ECLI:NL:RBROT:2024:11858

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
11211697 CV EXPL 24-17465
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres, Woonplus, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege een huurachterstand van meer dan vier maanden. Ondanks dat [gedaagde] is gestart met schuldhulpverlening en budgetbeheer, kon zij geen concreet voorstel doen voor het afbetalen van de huurachterstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 2.498,14 bedroeg, wat voldoende was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] niet voldoende waren om de ontbinding te weerhouden, aangezien de huurverplichtingen niet werden nagekomen. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning is toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor ontruiming. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en rente afgewezen, omdat deze gebaseerd waren op een oneerlijk boetebeding in de algemene voorwaarden van Woonplus.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11211697 CV EXPL 24-17465
datum uitspraak: 15 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: [naam 1],
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonplus’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 juli 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de e-mail van [gedaagde] van 17 juli 2024, met één bijlage;
  • de brief van 19 augustus 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van Woonplus van 2 oktober 2024, met één bijlage.
1.2.
Op 17 oktober 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens Woonplus [naam 2] aanwezig. Daarnaast is ook [gedaagde] met haar budgetbeheerder, [naam 3], op de zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Tussen Woonplus als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres].
2.2.
De huur bedraagt momenteel € 582,46 per maand en moet voor de eerste van de maand betaald worden.

3.Het geschil

3.1.
Woonplus eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om de woning te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 3.575,55 met rente en de lopende huur vanaf augustus 2024;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 2.989,22 aan huur tot en met de maand juli 2024, rente van € 132,30 (berekend tot 4 juli 2024) en buitengerechtelijke kosten van € 454,03.
3.2.
Woonplus baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Daarnaast is [gedaagde] de wettelijke rente over de huurachterstand verschuldigd en een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten.
3.3.
Woonplus heeft voor de mondelinge behandeling een specificatie van de actuele huurachterstand in het geding gebracht. Uit dit overzicht volgt dat er, berekend tot en met de maand oktober 2024, sprake is van een huurachterstand van € 2.498,14.
3.4.
[gedaagde] heeft de gevorderde huurachterstand erkend. Door diverse persoonlijke omstandigheden (psychische problemen) is de huurachterstand ontstaan. [gedaagde] is inmiddels gestart met schuldhulpverlening en budgetbeheer.

4.De beoordeling

Huurachterstand
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 2.498,14 is. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand oktober 2024. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Woonplus te betalen.
Ontbinding huurovereenkomst
4.2.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarom vraagt Woonplus de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [1]
4.3.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand ruim vijf maanden. Hoewel de huurachterstand gedurende deze procedure iets is afgenomen, resteert er nog een huurachterstand van ruim vier maanden. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt in dit geval de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] te maken heeft met diverse – vervelende – persoonlijke omstandigheden die tot de huurachterstand hebben geleid. Deze omstandigheden kunnen echter niet aan Woonplus worden tegengeworpen. Zij ontheffen [gedaagde] namelijk niet van haar betalingsverplichtingen en maken ook niet dat daardoor ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd zou zijn. Daarbij weegt met name zwaar mee dat de lopende huur nog altijd niet structureel op tijd door [gedaagde] wordt betaald. Ook heeft [gedaagde] niet inzichtelijk gemaakt op welke termijn zij de huurachterstand kan afbetalen. In dit verband heeft [gedaagde] tijdens de zitting toegelicht dat zij zich nog in de stabilisatieperiode van het schuldhulpverleningstraject bevindt. Zij kan daarom nog geen concreet voorstel voor het afbetalen van de huurachterstand doen.
4.4.
Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden niet van Woonplus kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst voortzet. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt daarom toegewezen.
Ontruimingstermijn en gebruiksvergoeding
4.5.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 582,46 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Woonplus heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
4.6.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In art. 13 onder 3 van de algemene voorwaarden van Woonplus staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Woonplus daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [2] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde] een boete van € 50 per kalenderdag moet betalen als zij niet aan de verplichtingen uit de algemene voorwaarden voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] als zij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Woonplus wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
Er zijn verder geen oneerlijke bepalingen
4.7.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
Proceskosten
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonplus moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 496,00 aan griffierecht, € 476,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 238,00) en € 119,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.227,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonplus dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonplus te betalen € 2.498,14 aan huurachterstand tot en met oktober 2024;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonplus te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf november 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonplus te betalen € 582,46 per maand met de verhoging die is toegestaan;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonplus worden begroot op € 1.227,72;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia).