4.5.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 83/241383-22 en de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 83/145639-23 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 83/145639-23 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
In de zaak met parketnummer 83/241383-22
1.
Zij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023, te 's-Gravenhage en Nieuwersluis en elders in Nederland en Turkije en Spanje, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, van één of meer voorwerpen, te weten:
geldbedragen en/of een hoeveelheid bitcoins,
de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die geldbedragen zijn, en
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en haar mededaders wisten, dat die geldbedragen - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en haar mededaders, van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
2.
Zij, in de periode van 18 oktober 2022 tot en met 22 oktober 2022, te 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met anderen,
op hierna te noemen tijdstippen
een geldbedrag van EUR 198.590,00 (op 18 oktober 2022) en
een geldbedrag van EUR 26.910,00 (op 22 oktober 2022),
heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl zij, verdachte, en haar mededaders wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
In de zaak met parketnummer 83/145639-23
1.
Zij, in de periode van 1 januari 2020
tot en met 1 februari 2023 te 's-Gravenhage en Nieuwersluis,
leiding heeft gegeven aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten verdachte, en [medeverdachte 2] en [naam bedrijf 1] . en [naam bedrijf 4] en [medeverdachte 1] , en [persoon A] en [persoon B] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten de misdrijven omschreven in:
- artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht ((gewoonte)witwassen);
- artikel 225 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte);
- artikel 285a Wetboek van Strafrecht (beïnvloeden getuigen).
3.
[naam bedrijf 1] ., in de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 februari 2023, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
geschriften (bedrijfsadministratie) telkens opzettelijk valselijk heeft opgemaakt , hebbende genoemde rechtspersoon en haar mededaders toen en daar opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [naam bedrijf 1] ., zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, valse facturen ten name van [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 3] . gericht aan:
- [naam bedrijf 6] d.d. 14 augustus 2020 ; en
- [naam bedrijf 7] d.d 14 november 2020 ; en
- [naam bedrijf 8] d.d. 30 september 2021 ; en
- [naam bedrijf 9] d.d. 16 juni 2021 ; en
- [naam bedrijf 10] d.d. 27 september 2022 ; en
- [naam bedrijf 11] d.d. 26 september 2022 ; en
- [naam bedrijf 12] . d.d. 27 februari 2022 ; en
- [naam bedrijf 13] d.d. 30 april 2020 t/m 19 juni 2020 ,
elk zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opgenomen, bestaande die valsheden telkens hierin - zakelijk weergegeven - dat op die facturen werd voorgedaan dat [naam bedrijf 1] . of [naam bedrijf 3] . werkzaamheden heeft verricht terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
aan welke bovengenoemde verboden gedraging verdachte telkens feitelijk
eleiding heeft gegeven.
4.
Zij, in de periode van 1 november
2022 tot en met 1 februari 2023
in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, zich opzettelijk, mondeling en bij afbeelding jegens [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] heeft geuit, kennelijk om
hunvrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden,
terwijl zij, verdachte en haar mededaders, ernstige reden hadden te vermoeden dat die verklaringen zouden worden afgelegd, immers hebben zij, verdachte, en haar mededaders opzettelijk tegen [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] gezegd, althans, in woord of afbeelding bij hen aangegeven, dat:
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat verdachte [verdachte] niet heeft gehandeld uit of in naam van [naam bedrijf 1] . en dat [verdachte] niet als contactpersoon van [naam bedrijf 1] . fungeerde; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat medeverdachte [medeverdachte 2] niet heeft gehandeld uit of in naam van [naam bedrijf 1] . en dat [medeverdachte 2] niet als contactpersoon van [naam bedrijf 1] . fungeerde; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat [medeverdachte 1] de persoon achter [naam bedrijf 1] . is en dat zij de facturen vanuit [naam bedrijf 1] . van [medeverdachte 1] hebben ontvangen; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat
zijalleen
hebbengehandeld met [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 1] de contactpersoon van [naam bedrijf 1] . is; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen dat
zij[medeverdachte 1] (steeds) hebben ontmoet in het koffiehuis en dat zij daarom geen telefonische en/of e-mail contacten met genoemde [medeverdachte 1] hebben onderhouden; en
- zij ( [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] ) moeten zeggen hoe [medeverdachte 1] eruit ziet en dat zij hem herkennen van een getoonde foto.
5.
Zij, op 1 november 2022 te ’s-Gravenhage munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, Categorie III te weten vijftien kogelpatronen, kaliber 9 X 19 mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.