ECLI:NL:RBROT:2024:11886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
11085630 CV EXPL 24-11680
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en erkenning huurachterstand met beoordeling van oneerlijke bepalingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2024, gaat het om een huurovereenkomst tussen Stichting Woonplus Schiedam en een gedetineerde gedaagde. De gedaagde heeft een huurachterstand van € 8.286,76 opgebouwd, welke hij erkent. Stichting Woonplus vordert dit bedrag, maar de gedaagde verzet zich tegen de gevorderde incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst inmiddels is opgezegd en dat de huurachterstand wordt toegewezen. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er oneerlijke bepalingen in de algemene voorwaarden van Stichting Woonplus staan, zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bepalingen over incassokosten en rente oneerlijk zijn, waardoor de gedaagde deze kosten niet hoeft te betalen. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van Stichting Woonplus vastgesteld op € 1.473,72, die de gedaagde moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De beslissing van de kantonrechter omvat de veroordeling van de gedaagde tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, terwijl alle andere vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11085630 CV EXPL 24-11680
datum uitspraak: 29 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: AGIN Timmermans,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: Schiedam, thans gedetineerd en verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. de Kok.
De partijen worden hierna ‘Stichting Woonplus’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 april 2024, met bijlagen;
  • het antwoord van 1 juli 2024, met bijlage;
  • de akte met wijziging van eis van Stichting Woonplus van 19 augustus 2024 met bijlagen.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] huurde van 12 januari 2015 tot en met 28 oktober 2024 van Stichting Woonplus een woning aan het [adres] in Schiedam. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan waardoor Stichting Woonplus het openstaande bedrag van € 8.286,76 exclusief wettelijke rente en kosten vordert.
2.2.
[gedaagde] erkent de huurachterstand. Hij voert wel verweer tegen de gevorderde incassokosten. De huurovereenkomst is inmiddels opgezegd.
De huurachterstand bedraagt € 8.286,76
2.3.
De huurachterstand wordt toegewezen. In het overzicht van Stichting Woonplus staat vermeld dat [gedaagde] een achterstand van € 8.286,76 heeft. Omdat de huurachterstand wordt erkend wordt dit bedrag toegewezen.
Oneerlijke bepalingen
2.4.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden van Stichting Woonplus oneerlijke bepalingen staan, zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter moet oneerlijke bepalingen vernietigen. Stichting Woonplus mag die bepaling dan niet gebruiken en ook geen beroep meer doen op aanvullend recht. [1]
[gedaagde] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.5.
De kantonrechter wijst de gevorderde incassokosten en rente af. In de overeenkomst van Stichting Woonplus staat hierover namelijk ook een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Stichting Woonplus daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [2] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat gedaagde een boete moet betalen als [gedaagde] niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] als hij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Stichting Woonplus wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.6.
[gedaagde] moeten de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Stichting Woonplus op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde
(2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.473,72. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Stichting Woonplus dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stichting Woonplus te betalen € 8.286,76;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Stichting Woonplus wordt vastgesteld op € 1.473,72;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
62914

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)