ECLI:NL:RBROT:2024:11878

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
83/241383-22 en 83/145639-23 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidinggeven aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen met valsheid in geschrift en beïnvloeden van getuigen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van leidinggeven aan een criminele organisatie, gewoontewitwassen, valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. De verdachte heeft gedurende drie jaar leidinggegeven aan een organisatie die zich bezighield met het plegen van gewoontewitwassen voor een bedrag van minimaal € 4.500.000,-. Dit gebeurde door middel van een grote girale geldstroom met een contante oorsprong, die werd afgedekt door valse facturen. De verdachte maakte gebruik van een bedrijf dat enkel als witwasvehikel diende en stortte de giraal gemaakte bedragen naar buitenlandse bankrekeningen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en een bijkomende straf van ontzetting van het recht tot het uitoefenen van enig beroep als bestuurder of aandeelhouder van een vennootschap voor de duur van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol vervulde binnen de organisatie en frequent het initiatief nam. De ernst van de feiten, de omvang van het witwassen en de rol van de verdachte binnen de organisatie werden zwaar meegewogen in de strafmaat. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich actief en frequent heeft beziggehouden met de organisatie van het witwassen, valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen, en dat deze gedragingen een ernstige bedreiging vormen voor de legale economie en de integriteit van het financiële verkeer.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte na haar aanhouding heeft geprobeerd de uitkomst van de strafzaak te beïnvloeden door getuigen instructies te geven over wat zij moesten verklaren. Dit ondermijnt de rechtsorde en is van groot belang voor de waarheidsvinding in strafprocedures. De verdachte is ook vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten leidde tot de opgelegde straffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 83/241383-22 en 83/145639-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 12 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1979,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15 oktober en 29 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parket-nummer 83/145639-23. Tevens is aan de verdachte ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging met parketnummer 83/241383-22, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Deze strafzaken zijn ter terechtzitting gevoegd. De tekst van de (nader omschreven) tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 83/241383-22 ten laste gelegde feiten 1 en 2 en de onder parketnummer 83/145639-23 ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest en een beroepsverbod voor de duur van 5 jaren, inhoudende dat de verdachte geen bestuurder noch enig aandeelhouder van een vennootschap mag zijn dan wel een vennootschap beheert en/of bestuurt, geen administratie mag voeren voor of namens een vennootschap of derden en geen belastingaangiften namens derden mag indienen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte (hierna: [verdachte] ) [1] dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde (gewoonte)witwassen, deelname aan een criminele organisatie, valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. Ten aanzien van de verdenking van witwassen geldt dat niet bewezen kan worden dat de ten laste gelegde gelden afkomstig zijn uit enig misdrijf. Immers niet is vast komen te staan dat [naam bedrijf 1] geen economische activiteiten heeft verricht. Voor zover de gelden wel afkomstig zouden zijn uit misdrijf, geldt dat [verdachte] niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de geldstromen naar de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en zijn bedrijven en kan vanwege het ontbreken van betrokkenheid van [verdachte] niet worden vastgesteld dat zij wetenschap had van de criminele herkomst van de geldbedragen. De directe betrokkenheid van [verdachte] bij het account ‘ [accountnaam 1] ’ blijkt onvoldoende uit het dossier. Ten aanzien van de facturen staat niet vast dat het gaat om valse facturen. Evenmin is sprake van het (samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] , hierna: [medeverdachte 2] ) beïnvloeden van getuigen door [verdachte] als bedoeld in artikel 285a Sr. Niet is gebleken van het herhaald benaderen tegen de wil van de getuigen. Tot slot kan niet worden gesproken van een criminele organisatie bestaande uit een duurzaam samenwerkingsverband met een strafbaar oogmerk.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het daarbij verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
[naam bedrijf 1] .
[naam bedrijf 1] . (hierna: [naam bedrijf 1] ) is opgericht op 9 januari 2020 en is gevestigd op het woonadres aan de [adres 2] in Den Haag. [medeverdachte 1] is via [naam bedrijf 2] . de bestuurder en enig aandeelhouder van [naam bedrijf 1] . Bij de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) worden als bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf 1] genoemd: handelsbemiddelingen in voedings- en genotmiddelen, meubels, huishoudelijke artikelen, ijzerwaren, hout, vlakglas, sanitair, bouwmaterialen, grondverzet en samenwerkingsorganen op het gebied van gezondheidszorg en overige gezondheidszorg ondersteunende diensten. Er zijn geen personen werkzaam bij [naam bedrijf 1] , zo blijkt uit de inschrijving bij de KvK en bij de Belastingdienst is er geen fiscale activiteit voor loonheffing geregistreerd.
