ECLI:NL:RBROT:2024:11935

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/7475
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres na herbeoordeling door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering per 18 augustus 2022 beoordeeld. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV concludeerde dat zij per 18 augustus 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na bezwaar van eiseres, werd de beëindiging van de uitkering uitgesteld tot 2 oktober 2023. Eiseres betwistte de vastgestelde arbeidsongeschiktheid en voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. De rechtbank beoordeelt of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld en dat de belasting van de voorgehouden functies niet de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, maar dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt het UWV tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7475

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.B. ten Hulsen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 18 augustus 2022.
Met het besluit van 17 juni 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV eiseres bericht dat zij per 18 augustus 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 9 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en geoordeeld dat haar WIA-uitkering pas per 2 oktober 2023 wordt beëindigd.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, met als bijlagen de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 februari 2024.
Eiseres heeft aanvullende gronden en een rapportage van 30 april 2024 met bijlagen van de door eiseres zelf ingeschakelde verzekeringsarts [persoon A] toegezonden.
Het UWV heeft hierop gereageerd op 27 augustus 2024 met een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 augustus 2024.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar schoonzus [persoon B] en bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres, laatstelijk werkzaam als teamleidster call center medewerkster, heeft zich op 16 maart 2015 ziekgemeld voor dit werk. Op 8 februari 2017 is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
2. In het kader van een herbeoordeling van de WIA-uitkering van eiseres heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft eiseres op
28 maart 2022 gezien op het spreekuur en op 24 april 2022 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, die geldig is vanaf 28 maart 2022. Daarin zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
De arbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 16 juni 2022, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres, geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor het verrichten van haar eigen werk, maar wel voor de geduide functies Productieplanner, werkvoorbereider (administratief) (SBC-code 513010), Inkoper (SBC-code 516150) en Boekhouder, loonadministrateur (SBC-code 315040). Aanvullend wordt eiseres geschikt geacht voor de functies Medewerker personeelszaken, loonadministratie (SBC-code 515090) en Acquisiteur (advertenties, reclame), verkoper (SBC-code 516180). Het loon dat met de middelste van de drie eerstgenoemde functies (de mediaanfunctie) verdiend kan worden, ligt 19,98% lager dan het loon dat eiseres met haar eigen werk zou kunnen verdienen (het maatmaninkomen). Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen.
2.1.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 11 juli 2023 geconcludeerd dat de ingebrachte bezwaren tot gedeeltelijke aanpassing van het eerder ingenomen standpunt van de verzekeringsarts leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat, gezien de gegevens uit dossierstudie en eigen onderzoek, de belastbaarheid als gevolg van de MS van eiseres voor wat betreft enkele FML-items gewijzigd dient te worden. Deze wijzigingen zijn neergelegd in de FML van 11 juli 2023, geldig vanaf 28 maart 2022.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in de rapportage van
18 juli 2023, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen zoals verwoord in de gewijzigde FML, geconcludeerd dat aanleiding bestaat voor een correctie op de arbeidsdeskundige beoordeling. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroept stelt dat alle eerder geduide functies komen te vervallen door de nieuw vastgestelde belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de CBBS opnieuw geraadpleegd en op basis van de gewijzigde belastbaarheid geschikte alternatieven gevonden. Eiseres wordt geschikt geacht voor de functies Wikkelaar (SBC-code 267053), Productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) en Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en aanvullend voor de functies Administratief medewerker (SBC-code 315122), Textielproductenmaker (SBC-code 111160) en Assemblagemedewerker (SBC-code 267041). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft onder andere op basis daarvan het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vastgesteld op 29,4%.
2.2.
Het UWV heeft vervolgens op 1 augustus 2023 een ‘Voornemen wijziging besluit’ naar eiseres toegestuurd. Hierin heeft het UVW aan eiseres medegedeeld voornemens te zijn om haar WIA-uitkering per 18 augustus 2023 te beëindigen. Eiseres heeft op
10 augustus 2023 gebruik gemaakt van de gelegenheid om haar bezwaren tegen de voorgenomen wijziging in te dienen.
3. Naar aanleiding van de reactie van eiseres op het voornemen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 6 oktober 2023 geconcludeerd dat er geen noodzaak is om af te wijken van de belastbaarheid per datum in geding, zoals is aangegeven in de gewijzigde FML van 11 juli 2023. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen en de uitkering, rekening houdend met een uitlooptermijn van twee maanden vanaf de voorgenomen beslissing, per 2 oktober 2023 beëindigd.

