ECLI:NL:RBROT:2024:11852

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
11270650 CV EXPL 24-20650
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een energieovereenkomst en de gevolgen van informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Budget Thuis, handelend onder de naam BudgetEnergie, en een gedaagde die zelf procedeert. BudgetEnergie vorderde betaling van € 282,18 van de gedaagde, die betwistte dat er een energieovereenkomst tot stand was gekomen. De kantonrechter oordeelde dat voldoende bewijs was geleverd dat de overeenkomst op 14 mei 2023 tot stand was gekomen, onderbouwd door een welkomstmail en een bijgevoegde leveringsovereenkomst. De gedaagde had de levering van elektriciteit en gas van BudgetEnergie ontvangen, maar had de voorschotnota's niet betaald. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde verplicht was om de openstaande bedragen te betalen, maar dat er schendingen waren van de informatieverplichtingen door BudgetEnergie. Hierdoor werd de betalingsverplichting van de gedaagde verminderd met 25%, wat resulteerde in een te betalen bedrag van € 169,97. De kantonrechter wees ook de buitengerechtelijke incassokosten af, omdat BudgetEnergie niet had aangetoond dat de gedaagde een aanmaning had ontvangen. De proceskosten werden toegewezen aan BudgetEnergie, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11270650 CV EXPL 24-20650
datum uitspraak: 15 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Budget Thuis,die handelt onder de naam BudgetEnergie,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: J.J. Sikkema,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 juli 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek, met één bijlage.
1.2.
Ondanks dat [gedaagde] hiertoe in de gelegenheid is gesteld, heeft hij niet meer gereageerd op de repliek van BudgetEnergie.

2.De feiten

2.1.
BudgetEnergie is een energieleverancier en levert energie aan zowel particuliere als zakelijke klanten.
2.2.
BudgetEnergie heeft op 14 mei 2023 een welkomstmail aan [gedaagde] gestuurd. Bij die e-mail is als bijlage een leveringsovereenkomst op naam van [gedaagde] gevoegd. Daarin is onder meer opgenomen dat BudgetEnergie elektriciteit en gas zal leveren op het woonadres van [gedaagde] en dat de overeenkomst een looptijd kent van één jaar.

3.Het geschil

3.1.
BudgetEnergie eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 282,18 met wettelijke rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 226,63, rente van € 15,55 (berekend tot en met 18 juli 2024) en buitengerechtelijke kosten van € 40,00.
3.2.
BudgetEnergie baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft op 14 mei 2023 via de website een overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas met BudgetEnergie gesloten. BudgetEnergie heeft in de periode van 8 juni 2023 tot 6 juli 2023 elektriciteit en gas op het woonadres van [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft de voorschotnota’s van de maanden juni en juli 2023 van in totaal € 410,00 niet betaald. De overeenkomst is op 6 juli 2023 wegens wanbetaling beëindigd, waarna BudgetEnergie een eindnota heeft opgesteld. Uit die eindnota volgt dat [gedaagde] recht had op teruggave van een bedrag van € 183,37. BudgetEnergie heeft dat bedrag verrekend met de openstaande voorschotnota’s. [gedaagde] moet nu nog € 226,63 aan BudgetEnergie betalen. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, wil BudgetEnergie dat [gedaagde] ook buitenrechtelijke incassokosten en wettelijke rente betaalt.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. [gedaagde] betwist dat hij een overeenkomst heeft gesloten met BudgetEnergie. Hij stelt dat hij wel een welkomstmail van BudgetEnergie heeft ontvangen, maar daarna niks meer van BudgetEnergie heeft gehoord totdat hij de dagvaarding kreeg.

