelen na beëindiging alsnog te verwerven schept geen rechtsverhouding met of verplichtingen voor [verweerder 1], dus ook dat leidt niet tot een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad;
een geheimhoudingsbeding belet partijen niet om een nieuwe overeenkomst met een derde aan te gaan. [verweerders] hebben daarnaast geen vertrouwelijke informatie van/over Bluehoef ontvangen en dus ook niet gedeeld (of kunnen delen) met derden. Welke geheime informatie zou zijn verkregen en gedeeld wordt ook niet toegelicht in het verzoekschrift. [verweerder 1] was niet betrokken bij de informatie-uitwisseling tussen Bluehoef en Staatsbosbeheer en kreeg hiervan ook geen kopie. [verweerders] zijn bijvoorbeeld ook niet bekend met de uitkomsten van het due diligence onderzoek (rapport) van Bluehoef en het businessplan;
Bluehoef heeft geen schade geleden, omdat zij zelf de overeenkomst heeft beëindigd en daarmee voor lief genomen dat haar inspanningen en kosten in het kader van due dilligence, businessplan en Staatsbosbeheer zonder resultaat bleven;
aan de stelling van Bluehoef dat mogelijk in strijd is gehandeld met de voor de beroepsgroep geldende normen en integriteitsregels kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat (dus) ook sprake is van civielrechtelijke aansprakelijkheid wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm.
De door Bluehoef gemaakte verwijten zijn dus onbegrijpelijk en een vordering van haar op [verweerders] heeft geen kans van slagen, omdat daarvoor een deugdelijke juridische grondslag ontbreekt.
3.3.
Ter zitting hebben [verweerders] hieraan – samengevat – het volgende toegevoegd. Bluehoef heeft geen enkel feit gesteld. Zij voert slechts vage, niet-onderbouwde aantijgingen aan. Er is geen enkele aanwijzing dat Bluehoef vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met [verweerder 1] en dat [verweerder 1] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Die vage, niet-onderbouwde aantijgingen kunnen toewijzing van het verzoek niet rechtvaardigen. Het doel van Bluehoef met haar verzoek is om haar vermoedens bevestigd te krijgen en handen en voeten te geven. Het is een ongeoorloofde fishing expedition om aan haar stelplicht te voldoen. Het is niet de bedoeling dat het getuigenverhoor gaat fungeren als opsporingsmiddel. Het verzoek is onvoldoende geconcretiseerd. Van Bluehoef mocht worden verlangd dat zij zou aangegeven welke informatie met [verweerder 1] is gedeeld en wat daarvan bekend is geworden. Bluehoef heeft haar stellingen onvoldoende omschreven. Als er e-mails zijn waaruit blijkt dat Bluehoef vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met [verweerder 1] is er bewijs voorhanden. Toewijzing van het verzoek levert niets nieuws op en zorgt slechts voor een belasting van de getuigen. In een bodemzaak kunnen ook nog getuigen worden gehoord. [verweerder 5] heeft aan mr. Peters verklaard dat hij geen aandeelhouder is. Terugvordering van het behaalde voordeel zou op grond van ongerechtvaardigde verrijking moeten, maar die grondslag is niet aangevoerd.

