ECLI:NL:RBROT:2024:11879

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/10/685891 / JE RK 24-2009
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling voor minderjarigen met erfelijke aandoening en onderwijsproblematiek

Op 17 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De ondertoezichtstelling, die eerder was verlengd tot 30 oktober 2024, is nu met een jaar verlengd tot 30 oktober 2025. De kinderrechter oordeelde dat de kinderen, die kampen met een erfelijke aandoening, ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat zij al jaren niet in staat zijn om op structurele basis deel te nemen aan het reguliere onderwijs. De betrokkenheid van de jeugdbeschermer is cruciaal gebleken in het vinden van een passende onderwijsoplossing, waarbij maatwerk kan worden geleverd. De GI, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, heeft het verzoek tot verlenging ingediend, dat door de moeder en stiefvader werd ondersteund. De kinderrechter constateerde dat stichting BOOR, die verantwoordelijk is voor het onderwijs, niet in staat is geweest om passend onderwijs te realiseren, wat teleurstellend is. De kinderrechter benadrukte dat de verantwoordelijkheid van stichting BOOR blijft bestaan, ook al is er nu een alternatieve oplossing gevonden door Duce. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/685891 / JE RK 24-2009
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] ,
[stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 16 september 2024;
  • de mail met bijlagen van de moeder en de stiefvader van 13 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 14 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de stiefvader;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon A] (
via telefonische verbinding gehoord).
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] uitgenodigd voor een kindgesprek om zijn mening kenbaar te maken. [voornaam minderjarige 1] heeft van deze mogelijk geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wonen bij de moeder en de stiefvader.
2.3.
Bij beschikking van 19 april 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengd tot 30 oktober 2024.

3.Het (gewijzigde) verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te verlengen voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI wijzigt, met instemming van moeder, ter zitting het verzoek, in die zin dat de GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het (gewijzigde) verzoek en licht het als volgt toe. De huidige gang van zaken met betrekking tot de schoolgang van de kinderen is teleurstellend. Vele initiatieven lopen op niets uit. Instanties gaan de strijd aan met ouders in plaats van dat er een oplossing wordt gezocht voor de kinderen. De kinderen dreigen vast te lopen. Voor het realiseren van passend onderwijs is het van belang dat er maatwerk wordt geleverd. Het is positief dat Duce nu bereid is om de kinderen hierin te voorzien. Ook is de geldverstrekker akkoord met het plan van Duce. Binnenkort zullen partijen rond de tafel gaan en zal onderwijs starten. Er is vertrouwen in de samenwerking. In het hele traject is de jeugdbeschermer een grote toegevoegde waarde.

5.Het standpunt van de moeder

Door de moeder wordt ter zitting ingestemd met het (gewijzigde) verzoek en zij licht het volgende toe. De kinderen kampen met een erfelijke aandoening. In 2022 is de school van de kinderen gestopt met onderwijs verstrekken. Hoewel stichting BOOR een zorgplicht heeft met betrekking tot de kinderen is het stichting BOOR nog niet gelukt om onderwijs voor hen te realiseren. Dit komt mede door de strijd tussen leerplicht en de school. Men gelooft niet dat er sprake is van een aandoening bij de kinderen. Er zijn zorgen over een mogelijke vrijstelling van onderwijs op het moment dat de kinderen worden uitgeschreven bij hun reguliere school. De moeder wil nog steeds passend onderwijs voor de kinderen zodat zij ook diploma’s kunnen halen. De moeder is nu genoodzaakt om de kinderen thuisonderwijs te geven. De moeder is blij met de betrokkenheid van de jeugdbeschermer. De jeugdbeschermer heeft de mogelijkheid tot onderwijs bij Duce gevonden. Om het onderwijs voor de kinderen te realiseren is het van belang dat stichting BOOR zijn verantwoordelijkheid neemt.

6.Het standpunt van de stiefvader

Door de stiefvader wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. Stichting BOOR draagt een zorgplicht. Zij zijn nog steeds verantwoordelijk om onderwijs te regelen voor de kinderen.

7.De beoordeling

7.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
7.2.
Er is sprake van jarenlange problematiek, als gevolg waarvan [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij kampen met een erfelijke aandoening en zij zijn al jaren (fysiek) onvoldoende in staat om op structurele basis deel te nemen aan het reguliere onderwijs en de maatschappij. Hierdoor bestaan ernstige zorgen over hun sociaal emotionele ontwikkeling. Hoewel stichting BOOR de zorgplicht heeft om [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te voorzien van passend onderwijs, is het hen tot op heden niet gelukt om dit te realiseren en dat is teleurstellend. Er is sprake van een strijd, waarin de belangen van de kinderen onvoldoende worden gezien. De afgelopen periode heeft de jeugdbeschermer zich ingezet om te zoeken naar alternatieven. Er is een passende manier van onderwijs gevonden, waarbij voor de kinderen onderwijs op maat kan worden geleverd door Duce. Duce laat daarmee zien dat zij bereid is om buiten de geëigende paden een oplossing te zoeken. Deze oplossing geboden door Duce, ontslaat stichting BOOR niet van haar verantwoordelijkheid en de zorgplicht om de kinderen te voorzien van passend onderwijs, waarbij zij wel een diploma kunnen halen. De komende tijd zal de jeugdbeschermer ouders moeten begeleiden met betrekking tot het maken van afspraken met Duce en andere zaken die nog geregeld moeten worden. De kinderrechter is van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer daarom noodzakelijk blijft om de regie te voeren, de moeder en de stiefvader te ondersteunen en de situatie te volgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] , zoals verzocht en onweersproken, verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] tot 30 oktober 2025;
8.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024 door mr. M.A. van der Laan-Kuijt, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 28 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.