Op 8 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft de moeder, die het ouderlijk gezag heeft, en de vader, die de minderjarige heeft erkend, als belanghebbenden aangemerkt. Tijdens de mondelinge behandeling waren beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de thuissituatie van de minderjarige en dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in de hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, maar alleen voor een plaatsing in een voorziening voor pleegzorg, en wel tot 28 januari 2025. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, waarbij de kinderrechter benadrukt dat het noodzakelijk is dat de minderjarige in gesprek gaat met de GI om de zorgen te verhelpen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.