In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en twee huurders. De verhuurder, aangeduid als [eiser], heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege een aanzienlijke huurachterstand van meer dan tien maanden. De huurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hebben erkend dat er een huurachterstand is, maar hebben persoonlijke omstandigheden aangevoerd die hen in deze situatie hebben gebracht, zoals werkloosheid en gezondheidsproblemen. Ondanks deze omstandigheden hebben de huurders geen adequate stappen ondernomen om hun financiële situatie te verbeteren of hulp te zoeken. De kantonrechter heeft overwogen dat de huurders hun betalingsverplichtingen niet zijn nagekomen en dat de persoonlijke omstandigheden niet voldoende zijn om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De rechter heeft geoordeeld dat het belang van de verhuurder om over de woning te kunnen beschikken zwaarder weegt dan het belang van de huurders om in de woning te blijven. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming is toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de huurders om de woning te verlaten. Daarnaast zijn de huurders veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.