Administratie [naam bedrijf 1]
Bij het opsporingsonderzoek bleken op het woonadres van [medeverdachte 1] en het bedrijfsadres van [naam bedrijf 1] geen bedrijfsactiviteiten plaats te vinden; ook is er bij doorzoeking op geen van deze adressen fysieke administratie van [naam bedrijf 1] aangetroffen. De bewoners van het adres waar [naam bedrijf 1] staat ingeschreven hebben verklaard dat ze de enige bewoners zijn en dat zij de onderneming [naam bedrijf 1] en diens bestuurder [medeverdachte 1] niet kennen. De enige bedrijfsadministratie van [naam bedrijf 1] is aangetroffen op een usb-stick in de woning van [verdachte] . Op deze usb-stick stonden 628 (concepten van) verkoopfacturen op naam van [naam bedrijf 1] . of [naam bedrijf 3] . uit de jaren 2020, 2021 en 2022. Van deze facturen zijn er 563 door [verdachte] opgesteld. Ook zijn er op verzoek van [verdachte] facturen opgesteld door [medeverdachte 2] en incidenteel door [persoon A] en [persoon B] , andere medewerkers van [naam bedrijf 4] (hierna: [naam bedrijf 4] ),waar [verdachte] eigenaar van is. De omschrijving op de facturen van de geleverde diensten betreft veelal arbeidsintensieve werkzaamheden waar personeel voor nodig is.
Bankrekeningen [naam bedrijf 1]
In de periode van 9 januari 2020 tot en met 12 januari 2023 wordt er op de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] ten minste een bedrag van ruim € 4.500.000 bijgeschreven. Deze betalingen zijn voornamelijk afkomstig van bedrijven die actief zijn in de bouwbranche, grondverzet of tuinbouw, dan wel in de dienstensector/payrolling. Ook dit betreft arbeidsintensieve activiteiten waar personeel voor nodig is. Uit onderzoek op de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] blijkt dat er geen betalingen hebben plaatsgevonden aan salaris of personeel. Er vinden vrijwel geen contante opnamen van de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] plaats waarmee personeel betaald zou kunnen zijn, en er worden geen kosten gemaakt of betaald die in relatie staan tot de gestelde handelsactiviteiten van [naam bedrijf 1] .
[verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden de beschikking over de bij [naam bedrijf 1] behorende bankrekeningen. Bij [verdachte] zijn bankpassen van [medeverdachte 1] (BUNQ- en RABO-bankrekening) aangetroffen. Ook is bij [verdachte] een telefoon aangetroffen waarop zich onder meer een Hotmail- en een Gmail-account op naam van [medeverdachte 1] bevonden. Dit toestel is gebruikt om digitaal te bankieren op de rekeningen bij ING-bank van [medeverdachte 1] en [naam bedrijf 1] . Via de IP-adressen van [medeverdachte 2] en vanaf het IP-adres van [naam bedrijf 4] is (veelvuldig) ingelogd op de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] en [medeverdachte 1] .
Dat [verdachte] feitelijk over de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] beschikte blijkt ook uit haar verklaring dat zij de bijbehorende bankpassen in haar bezit had, die zij naar eigen zeggen af en toe mocht gebruiken, en dat zij op de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] kon inloggen. Daarnaast is er vanaf het IP-adres van [verdachte] via het Knaken-account op naam van [medeverdachte 1] een bitcoin opgenomen.
Dat ook [medeverdachte 2] over deze bankrekeningen beschikte wordt ondersteund door gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarin [medeverdachte 1] inlog -en pincodes naar [medeverdachte 2] heeft verstuurd. Ook verstuurde [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] een kopie van zijn paspoort, een foto van zijn bankpas, facturen gericht aan [naam bedrijf 1] , het saldo van de rekening van [naam bedrijf 1] en SMS-codes om in te loggen op Mijn-ING. Daarbij kreeg [medeverdachte 1] van [medeverdachte 2] de instructie om geld te pinnen en om op een locatie personen te ontmoeten.
Inkomende contante geldstroom
Uit chat- en OVC-gesprekken blijkt dat de inkomende geldstroom van [naam bedrijf 1] afkomstig is uit contante gelden. In de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn verschillende chatconversaties aangetroffen waarin wordt gesproken over het inleggen van contant geld en het weer giraal beschikbaar stellen dan wel uitbetalen van dit geld via bankrekeningen van [naam bedrijf 1] . Uit deze chats blijkt dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrokken waren bij deze geldoverdrachten. [verdachte] en [medeverdachte 2] spraken met derden af, waarbij tijdstippen, ontmoetingsplaatsen en andere gegevens werden uitgewisseld. Daarbij werden zogeheten tokens gebruikt als wederzijdse identificatie. De chats bevatten afbeeldingen van tokens en afbeeldingen van grote pakken geld. Deze werkwijze omtrent het innemen van contante gelden wordt eveneens bevestigd door de OVC-gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] , en tussen [verdachte] en [persoon B] . Zij spreken hierin onder andere over het innemen van cash door [medeverdachte 2] , het brengen van geld naar het kantoor en over het cash dat op de rekening zou staan.