Standpunt eiseres

4. In beroep voert eiseres primair aan dat zij volledig arbeidsongeschikt te achten is. Eiseres voert subsidiair aan dat zij meer arbeidsongeschikt te achten is dan door het UWV is aangenomen. Zij stelt daarbij dat de vastgestelde belastbaarheid geen recht doet aan de beperkingen die zij ondervindt ten aanzien van het verrichten van arbeid en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening gehouden heeft met haar bestaande klachten. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt een rapportage van 30 april 2024 van een onafhankelijk verzekeringsarts, [persoon A] , overgelegd. Deze verzekeringsarts heeft op basis van dossieronderzoek, onderzoek van eiseres op
17 april 2024 en de door eiseres overgelegde brief van haar neuroloog van 23 januari 2024 geconcludeerd dat op diverse punten aanleiding bestaat om wijzigingen in de belastbaarheid van eiseres aan te brengen. Zo is bij eiseres sprake van meer fysieke beperkingen op de datum in geding. Volgens eiseres moeten in de rubrieken 1 tot en met 6 van de FML wijzigingen plaatsvinden. Eiseres stelt dat, gelet op wat de door haar ingeschakelde verzekeringsarts overweegt, ook sprake dient te zijn van een urenbeperking. Gelet op haar beperkingen, die onvoldoende tot uitdrukking komen in de FML, en de genoemde urenbeperking zijn de geduide functies volgens eiseres ook niet passend. Zij licht dit in het beroepschrift kort per functie toe. Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij lijdt ten gevolge van de onrechtmatigheid van het bestreden besluit, bestaande uit de wettelijke rente en de rente over de rente over het na te betalen bedrag vanaf de dag dat dit tot uitbetaling zou zijn gekomen als een rechtmatige beslissing zou zijn genomen.