4.De beoordeling

BudgetEnergie en [gedaagde] hebben een overeenkomst gesloten: [gedaagde] moet dus betalen
4.1.
De kantonrechter moet beoordelen of [gedaagde] een bedrag van € 226,63 aan BudgetEnergie moet betalen. BudgetEnergie stelt zich daarvoor op het standpunt dat er op 14 mei 2023 een energieovereenkomst tussen haar en [gedaagde] tot stand is gekomen. Dit wordt door [gedaagde] betwist.
4.2.
Om haar standpunt te onderbouwen, heeft BudgetEnergie een e-mail overgelegd van 14 mei 2023 waarin de overeenkomst aan [gedaagde] bevestigd wordt. Als bijlage bij deze ‘welkomstmail’ zit een overeenkomst met daarop de persoonsgegevens en adresgegevens van [gedaagde]. [gedaagde] heeft bij antwoord erkend dat hij deze welkomstmail heeft ontvangen. Hij stelt dat hij BudgetEnergie na ontvangst van de welkomstmail heeft gebeld om te zeggen dat hij niet wilde overstappen. BudgetEnergie heeft echter aangevoerd dat er – buiten de hierna nog te bespreken aanpassing van het maandelijkse termijnbedrag – verder geen contact met [gedaagde] is geweest. Dat heeft [gedaagde] daarna niet meer betwist. Daarom komt niet vast te staan dat [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt tegen de welkomstmail en de daarbij gevoegde overeenkomst.
4.3.
BudgetEnergie heeft verder een eindnota met een overzicht van het verbruik van elektriciteit en gas op het woonadres van [gedaagde] overgelegd. Volgens deze stukken is er in de periode van 8 juni 2023 tot 6 juli 2023 274 kWh aan elektriciteit en 1 m³ aan gas op het woonadres van [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft dit verbruik niet betwist. [gedaagde] heeft bij antwoord wel aangegeven dat Eneco zijn energieleverancier is, maar hij heeft niet uitgelegd vanaf wanneer dat het geval is. [gedaagde] heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij in de periode van 8 juni 2023 tot 6 juli 2023 al een overeenkomst met Eneco had.
4.4.
BudgetEnergie stelt daarnaast dat [gedaagde] op 31 mei 2023 het maandelijkse termijnbedrag via het online portaal op de website van BudgetEnergie heeft aangepast van € 256,- naar € 205,-. BudgetEnergie heeft bij repliek de e-mail overgelegd, waarin dit aan [gedaagde] bevestigd is. [gedaagde] heeft hierop niet meer gereageerd en heeft dit dan ook niet betwist. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de stellingen van BudgetEnergie op dit punt juist zijn. Uit het feit dat [gedaagde] op 31 mei 2023 het termijnbedrag via het online portaal van BudgetEnergie heeft aangepast, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat er sprake was van een overeenkomst tussen BudgetEnergie en [gedaagde]. De kantonrechter ziet niet in waarom [gedaagde] het termijnbedrag zou aanpassen als hij vindt dat er geen overeenkomst tussen hem en BudgetEnergie is.
4.5.
Gelet op het bovenstaande vindt de kantonrechter dat voldoende vast is komen te staan dat er op 14 mei 2023 een overeenkomst tot stand is gekomen tussen BudgetEnergie en [gedaagde]. Dit betekent dat [gedaagde] verplicht is de termijnbedragen en leveringskosten voor elektriciteit en gas aan BudgetEnergie te betalen. Dat [gedaagde] stelt geen facturen te hebben ontvangen verandert daar niets aan. BudgetEnergie heeft onbetwist gesteld dat de facturen in haar online portaal zijn in te zien. Bovendien volgt uit de overeenkomst dat de betaling van de termijnbedragen per automatische incasso plaatsvindt.
4.6.
[gedaagde] moet het door BudgetEnergie geëiste bedrag van € 226,63 betalen, maar de kantonrechter vindt dat er redenen zijn om dit bedrag te verminderen. BudgetEnergie heeft namelijk niet aan al haar informatieverplichtingen voldaan. Dit wordt hieronder uitgelegd.
(Pre)contractuele Informatieverplichtingen
4.7.
BudgetEnergie stelt dat bij de totstandkoming van de overeenkomst is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v BW. Daarover wordt als volgt overwogen.
4.8.
De overeenkomst is gesloten op afstand tussen een handelaar en een consument. Van een overeenkomst op afstand is bijvoorbeeld sprake als deze telefonisch of – zoals in onderhavig geval – via een website is aangegaan.
4.9.
Bij of voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomsten moet de handelaar bepaalde informatie aan de consument verstrekken [1] en deze informatie bevestigen op een duurzame gegevensdrager. Een duurzame gegevensdrager betekent dat de consument de informatie eenvoudig moet kunnen bewaren, zoals bijvoorbeeld bij een e-mail of een brief.
4.10.
De Hoge Raad heeft beslist dat de rechter ambtshalve (dat wil zeggen: uit zichzelf) moet onderzoeken of aan een aantal informatieverplichtingen is voldaan. Het gaat dan om de informatie waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt als deze niet wordt gegeven en om de informatie waaraan extra gewicht moet worden toegekend. Dit zijn de essentiële informatieverplichtingen. Als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n essentiële informatieverplichting, dan moet de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk vernietigen, in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd. [2]
4.11.
De rechtbanken hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad voor de schending van de essentiële informatieverplichtingen een sanctierichtlijn [3] opgesteld. Deze sanctierichtlijn houdt samengevat in dat de betalingsverplichting wordt verminderd met 25% bij maximaal drie voldoende ernstige schendingen en met 50% bij meer dan drie voldoende ernstige schendingen. Eventuele schendingen van de verplichting om de informatie te bevestigen op een duurzame gegevensdrager worden daarbij gerekend als hoogstens één schending.
4.12.
Hierna zal worden beoordeeld of aan de informatieverplichtingen is voldaan. Alleen als er sprake is van een voldoende ernstige schending van een informatieverplichting, zal die informatieverplichting hierna worden besproken.
De duur van de overeenkomst en opzegtermijn na verlenging