Een concreet voorbeeld van deze werkwijze valt te zien op 18 en 22 oktober 2022, zo blijkt uit aangetroffen chatconversaties uit de chatgroep met de naam ‘ [naam chatgroep] ’. Deelnemers van de chatgroep zijn de gebruikers van de accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 3] . Uit de chatconversaties komt naar voren dat er op die dagen transacties van respectievelijk € 198.590,- en € 26.910,- hebben plaatsgevonden. De contante geldbedragen zijn overgedragen door [accountnaam 3] aan [accountnaam 1] en zijn bedoeld voor [accountnaam 2] . In de chatconversaties worden afspraken gemaakt over het brengen van het geld; er worden ontmoetingsplaatsen uitgewisseld en er wordt gebruik gemaakt van tokens bij de geldoverdrachten.
De telefoon met voorgaande chatconversaties en het Signal-account [accountnaam 1] is aangetroffen in de woning van [verdachte] . Bij de doorzoeking van [naam bedrijf 4] is daarnaast een notitie in beslag genomen met daarop de tekst “ [accountnaam 1] ” en het telefoonnummer behorende bij het Signal-account van [accountnaam 1] . Ook wordt in een OVC-gesprek tussen [verdachte] en [persoon B] na inbeslagname van de telefoon en de notitie gesproken over “ [naam 1] ” en een “ [naam 2] ” die met gebruikersnaam, ID en wachtwoord is meegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat [verdachte] de hiervoor genoemde telefoon in gebruik had, dat zij degene is die onder de accountnaam [accountnaam 1] de chatconversatie over de geldoverdrachten heeft gevoerd en dat zij ook de hiervoor besproken transacties heeft verricht.
Uitgaande girale geldstroom
De uitgaande betalingen vanaf de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] zijn voornamelijk gedaan aan personen en bedrijven gevestigd in het buitenland, in het bijzonder Hong Kong, China, Turkije en Spanje. Bedragen worden afgeschreven met omschrijvingen die onder meer verwijzen naar betalingen voor een hypotheek, investeringen en aankoop van een villa, waarbij ook factuurnummers worden vermeld.
Aan de hand van de onderzochte uitgaande betalingen kan geen relatie worden gelegd met geleverde diensten zoals die staan vermeld op de facturen die de inkomende geldstromen zouden moeten verklaren. De afschrijvingen zijn daarnaast bedrijfsvreemd en passen dus niet binnen de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten zoals die zijn opgenomen in de KvK-registratie. Niet is gebleken dat er door [naam bedrijf 1] daadwerkelijk diensten en/of goederen zijn geleverd of dat [naam bedrijf 1] diensten en/of goederen heeft afgenomen.
Ten aanzien van de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten oordeelt de rechtbank, mede op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden als volgt.
Valsheid in geschrift
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verkoopfacturen die op de usb-stick in de woning van [verdachte] zijn aangetroffen vals zijn. Op de facturen werd immers vermeld dat [naam bedrijf 1] werkzaamheden zou hebben verricht, terwijl niets erop duidt dat deze werkzaamheden in werkelijkheid ook hebben plaatsgevonden. De valse facturen hebben er dus kennelijk toe gediend om de herkomst van de geldstromen binnen [naam bedrijf 1] en de contante oorsprong daarvan te verhullen.
Het vals opmaken van facturen en het opnemen daarvan in de bedrijfsadministratie is grotendeels uitgevoerd door [verdachte] , die feitelijk de touwtjes in handen had bij [naam bedrijf 1] . Een enkele keer heeft zij het opmaken van een valse factuur aan anderen uitbesteed. Deze gedragingen van [verdachte] zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en kunnen daarom aan [naam bedrijf 1] worden toegerekend. [verdachte] heeft gelet op het voorgaande tevens feitelijke leiding gegeven aan deze verboden gedragingen.
De verklaring dat [verdachte] de facturen zonder verdere vragen te stellen voor [medeverdachte 1] op zijn verzoek als “vriendendienst” heeft opgemaakt, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande volstrekt ongeloofwaardig.
Gewoontewitwassen
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. Er is sprake van een grote girale geldstroom met een contante oorsprong, die wordt afgedekt door middel van valse facturen. Bij deze stand van zaken mag van de verdachte een verklaring worden verlangd voor de herkomst van de gelden die op de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] zijn bij- en afgeschreven. Door de verdachte is geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd waaruit volgt dat voornoemde geldstroom niet uit misdrijf afkomstig is. Op grond hiervan is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf. Met verwijzing naar de eerder aangehaalde chat- en OVC-gesprekken stelt de rechtbank daarnaast vast dat [verdachte] dat ook wist. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt dat sprake was van een duidelijke werkwijze en rolverdeling en dus van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee kan worden bewezen dat [verdachte] dit feit in vereniging met anderen heeft gepleegd.
