In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde huurder. De eiseres, Hef Wonen, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege een huurachterstand van meer dan tien maanden. De gedaagde heeft de huurbetalingen stopgezet, omdat zij stelt dat de verhuurder onvoldoende zorg heeft gedragen voor de veiligheid in en rondom haar woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de huurachterstand heeft erkend en dat deze substantieel is, waardoor de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de huurachterstand van € 6.867,59 te betalen, evenals rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde's tegenvordering, waarin zij eiste dat Hef Wonen maatregelen zou nemen voor haar veiligheid, is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat er sprake was van een onveilige situatie. De kantonrechter heeft de ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis bevolen en de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.