4.13.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder o BW moet voor de consument duidelijk zijn hoe lang de overeenkomst loopt als deze niet tussentijds wordt opgezegd. Daarnaast moet duidelijk zijn of de overeenkomst na die periode vanzelf afloopt of doorloopt. Als de overeenkomst doorloopt dan moet ook worden vermeld op welke termijn de consument de overeenkomst daarna kan opzeggen. Informatie over de duur van de overeenkomst en de vraag of de overeenkomst vanzelf eindigt of juist doorloopt moet tijdens het bestelproces aan de consument worden verstrekt zonder dat de consument de informatie zelf moet opzoeken. Niet voldoende is dus dat deze informatie ergens op de website staat of alleen in de algemene voorwaarden. Informatie over de wijze van opzeggen na het verstrijken van de eerste periode mag wel in de algemene voorwaarden worden opgenomen. BudgetEnergie heeft met de door haar overgelegde schermprints niet aangetoond dat aan deze informatieverplichting is voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat artikel 6:230m lid 1 onder o BW is geschonden.
De minimumduur van de overeenkomst
4.14.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder p BW moet voor de consument duidelijk zijn voor welke periode hij ten minste aan de overeenkomst gebonden is. In dit geval dient te worden vermeld dat de consument de overeenkomst op elk moment mag opzeggen met een termijn van dertig dagen maar dat de consument - als dat is overeengekomen - dan wel een opzegvergoeding moet betalen. Dit volgt namelijk uit de wet. [4] De consument moet tijdens het bestelproces duidelijk op deze informatie worden gewezen. Niet voldoende is dat de informatie ergens op de website staat of alleen in de algemene voorwaarden. BudgetEnergie heeft niet aangetoond dat op voldoende duidelijke wijze aan de informatieverplichting met betrekking tot het vermelden van een tussentijdse opzegmogelijkheid is voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat artikel 6:230m lid 1 onder p BW is geschonden.
Conclusie informatieverplichtingen
4.15.
De kantonrechter zal op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen van informatieverplichtingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn gedeeltelijk vernietigen, in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 25%. Er is in dit geval namelijk sprake van minder dan vier voldoende ernstige schendingen. Dat betekent dat € 169,97 (75% van € 226,63) aan hoofdsom toewijsbaar is.
Subsidiaire en meer subsidiaire grondslagen
4.16.
BudgetEnergie heeft naast haar primaire grondslag (nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst) nog een subsidiaire en meer subsidiaire grondslag voor haar vordering aangedragen. De kantonrechter begrijpt het standpunt van BudgetEnergie zo, dat zij slechts een beroep op de subsidiaire en meer subsidiaire grondslag wil doen als geoordeeld wordt dat de precontractuele informatieverplichtingen niet zijn nagekomen en om die reden de vordering op de primaire grondslag niet kan worden toegewezen. Omdat, zoals hiervoor is overwogen, de vordering in beginsel wel op de primaire grondslag kan worden toegewezen, maar slechts verminderd zal worden, wordt dan ook niet meer toegekomen aan de subsidiaire en meer subsidiaire grondslag, ook niet voor wat betreft het deel waarmee de vordering verminderd wordt.
Incassokosten
4.17.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. BudgetEnergie heeft pas recht op een vergoeding als aan [gedaagde] een brief is gestuurd, waarin hij de kans heeft gekregen om de hoofdsom binnen de in de wet genoemde termijn alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). BudgetEnergie heeft gesteld dat deze aanmaning per e-mail van 30 augustus 2023 aan [gedaagde] is gestuurd.
4.18.
[gedaagde] heeft bij antwoord gesteld dat hij na de welkomstmail van 14 mei 2023 niks meer van BudgetEnergie heeft gehoord tot de dagvaarding van 23 juli 2024. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] bedoelt dat hij geen aanmaningen van BudgetEnergie heeft ontvangen, dus ook niet de e-mail van 30 augustus 2023. Op basis van de ontvangsttheorie die geldt, moet deze aanmaning [gedaagde] hebben bereikt om werking te hebben (artikel 3:37 lid 3 BW). Omdat [gedaagde] stelt dat hij de aanmaning nooit heeft ontvangen, was het aan BudgetEnergie om voldoende feiten en omstandigheden te stellen, waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde] de e-mail wel heeft ontvangen. Dat heeft BudgetEnergie niet gedaan. Daarom is niet komen vast te staan dat [gedaagde] de e-mail van 30 augustus 2023 heeft ontvangen.
Rente
4.19.
De rente wordt toegewezen over het hiervoor genoemde verminderde bedrag aan hoofdsom vanaf de datum waarop [gedaagde] in verzuim is, omdat BudgetEnergie genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
4.20.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan BudgetEnergie moet betalen op € 114,16 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 164,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 82,00) en € 41,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 449,16. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.21.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat BudgetEnergie dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan BudgetEnergie te betalen € 169,97 aan hoofdsom met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag dat [gedaagde] in verzuim is tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van BudgetEnergie worden begroot op € 449,16;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Zie de artikelen 6:230m e.v. van het Burgerlijk Wetboek.
2.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
3.Deze richtlijn is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
4.Zie artikel 95m lid 7 van de Elektriciteitswet en artikel 52b lid 7 van de Gaswet.