Het witwassen heeft drie jaar geduurd en heeft in die periode een zodanige omvang en continuïteit gehad dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat [verdachte] tezamen met anderen van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Beïnvloeden getuigen
Na de aanhouding van [verdachte] zijn enkele gesprekken opgenomen in de PI tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] en tussen [verdachte] en haar medewerkers [persoon A] en [persoon B] . Uit deze gesprekken volgt dat op aangeven van [verdachte] meerdere getuigen zijn beïnvloed om in het nadeel van [medeverdachte 1] , en daarmee ten gunste van [verdachte] en [medeverdachte 2] , verklaringen af te leggen. [verdachte] heeft hierbij gedetailleerde instructies gegeven aan [medeverdachte 2] , [persoon B] en [persoon A] .
De potentiële getuigen, waaronder klanten van [naam bedrijf 1] ( [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ), moesten worden geïnstrueerd dat zij enkel contact zouden hebben gehad met [medeverdachte 1] . Aan hen moest een foto van [medeverdachte 1] worden getoond en er moest worden gezegd dat er rondom [naam bedrijf 1] uitsluitend met [medeverdachte 1] (en niet met andere personen) contact zou zijn geweest in een koffiehuis in Den Haag. De drie getuigen die in de tenlastelegging worden genoemd hebben bij de politie conform deze instructies verklaard. De rechtbank concludeert dat [verdachte] samen met anderen deze getuigen opzettelijk heeft beïnvloed met het oog op de door hen af te leggen verklaringen.
Criminele organisatie
Er is gedurende een langere periode sprake geweest van gewoontewitwassen, het plegen van valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [persoon A] en [persoon B] vormden samen met de rechtspersonen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 4] een organisatie die zeer grote contante geldbedragen afkomstig uit misdrijf ontving, en vervolgens een girale geldstroom op gang bracht die werd afgedekt middels valse facturen. Binnen de organisatie was sprake van een zekere duurzaamheid en structuur en de samenwerking was gericht op het gewoontewitwassen, het plegen van valsheid in geschrift om dit witwassen te verhullen en (na de aanhouding van [verdachte] ) het beïnvloeden van getuigen. Gedurende een periode van drie jaar is er een groot geldbedrag op de hiervoor beschreven wijze via de rekeningen van [naam bedrijf 1] gelopen. [naam bedrijf 1] was hierbij niets meer dan een witwasvehikel; binnen het bedrijf vonden sinds de oprichting geen bedrijfseconomische activiteiten plaats. Uit de verschillende chat- en OVC-gesprekken blijkt dat de gespreksdeelnemers elkaar (goed) kennen, elkaar uitzonderlijk grote sommen geld toevertrouwen en van elkaar weten wie welke taak heeft. De gesprekken geven blijk van een zekere routine, waarbij men vaak aan een half woord genoeg heeft; instructies worden kort en zakelijk gegeven en worden ook opgevolgd. [naam bedrijf 4] hield administratie bij van de bedrijven die giraal geld overboekten naar [naam bedrijf 1] en naast [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben ook medewerkers van [naam bedrijf 4] valse facturen opgemaakt. Het na de aanhouding van [verdachte] beïnvloeden van getuigen was van belang voor het in stand houden van de criminele organisatie en maakt hier daarom deel uit van het oogmerk van de organisatie.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode deel uitmaakte van een criminele organisatie samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [persoon A] , [persoon B] en de rechtspersonen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 4] . [verdachte] heeft binnen de criminele organisatie een actieve rol vervuld en stuurde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de andere medewerkers van [naam bedrijf 4] aan. [verdachte] onderhield daarnaast contact met derden die contante gelden wilden inleggen en maakte de valse facturen op voor [naam bedrijf 1] . [verdachte] kon beschikken over de rekeningen van [naam bedrijf 1] en de rekeningen van [medeverdachte 1] en heeft hiervan gebruik gemaakt.
Op grond van deze vaststellingen komt de rechtbank tot het oordeel dat [verdachte] zich in de gehele ten laste gelegde periode actief, frequent en in een leidinggevende rol bezig heeft gehouden met de organisatie van het gewoontewitwassen, het plegen van valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen.
4.3.
Vrijspraak feit 2 in de zaak met parketnummer 83/145639-23
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] de ten laste gelegde facturen heeft vervalst of laten vervalsen. Hoewel de rechtbank ziet dat [verdachte] een factuur heeft doorgestuurd aan de nieuwe zaakvoerder van [naam bedrijf 5] ., kan niet worden vastgesteld op welke titel zij de auto heeft verkregen. Derhalve kan er niet worden vastgesteld welke van de op de tenlastelegging genoemde facturen vals zijn en, voor zover er stukken vals zijn, wat haar betrokkenheid daarbij is. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 5 in de zaak met parketnummer 83/145639-23
Het onder 5 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 83/145639-23 is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 83/241383-22 en de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 83/145639-23 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 83/145639-23 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
In de zaak met parketnummer 83/241383-22
1.
