ECLI:NL:RBROT:2024:11899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
C/10/687618 / JE RK 24-2228 en C/10/685858 / JE RK 24-2004
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 29 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met betrekking tot een minderjarige, geboren in 2023. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 25 november 2025 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in gezinshuis het Hoefijzertje van de WSGV te Nistelrode, met ingang van 29 oktober 2024 tot 29 april 2025. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat hulpverlening noodzakelijk is. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedsituatie en de samenwerking met de gecertificeerde instelling. De moeder en vader hebben hun zorgen geuit over de hulpverlening en de plaatsing van de minderjarige, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor de pro forma datum een rapportage te overleggen over de actuele stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/687618 / JE RK 24-2228 en C/10/685858 / JE RK 24-2004
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.A.A.H. van Leur, kantoorhoudende te Dordrecht,
[vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 1] .
[pleegmoeder] en [pleegvader] ,
hierna te noemen: de pleegouders, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum, ingeschreven onder het zaaknummer C/10/687618 / JE RK 24-2228;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum, ingeschreven onder het zaaknummer C/10/685858 / JE RK 24-2004;
  • de brief van de kinderrevalidatiearts van 5 juni 2024, ontvangen op 13 september 2024;
  • de brief van de pleegouders van 22 oktober 2024, ontvangen op 25 oktober 2024;
  • de brief met bijlagen van de moeder, ontvangen op 25 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder (met haar advocaat, aangesloten via een digitale verbinding);
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [persoon A] .
1.3.
De pleegouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de pleegouders wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een crisispleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 25 november 2023 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 25 november 2024.
2.4.
Bij beschikking van 2 mei 2024 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 25 november 2024.

3.De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/687618 / JE RK 24-2228
3.1.
de GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [voornaam minderjarige] , naar Gezinshuis het Hoefijzertje van de William Schrikker Gezinsvormen (hierna: WSGV) te Nistelrode. De GI verzoekt tevens een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen in gezinshuis het Hoefijzertje van de WSGV te Nistelrode voor de duur van een jaar.
Het verzoek met zaaknummer C/10/685858 / JE RK 24-2004
3.2.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van een jaar.
3.3.
De GI verduidelijkt de verzoeken tijdens de mondelinge behandeling in die zin dat wordt verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] de verlengen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlenen in gezinshuis het Hoefijzertje van de WSGV te Nistelrode, nu het verblijf van [voornaam minderjarige] in het crisispleeggezin na 1 november 2024 geen doorgang meer kan vinden en er geen passend pleeggezin voor hem is gevonden in de buurt van de ouders. Het gezinshuis lijkt ook een meer passende plek voor [voornaam minderjarige] te zijn, omdat hij hier de noodzakelijke medische zorg kan krijgen. De GI hoopt de komende periode een betere verstandhouding met de ouders te kunnen opbouwen en het onderlinge vertrouwen weer te versterken.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De moeder begrijpt dat hulpverlening in het belang van [voornaam minderjarige] betrokken dient te blijven. Zij voert daarom geen verweer tegen het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Zij hoopt de komende periode wel meer betrokken te worden in het leven van [voornaam minderjarige] en dat door de GI meer hulpverlening wordt ingezet om het contact tussen de ouders en [voornaam minderjarige] te laten plaatsvinden. De moeder wil dat de ouders een kans krijgen om te laten zien dat zij de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] wel kunnen dragen, maar de GI heeft hen deze kans niet gegeven. Daarbij hebben de ouders het gevoel dat de GI hen buiten het leven van
[voornaam minderjarige] probeert te houden, omdat de contactmomenten tussen de ouders en [voornaam minderjarige] steeds worden afgezegd. De ouders hebben [voornaam minderjarige] daarom sinds 20 mei 2024 niet meer gezien. Ook is [voornaam minderjarige] zonder de ouders naar het ziekenhuis geweest, waardoor de ouders argwanend zijn over de diagnoses die zijn gesteld. Daarbij is door de GI onvoldoende ingezet op het vinden van een passende verblijfplaats voor [voornaam minderjarige] in de buurt van de ouders. De moeder is het daarom niet eens met de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in gezinshuis het Hoefijzertje van de WSGV te Nistelrode.
4.2.
Door de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De vader is zijn baan en hierbij ook zijn auto verloren, omdat hij door de omstandigheden omtrent [voornaam minderjarige] steeds niet op zijn werk was. Op dit moment heeft de vader een nieuwe baan. Hij wil graag dingen doen met [voornaam minderjarige] die hij met zijn eigen vader nooit heeft kunnen doen. De vader heeft het gevoel dat [voornaam minderjarige] op dit moment niet op een goede plek verblijft. Ook heeft hij geen vertrouwen in de hulpverlening die door de GI wordt ingezet. De vader vindt dat [voornaam minderjarige] weer bij de ouders thuis kan worden teruggeplaatst.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het is van belang dat er hulpverlening bij het gezin betrokken blijft. Er is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] daarom verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt tevens dat het verblijf van [voornaam minderjarige] in het crisispleeggezin na 1 november 2024 geen doorgang meer kan vinden en dat er voor hem geen passende plek in de buurt van de ouders is gevonden. Wel is voor [voornaam minderjarige] een plek beschikbaar in gezinshuis het Hoefijzertje van de WSGV te Nistelrode. In dit gezinshuis kan aan [voornaam minderjarige] de noodzakelijke medische zorg worden verleend. Een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouders is op dit moment niet aan de orde, omdat nog steeds geen zicht is op de opvoedsituatie van de ouders. Dit komt mede door de slechte samenwerking tussen de ouders en de GI. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat de komende periode ingezet wordt op het verbeteren van de relatie tussen de GI en de ouders. Ook dient er indien mogelijk meer contact tussen de ouders en [voornaam minderjarige] plaats te vinden. Ouders houden van [voornaam minderjarige] en zij zijn belangrijk voor hem.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter ziet aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlenen voor een kortere periode dan is verzocht, zodat een vinger aan de pols kan worden gehouden. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in gezinshuis het Hoefijzertje van de WSGV te Nistelrode daarom verlenen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te melden pro forma datum.
5.3.
De GI wordt verzocht om
uiterlijk twee wekenvóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de moeder, de vader en mr. R.A.A.H. van Leur) te overleggen over de actuele de stand van zaken en onderbouwd aan te geven of het overig verzochte wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 25 november 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten in gezinshuis het Hoefijzertje van de WSGV te Nistelrode, met ingang van 29 oktober 2024 tot 29 april 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
houdt de beslissing voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 maart 2025 pro forma;
6.5.
bepaalt dat de GI, de moeder, de vader en mr. R.A.A.H. van Leur op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.6.
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvóór de genoemde pro forma datum de kinderrechter de in sub 5.3. verzochte rapportage te doen toekomen, met gelijktijdige verzending aan de beide ouders en mr. R.A.A.H. van Leur.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.N. Arduin als griffier en op schrift gesteld op 5 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.