Toepasselijke wet- en regelgeving

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank dient te beoordelen of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per datum in geding terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
7. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, een anamnese, psychisch en lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep), dat wat is gesteld in het bezwaarschrift en studie van de informatie van de behandelend sector. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
8.1.
Wat eiseres in beroep aanvoert geeft geen reden om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten van eiseres als zodanig of om de door haar ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van (passende) arbeid. Het is daarbij de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig of onjuist beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres en dat per datum in geding meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij volledig arbeidsongeschikt is en niet in haar stelling dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten. Zo heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van
6 oktober 2023 al geconcludeerd dat uit de brieven van de neuroloog niet blijkt dat de gezondheid van eiseres in 2022, voor de datum in geding, snel achteruit is gegaan. Zo blijkt uit die brieven dat er al jaren geen ziekte activiteit van de MS heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van de rug- en beenklachten overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de behandelend sector denkt dat de rugklachten een gevolg zijn van de MS, terwijl er onvoldoende grond is om hiervoor aanvullende beperkingen aan de FML toe te voegen. Bij deze klachten is het volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen noodzaak om activiteiten of bewegen te vermijden, wat ook blijkt uit het feit dat de neuroloog heeft aangegeven dat het goed is om alles soepel te houden. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 7 februari 2024 gemotiveerd toegelicht dat de belastbaarheid van eiseres per 28 maart 2022 ook geldig is per 2 oktober 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder in de rapportage van 23 augustus 2024 gemotiveerd en per genoemd FML-item toegelicht waarom de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts [persoon A] niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat meer beperkingen nodig zijn. Ook stelt verzekeringsarts [persoon A] in haar rapportage van 30 april 2024 dat de MS een progressieve neurologische aandoening is, terwijl volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit de brief van de neuroloog van 4 juli 2023 blijkt dat het bij eiseres niet gaat om de progressieve variant van MS maar om de relapsing-remitting vorm. De brief van de neuroloog van 23 januari 2024 waaruit blijkt dat eiseres heeft aangegeven dat een aantal klachten niet in haar dossier zijn gemeld, geeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook geen aanleiding om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Uit deze brief blijkt namelijk niet dat de eerdere onderzoeksbevindingen van de neuroloog onjuist zijn geweest.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder in de rapportage van
7 februari 2024 nog geconstateerd dat het medicijngebruik van eiseres na 28 maart 2022 wel is veranderd en dat zij op 2 oktober 2023 nog steeds het medicijn Plegridy gebruikt. Er is onvoldoende grond om vanwege de bijwerkingen van het medicijn beperkingen toe te voegen aan de FML, omdat in de FML al beperkingen zijn aangegeven voor traplopen en dynamische handelingen. De stijfheid en het moeilijk kunnen bewegen zijn bij het medisch onderzoek in bezwaar niet geobjectiveerd. Daarnaast blijkt, zo overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep, uit het Farmatherapeutisch Kompas niet dat warrigheid een bijwerking van het medicijn is en dit is tijdens het medisch onderzoek in bezwaar ook niet geobjectiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat griepachtige verschijnselen een bekende bijwerking zijn van het medicijn en dat van eiseres mag worden verwacht dat zij zich flexibel opstelt bij de planning van het tijdstip van de toediening van het medicijn. Eiseres dient het medicijn één keer per week toe te dienen voor een optimale werking, waarbij het wenselijk is dat zij dit op een vaste dag inneemt. Eiseres zou het medicijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op vrijdag kunnen innemen, als zij na het toedienen griepsymptomen heeft, omdat in de FML al is aangegeven dat eiseres is aangewezen op regelmatige werktijden.
8.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten aanzien van de urenbeperking in de rapportage van 7 februari 2024 overwogen dat er onvoldoende grond is om per
2 oktober 2023 een duurbelastbaarheid op energetische gronden aan te nemen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er, uitgaande van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid, geen medische indicatie om een beperking van de duurbelastbaarheid op energetische gronden aan te nemen bij passende arbeid, rekening houdend met de beperkingen. Hoewel bij MS sprake kan zijn van een stoornis in de energiehuishouding, is er onvoldoende grond om aan te nemen dat bij eiseres als gevolg van de MS sprake zou zijn van een stoornis in de energiehuishouding die dusdanig is dat hiervoor een beperking van de duurbelastbaarheid noodzakelijk is. Uit het dagverhaal van eiseres blijkt weliswaar dat zij een dagelijkse rustbehoefte nodig heeft van drie tot vier uur, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is echter niet gebleken dat de MS medisch objectief gezien wezenlijk verslechterd is sinds 28 maart 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan deze toegenomen rustbehoefte dan ook niet verklaren op basis van de MS. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dagverhaal van eiseres weliswaar meegenomen in de beoordeling, voor het aannemen van een urenbeperking dient toch een medische objectivering te bestaan die deze beperking noodzakelijk maakt. Het UWV heeft dit ter zitting nog toegelicht, daarbij benadrukt dat dit niet betekent dat de rustbehoefte van eiseres wordt ontkend en erop gewezen dat de huidige situatie ook niet te vergelijken is met de eerdere medische situatie van eiseres, toen sprake was van een urenbeperking, omdat toen ook sprake was van een depressie. De enkele opmerking in de rapportage van 18 juni 2021 van de verzekeringsarts dat ‘een IVA-toetsing binnen de redelijkheid lijkt’ maakt het oordeel over de medische situatie van eiseres op de datum in geding niet anders. In de rapportage van 23 augustus 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog aanvullend overwogen dat uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts ook geen structurele rustbehoefte blijkt. Daarnaast vormt het stuk van de website van Stichting MS Research onvoldoende grond voor een beperking van de duurbelastbaarheid, omdat onduidelijk is wie dit stuk heeft geschreven en niet wordt gerefereerd aan de medische literatuur. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt de stelling dat eiseres in staat is om te werken ook steun in de EDSS-score, zoals die wordt genoemd in de brief van de neuroloog van 4 juli 2023. Verder is met de vermoeidheidsklachten van eiseres voldoende rekening gehouden door de aangegeven beperkingen op andere FML-items.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres ook geen stukken heeft overgelegd op grond waarvan aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de urenbeperking moet worden getwijfeld.
9.1.
Uit het voorgaande volgt dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt.
9.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in beroep vastgesteld dat de belastbaarheid van eiseres per 28 maart 2022 ook geldig is per 2 oktober 2023. Om die reden heeft in beroep ook een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 7 februari 2024 de CBBS opnieuw geraadpleegd en geconstateerd dat de eerder geduide functies deels niet meer worden gepresenteerd dan wel zijn geactualiseerd. De nieuwe CBBS-raadpleging leverde geschikte functies, die gelijksoortig zijn aan de eerder geduide functies. Eén SBC-code is daarbij komen te vervallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierbij overwogen dat de belasting in de geduide functies in lijn liggen met de eerdere functies en deze waar nodig aanvullend zijn beargumenteerd. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vastgesteld op 34,71%.
9.3.
Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij met haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen van 34,71%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is door het UWV dus terecht vastgesteld op minder dan 35%.
10. Gelet op wat onder 9.2 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is genomen. De rechtbank achter het echter aannemelijk dat eiseres hierdoor niet is benadeeld, zodat deze schending met toepassing van artikel 6:22 van de Awb zal worden gepasseerd.
11.1.
De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wel aanleiding om te oordelen dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar moet vergoeden.
11.2.
De rechtbank veroordeelt het UWV ook in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
11.3.
De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres het betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. L.A. van der Velden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.