Zij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023, te 's-Gravenhage en Nieuwersluis en elders in Nederland en Turkije en Spanje, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, van één of meer voorwerpen, te weten:
geldbedragen en/of een hoeveelheid bitcoins,
de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die geldbedragen zijn, en
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en haar mededaders wisten, dat die geldbedragen - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en haar mededaders, van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
2.
Zij, in de periode van 18 oktober 2022 tot en met 22 oktober 2022, te 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met anderen,
op hierna te noemen tijdstippen
een geldbedrag van EUR 198.590,00 (op 18 oktober 2022) en
een geldbedrag van EUR 26.910,00 (op 22 oktober 2022),
heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl zij, verdachte, en haar mededaders wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
In de zaak met parketnummer 83/145639-23
1.
Zij, in de periode van 1 januari 2020
tot en met 1 februari 2023 te 's-Gravenhage en Nieuwersluis,
leiding heeft gegeven aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten verdachte, en [medeverdachte 2] en [naam bedrijf 1] . en [naam bedrijf 4] en [medeverdachte 1] , en [persoon A] en [persoon B] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten de misdrijven omschreven in:
- artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht ((gewoonte)witwassen);
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte);
- artikel 285a Wetboek van Strafrecht (beïnvloeden getuigen).
3.
[naam bedrijf 1] ., in de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
geschriften (bedrijfsadministratie) telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt , hebbende genoemde rechtspersoon en haar mededaders toen en daar opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf 1] ., zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, valse facturen ten name van [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 3] . gericht aan:
- [naam bedrijf 6] d.d. 14 augustus 2020 ; en
- [naam bedrijf 7] d.d 14 november 2020 ; en
- [naam bedrijf 8] d.d. 30 september 2021 ; en
- [naam bedrijf 9] d.d. 16 juni 2021 ; en
- [naam bedrijf 10] d.d. 27 september 2022 ; en
- [naam bedrijf 11] d.d. 26 september 2022 ; en
- [naam bedrijf 12] . d.d. 27 februari 2022 ; en
- [naam bedrijf 13] d.d. 30 april 2020 t/m 19 juni 2020 ,
elk zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opgenomen, bestaande die valsheden telkens hierin - zakelijk weergegeven - dat op die facturen werd voorgedaan dat [naam bedrijf 1] . of [naam bedrijf 3] . werkzaamheden heeft verricht terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
aan welke bovengenoemde verboden gedraging verdachte telkens feitelijk
eleiding heeft gegeven.
4.
Zij, in de periode van 1 november
2022 tot en met 1 februari 2023
in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, zich opzettelijk, mondeling en bij afbeelding jegens [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] heeft geuit, kennelijk om
hunvrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden,
terwijl zij, verdachte en haar mededaders, ernstige reden hadden te vermoeden dat die verklaringen zouden worden afgelegd, immers hebben zij, verdachte, en haar mededaders opzettelijk tegen [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] gezegd, althans, in woord of afbeelding bij hen aangegeven, dat:
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat verdachte [verdachte] niet heeft gehandeld uit of in naam van [naam bedrijf 1] . en dat [verdachte] niet als contactpersoon van [naam bedrijf 1] . fungeerde; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat medeverdachte [medeverdachte 2] niet heeft gehandeld uit of in naam van [naam bedrijf 1] . en dat [medeverdachte 2] niet als contactpersoon van [naam bedrijf 1] . fungeerde; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat [medeverdachte 1] de persoon achter [naam bedrijf 1] . is en dat zij de facturen vanuit [naam bedrijf 1] . van [medeverdachte 1] hebben ontvangen; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat
zijalleen
hebbengehandeld met [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 1] de contactpersoon van [naam bedrijf 1] . is; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat
zij[medeverdachte 1] (steeds) hebben ontmoet in het koffiehuis en dat zij daarom geen telefonische en/of e-mail contacten met genoemde [medeverdachte 1] hebben onderhouden; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen hoe [medeverdachte 1] eruit ziet en dat zij hem herkennen van een getoonde foto.
5.
Zij, op 1 november 2022 te ’s-Gravenhage munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, Categorie III te weten vijftien kogelpatronen, kaliber 9 X 19 mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
In de zaak met parketnummer 83-241383-22

1.het medeplegen van gewoontewitwassen;

2.het medeplegen van witwassen.

In de zaak met parketnummer 83-145639-23

1. als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

3. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl zij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

4. medeplegen van opzettelijk mondeling en bij afbeelding zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd;

5.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft leiding gegeven aan een criminele organisatie die zich gedurende een periode van drie jaar bezig heeft gehouden met het plegen van gewoontewitwassen voor een bedrag van minimaal € 4.500.000,-, valsheid in geschrift en het beïnvloeden van getuigen. Dit vond plaats door het op gang brengen van een grote girale geldstroom met een contante oorsprong, die werd afgedekt door middel van valse facturen. De giraal gemaakte geldbedragen werden vervolgens via een bedrijf, dat enkel werd gebruikt als witwasvehikel, doorgestort naar met name bankrekeningen in het buitenland. De verdachte vervulde hierbij een belangrijke en onmisbare rol, nam frequent het initiatief en hield zich ook bezig met de aansturing van medeverdachten. Op deze wijze trachtte zij namens de organisatie en buiten het zicht van de overheid zaken te doen en criminele transacties uit te voeren.