4.De beoordeling

Het beoordelingskader

4.1.
Bij de beoordeling van het verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 Rv neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt.
4.2.
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient op grond van artikel 187 lid 3 aanhef en onder a en b Rv in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden, en de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, en voor de wederpartij voldoende duidelijk is waarop het verhoor betrekking zal hebben. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en over welke feiten hij getuigen wil doen horen. Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en de omvang van de geleden schade. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt voorts de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering niet ter toetsing voor.
4.3.
In beginsel moet een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor worden toegewezen. Een verzoek kan, als het aan de eisen van toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen als de rechter van oordeel is dat verzoeker daarbij geen belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW, dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid een voorlopig getuigenverhoor te verlangen, of dat het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
De beoordeling
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Bluehoef in haar verzoek voldoende duidelijk gemaakt welke feiten zij wil bewijzen – duidelijk is waarop het verhoor betrekking zou moeten hebben – en dat deze, gegeven de aard en het beloop van de eventueel in te stellen rechtsvorderingen, relevant (kunnen) zijn. Het verzoek is dus op de wet gegrond en moet om die reden in beginsel worden toegewezen, tenzij het verweer van [verweerders] dat Bluehoef onvoldoende belang heeft bij een voorlopig getuigenverhoor slaagt.
4.5.
De rechtbank overweegt daarover als volgt. Bluehoef heeft in het verzoekschrift aangegeven dat zij heeft vernomen dat [verweerder 5] de jachthaven heeft gekocht. Uit de door haar gestelde vragen en toelichting blijkt dat zij met een voorlopig getuigenverhoor wil vaststellen of dit klopt en of [verweerders] in dat kader verwijten kunnen worden gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Bluehoef in aanvulling daarop diverse verwijten aangevoerd, namelijk dat “voor Bluehoef vaststaat dat de geheimhouding is geschonden”, “haar vertrouwelijke informatie via [verweerder 1] op straat is komen te liggen” en “[verweerder 5] gebruikmaakt van die informatie”. Naar de rechtbank begrijpt wil Bluehoef deze verwijten in een voorlopig getuigenverhoor bevestigd zien. Bluehoef heeft deze verwijten c.q. vermoedens echter niet onderbouwd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen, zeker gelet op de betwistingen van [verweerders] Omdat de stelling van Bluehoef dat [verweerder 5] de jachthaven (althans aandelen ter zake) heeft gekocht essentieel is in het kader van haar verzoek en een eventuele vordering in een bodemprocedure, mocht van haar worden verwacht die te onderbouwen. Dit kon Bluehoef bijvoorbeeld doen door het persbericht over te leggen waaruit dit volgens haar blijkt of door gegevens van de Kamer van Koophandel te overleggen. Daarnaast betwisten [verweerders] dat [verweerder 1] vertrouwelijke informatie van/over Bluehoef heeft gelekt aan derden. Van Bluehoef mocht in dit geval worden verlangd dat zij meer duidelijkheid zou geven over welk soort informatie over haar bij derden bekend is geworden en (in algemene bewoordingen) bij wie. Tot slot heeft Bluehoef ook haar stelling dat die vertrouwelijke informatie door [verweerder 5] is gebruikt niet toegelicht. Ter zitting heeft zij gesteld dat zij een uniek bedrijfsmodel voor ogen had en dat [verweerder 5] daar nu de vruchten van plukt, maar zij heeft niet duidelijk gemaakt welk bedrijfsmodel dat dan is en op welke wijze [verweerder 5]/de koper dat nu zou gebruiken. Daarnaast heeft Bluehoef ook haar onderliggende stelling dat zij vertrouwelijke informatie met [verweerder 1] heeft gedeeld, die door [verweerders] wordt betwist, niet met stukken onderbouwd. Dat had echter wel op haar weg gelegen, zeker nu [verweerder 1] deze stelling in haar verweerschrift al heeft betwist. Zo had Bluehoef in elk geval (de kop van) haar gestelde e-mails aan Staatsbosbeheer, die cc aan [verweerder 1] zouden zijn gestuurd, kunnen overleggen. Hierdoor is de rechtbank onduidelijk gebleven of er wel vertrouwelijke informatie is gedeeld met [verweerder 1], of die informatie vervolgens is gedeeld met derden én of die nu door [verweerder 5]/de koper wordt gebruikt. Bluehoef heeft daarmee niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij mogelijk een vordering heeft op [verweerders] en daarmee belang heeft bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Het voorlopig getuigenverhoor is niet bedoeld om getuigen te horen over niet onderbouwde stellingen. Dan zou het immers, zoals [verweerders] aanvoeren, een ongeoorloofde ‘fishing expedition’ worden. Het verzoek wordt dus afgewezen.
Proceskosten
4.6.
Bluehoef is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verweerders] worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten × tarief € 614,00)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.094,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt Bluehoef in de proceskosten van [verweerders] van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Bluehoef niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet Bluehoef
€ 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Rop en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024.
3726 / 2819