Witwassen op deze schaal vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Witwassen leidt er namelijk toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk en ogenschijnlijk legaal over het geld kan beschikken. Dit alles gaat ten koste van de samenleving.
Nadat zij was aangehouden heeft de verdachte, in een poging om de financiële belangen van de criminele organisatie veilig te stellen, op onaanvaardbare wijze geprobeerd de uitkomst van de strafzaak te beïnvloeden door drie getuigen instructies te geven over wat zij (ten gunste van haar en [medeverdachte 2] ) moesten verklaren in hun verhoren. Dat getuigen in een strafzaak in vrijheid en onbelemmerd kunnen verklaren is van het grootste belang voor de waarheidsvinding en het eerlijke verloop van een strafprocedure. Door die vrijheid aan te tasten wordt de rechtsorde ondermijnd.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie. De rechtbank rekent haar al deze feiten zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft het strafblad van de verdachte van 21 juni 2024, waaruit blijkt dat zij in een andere zaak wordt verdacht van soortgelijke strafbare feiten, maar geen recente veroordelingen heeft gehad. Dat betekent dat het strafblad niet strafverzwarend werkt.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft op 11 april 2023 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt kort samengevat het volgende in. Er zijn geen aanwijzingen voor psychische problemen of voor problematisch middelengebruik. De reclassering vindt het opmerkelijk dat de verdachte nu voor de derde keer met justitie in aanraking komt voor soortgelijke (vermogens)delicten en heeft daarom enige twijfels ten aanzien van (een deel van) het sociale netwerk van de verdachte en haar (mogelijk pro-criminele) houding. De reclassering adviseert geen bijzondere voorwaarden, aangezien zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd. Daarbij liep de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten in een schorsing van de voorlopige hechtenis voor een soortgelijke verdenking. De rechtbank stelt vast dat deze schorsing en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden de verdachte er kennelijk niet van hebben kunnen weerhouden om deze feiten te plegen, hetgeen zorgelijk te noemen is. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat het gaat om een zeer groot witwasbedrag (ruim € 4.500.000,-), waarbij de witwashandelingen stelselmatig zijn gepleegd gedurende een periode van drie jaar, en dat de verdachte binnen de organisatie een leidende rol had.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd komt de rechtbank in de bewezenverklaring tot een lager witwasbedrag en tot vrijspraak voor feit 2 in de zaak met parketnummer 83/145639-23. De rechtbank acht de door officier van justitie geëiste gevangenisstraf mede om die redenen te hoog. Een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, zoals door de raadsman bepleit, doet echter geen recht aan de ernst en de hoeveelheid van de feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank een bestuurs- en beroepsverbod, eveneens voor de duur van vijf jaren, passend om het recidivegevaar te beperken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft primair verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen bij gebrek aan ernstige bezwaren en gronden, subsidiair om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen, zodat de verdachte het hoger beroep in vrijheid kan afwachten.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 13 september 2023 geschorst tot de dag waarop de rechtbank de einduitspraak in deze zaak zal doen. Dat betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis op de dag van de uitspraak van rechtswege eindigt. De rechtbank ziet tegen de achtergrond van de onderhavige veroordeling geen aanleiding om de voorlopige hechtenis op te heffen of opnieuw te schorsen en daarmee vooruit te lopen op een mogelijk in te stellen hoger beroep. De verzoeken daartoe worden afgewezen.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt verdediging
De in beslag genomen € 4.000,- behoort toe aan [naam bedrijf 4] . Niet kan worden bewezen dat dit geld afkomstig is uit enig misdrijf. Dit geldbedrag dient te worden teruggegeven. Voor de overige in beslag genomen goederen refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.2.
Beoordeling
De rechtbank zal, conform het standpunt van de officier van justitie, beslissen dat de volgende goederen worden onttrokken aan het verkeer:
- administratie, omschrijving [beslagnummer 8] , factuur [naam bedrijf 3] aan [naam bedrijf 14] d.d. 3-9-2021, factuurnr 0112-2021);
- administratie, omschrijving [beslagnummer 9] , factuur [naam bedrijf 3] aan [naam bedrijf 14] d.d. 16-8-2021, factuurnr 0100-2021;
- administratie, omschrijving [beslagnummer 10] , factuur [naam bedrijf 3] aan VOF ' [naam bedrijf 14] d.d. 26-7-2023, factuurnr 082-2021;
- administratie, omschrijving [beslagnummer 11] , factuur [naam bedrijf 3] aan VOF ' [naam bedrijf 14] d.d. 2-7-2021, factuurnr 0061-2021.
De bewezen feiten zijn met betrekking tot en met behulp van voornoemde voorwerpen begaan en de voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De volgende goederen zullen, conform het standpunt van de officier van justitie, verbeurd worden verklaard:
- telefoontoestel, omschrijving [beslagnummer 1] , iPhone 8;
- telefoontoestel, omschrijving [beslagnummer 2] , iPhone 12;
- telefoontoestel, omschrijving [beslagnummer 3] , iPhone 12 pro;
- computer, omschrijving [beslagnummer 4] , Asus Vivo;
- computer, omschrijving [beslagnummer 5] , Apple MacBook pro;
- USB-stick, omschrijving [beslagnummer 6] , Kingston;
- € 4.000 euro, omschrijving [beslagnummer 7] ;
- € 34.615 euro, KVI-B-003.
De bewezen feiten zijn met betrekking tot en behulp van voornoemde voorwerpen begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 28, 31, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 51, 57, 140, 225, 285a, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 83/145639-23 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 83/241383-22 en het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 83/145639-23, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt als bijkomende straf op aan de verdachte:
ontzetting van het recht tot het uitoefenen van enig beroepals bestuurder of enig aandeelhouder van een vennootschap, dan wel het beheren en/of besturen van een vennootschap, het voeren van de administratie voor of namens een vennootschap of derden en het indienen van belastingaangiften namens derden,
voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- administratie, omschrijving [beslagnummer 8] , factuur [naam bedrijf 3] aan [naam bedrijf 14] d.d. 3-9-2021, factuurnr 0112-2021);
- administratie, omschrijving [beslagnummer 9] , factuur [naam bedrijf 3] aan [naam bedrijf 14] d.d. 16-8-2021, factuurnr 0100-2021;
- administratie, omschrijving [beslagnummer 10] , factuur [naam bedrijf 3] aan VOF ' [naam bedrijf 14] d.d. 26-7-2023, factuurnr 082-2021;
- administratie, omschrijving [beslagnummer 11] , factuur [naam bedrijf 3] aan VOF ' [naam bedrijf 14] d.d. 2-7-2021, factuurnr 0061-2021.
Verklaart verbeurd:
- telefoontoestel, omschrijving [beslagnummer 1] , iPhone 8;
- telefoontoestel, omschrijving [beslagnummer 2] , iPhone 12;
- telefoontoestel, omschrijving [beslagnummer 3] , iPhone 12 pro;
- computer, omschrijving [beslagnummer 4] , Asus Vivo;
- computer, omschrijving [beslagnummer 5] , Apple MacBook pro;
- USB-stick, omschrijving [beslagnummer 6] , Kingston;
- 4000 euro, omschrijving [beslagnummer 7] ;
- 34.615 euro, KVI-B-003.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 november 2024.
Bijlage I
Tekst (nader omschreven) tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 83-241383-22
1.
Zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023, te 's-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Spanje, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten:
een geldbedrag van (ongeveer) EUR 6.500.000,-, althans (een) of meer (ander) (contant gestort(e)) geldbedrag(en) en/of een hoeveelheid bitcoins, en/of andere cryptovaluta,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die geldbedrag(en) is/zijn, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den),
en/of
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en haar mededader(s), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[naam bedrijf 1] ., op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023, te 's-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland en/of Turkije en/of Spanje, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten:
een geldbedrag van (ongeveer) EUR 6.500.000,-, althans (een) of meer (ander) (contant gestort(e)) geldbedrag(en) en/of een hoeveelheid bitcoíns, en/of andere cryptovaluta,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die geldbedrag(en) is/zijn, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den),
en/of
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, [naam bedrijf 1] ., en/of haar mededader(s) wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, [naam bedrijf 1] ., en haar mededader(s), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
Zij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 18 oktober 2022 tot en met 22 oktober 2022, te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
a. a) op hierna te noemen tijdstippen (telkens) van een geldbedrag, te weten:
1) een geldbedrag van EUR 198.590,00 (op 18 oktober 2022) en/of
2) een geldbedrag van EUR 26.910,00 (op 22 oktober 2022),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld dan wel verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven geldbedragen is/zijn en/of wie bovenomschreven
geldbedragen voorhanden heeft/hebben gehad,
en/of
b) op hierna te noemen tijdstippen (telkens) een geldbedrag, te weten:
1) een geldbedrag van EUR 198.590,00 (op 18 oktober 2022) en/of
2) een geldbedrag van EUR 26.910,00 (op 22 oktober 2022),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Parketnummer 83-145639-23
1.
Zij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020
tot en met 1 februari 2023 te 's-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland,
leiding heeft gegeven aan, althans heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten onder meer verdachte, en/of [medeverdachte 2] en/of [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 15] en/of [naam bedrijf 16] . en/of [medeverdachte 1] , en/of [persoon A] en/of [persoon B] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten de misdrijven omschreven in:
- artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht ((gewoonte)witwassen);
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte);
- artikel 285a Wetboek van Strafrecht (beïnvloeden getuigen);
2.
Zij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 27 november 2022 te 's-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meerdere geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
1. een factuur op naam van [naam bedrijf 5] . aan [verdachte] d.d. 2 augustus 2022 (AMB-042-01, bijlage 10); en/of
2. een factuur op naam van [naam bedrijf 5] . aan [verdachte] d.d. 18 juni 2021 (AMB-042-01, bijlage 11),
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door (een) ander(en), door op die factu(u)r(en) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid te vermelden en/of doen vermelden en/of laten vermelden dat een auto (Porsche 911 Carrera S) met Belgisch kenteken [kentekennummer] door [naam bedrijf 17] en/of [naam bedrijf 5] . aan [verdachte] is verhuurd en/of is verkocht, terwijl de verhuur en/of verkoop van de betreffende auto met Belgisch kenteken [kentekennummer] in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
En/of
Zij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2022 tot en met 27 november 2022 te 's-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, gebruik heeft gemaakt van onder 1 en 2 genoemde valse en/of valselijk opgemaakte factu(u)r(en) als ware die/deze echt en onvervalst, door deze te (laten/doen) verzenden en/of te laten/doen toekomen aan Rechtbank Rotterdam en/of het Openbaar Ministerie en/of [persoon C] en/of [persoon D] , zulks terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik;
3.
[naam bedrijf 1] ., op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen (telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf 1] ., zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, (een) valse en/of vervalste fact(u)ur(en) ten name van [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 3] . gericht aan:
- [naam bedrijf 6] d.d. 14 augustus 2020 (DOC-033); en/of
- [naam bedrijf 7] d.d 14 november 2020 (DOC-034); en/of
- [naam bedrijf 8] d.d. 30 september 2021 (DOC-035); en/of
- [naam bedrijf 9] d.d. 16 juni 2021 (DOC-036); en/of
- [naam bedrijf 10] d.d. 27 september 2022 (DOC-037); en/of
- [naam bedrijf 11] d.d. 26 september 2022 (DOC-038) en/of
- [naam bedrijf 12] . d.d. 27 februari 2022 (DOC-039); en/of
- [naam bedrijf 13] d.d. 30 april 2020 t/m 19 juni 2020 (EOB-DE-001-02, bijlage 25
t/m 34),
elk zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken en/of doen verwerken, bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin - zakelijk weergegeven - dat op die facturen werd voorgedaan dat [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 3] . werkzaamheden heeft/hebben verricht (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
Zij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 november
2022 tot en met 1 februari 2023 te 's-Gravenhage en/of Nieuwersluis en/of (elders)
in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich opzettelijk, al dan niet door tussenkomst van een/of meer mededader(s), mondeling en/of door gebaren en/of bij geschrift of afbeelding(en) jegens [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] heeft/hebben geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), ernstige reden had/hadden te vermoeden dat die verklaring(en) zou(den) worden afgelegd, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) opzettelijk tegen [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] gezegd, althans, in woord of geschrift of afbeelding bij hen aangegeven, dat:
- hij/zij ( [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] ) moet(en) zeggen dat verdachte [verdachte] niet heeft gehandeld uit of in naam van [naam bedrijf 1] . en/of dat [verdachte] niet als contactpersoon van [naam bedrijf 1] . fungeerde; en/of
- hij/zij ( [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] ) moet(en) zeggen dat medeverdachte [medeverdachte 2] niet heeft gehandeld uit of in naam van [naam bedrijf 1] . en/of dat [medeverdachte 2] niet als contactpersoon van [naam bedrijf 1] . fungeerde; en/of
- hij/zij ( [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] ) moet(en) zeggen dat [medeverdachte 1] de persoon achter [naam bedrijf 1] . is en/of dat zij de facturen vanuit [naam bedrijf 1] . van [medeverdachte 1] hebben ontvangen; en/of
- hij/zij ( [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] ) moet(en) zeggen dat hij alleen heeft gehandeld met [medeverdachte 1] en/of dat [medeverdachte 1] de contactpersoon van [naam bedrijf 1] . is; en/of
- hij/zij ( [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] ) moet(en) zeggen dat hij [medeverdachte 1] (steeds) heeft/hebben ontmoet in het koffiehuisen/of dat zij daarom geen telefonische en/of e-mail contacten met genoemde [medeverdachte 1] hebben onderhouden; en/of
- hij/zij ( [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] ) moet(en) zeggen hoe [medeverdachte 1] eruit ziet en/of dat zij hem herkennen van een (eventueel) getoonde foto;
5.
Zij, op 1 november 2022 te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, Categorie III te weten vijftien, althans één of meerdere (kogel)patronen, kaliber 9 X 19 mm voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Omwille van de leesbaarheid zullen in dit vonnis de (mede)verdachten bij hun naam worden genoemd, dus zonder steeds de aanduiding ‘de verdachte’ of ‘de medeverdachte’.