ECLI:NL:RBROT:2024:11841

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
11348235 VV EXPL 24-493
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Zongeadviseerd B.V. [eiser] vorderde betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld, omdat Zongeadviseerd per 1 mei 2024 was gestopt met het betalen van zijn salaris, ondanks herhaalde verzoeken. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] op basis van zijn arbeidsovereenkomst, die op 1 maart 2024 was ingegaan, recht had op salaris over de periode van 1 mei tot en met 15 juli 2024, alsook op vakantiegeld. Zongeadviseerd betwistte de vordering en stelde dat [eiser] per 1 april 2024 uit dienst was getreden, maar de kantonrechter oordeelde dat Zongeadviseerd deze stelling niet had onderbouwd. De kantonrechter wees de vordering van [eiser] toe, inclusief de wettelijke verhoging en rente, en veroordeelde Zongeadviseerd tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] direct recht had op betaling, ook als Zongeadviseerd in hoger beroep zou gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11348235 VV EXPL 24-493
datum uitspraak: 26 november 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. L.A. Alderlieste,
tegen
ZONGEADVISEERD B.V.,
vestigingsplaats: Andelst,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam 1].
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘Zongeadviseerd’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 oktober 2024, met bijlagen;
  • de mail van [eiser] van 12 november 2024, met een toevoeging.
1.2.
Op 12 november 2024 is de zaak tijdens een hybride zitting besproken. Daarbij waren fysiek aanwezig [eiser] met zijn gemachtigde. Via een digitale verbinding waren daarnaast namens Zongeadviseerd aanwezig [naam 1], indirect bestuurder van Zongeadviseerd, en [naam 2], aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]).

2.Het geschil

2.1.
[eiser] eist samengevat:
  • Zongeadviseerd te veroordelen aan hem te betalen € 10.275,- bruto met rente;
  • Zongeadviseerd te veroordelen aan hem te betalen de buitengerechtelijke kosten van
€ 780,- met rente;
  • Zongeadviseerd te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. [eiser] is met Zongeadviseerd een arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden aangegaan, ingaande op 1 maart 2024. Zijn functie was fotograaf en zijn salaris bedroeg € 2.500,- bruto per maand exclusief vakantiegeld. Zongeadviseerd is vanaf 1 mei 2024, ondanks herhaalde sommatie daartoe, gestopt met de salarisbetalingen aan [eiser]. [eiser] maakt dan ook aanspraak op het salaris over de periode van 1 mei tot en met 15 juli 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en € 900,00 bruto vakantiegeld.
2.3.
Zongeadviseerd is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [eiser] heeft tot 1 april 2024 voor Zongeadviseerd gewerkt. Per die datum is [eiser] volgens Zongeadviseerd uit dienst getreden en voor [naam bedrijf] gaan werken.

3.De beoordeling

Kernvraag en uitkomst
3.1.
Kern van het geschil betreft de vraag of Zongeadviseerd gehouden is tot betaling aan [eiser] van het door [eiser] geëiste achterstallige salaris en vakantiegeld. De kantonrechter acht het aannemelijk dat de eis van [eiser] in een gewone procedure wordt toegewezen en wijst deze eis dan ook toe. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Toetsingskader kort geding
3.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoedeisend belang heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Zongeadviseerd als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisend belang
3.3.
Het spoedeisend belang ligt besloten in de aard van de vordering (loonbetaling).
Zongeadviseerd moet € 6.250,- bruto aan achterstallig salaris betalen
3.4.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat Zongeadviseerd gehouden is om over de periode van 1 mei tot en met 15 juli 2024 salaris aan [eiser] te betalen. Daartoe wordt het volgende van belang geacht.
3.5.
Niet in geschil is dat [eiser], op basis van een met Zongeadviseerd gesloten arbeidsovereenkomst, per 1 maart 2024 bij Zongeadviseerd in dienst is getreden. Vast staat ook dat [eiser] vanaf dat moment invulling aan de arbeidsovereenkomst is gaan geven door werkzaamheden voor Zongeadviseerd te verrichten.
3.6.
Zongeadviseerd heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiser] per 1 april 2024 bij Zongeadviseerd uit dienst is getreden en voor [naam bedrijf] is gaan werken, maar deze stelling is door [eiser] gemotiveerd betwist. Omdat Zongeadviseerd zich op de rechtsgevolgen van haar stelling beroept, had het op haar weg gelegen om deze stelling te onderbouwen. Dit heeft Zongeadviseerd echter niet gedaan. Zo heeft Zongeadviseerd geen stukken overgelegd waaruit de uitdiensttreding van [eiser] bij Zongeadviseerd per 1 april 2024 volgt. [eiser] heeft bovendien loonstroken met betrekking tot de maanden april tot en met juni 2024 overgelegd waarop Zongeadviseerd als werkgever staat vermeld. Dat [eiser] medio juli een arbeidsovereenkomst heeft ondertekend waarin staat dat hij met ingang van 1 april 2024 in dienst treedt bij [naam bedrijf], leidt tegen deze achtergrond niet tot een ander oordeel, omdat dit niet zonder meer betekent dat hij per die datum uit dienst is getreden bij Zongeadviseerd. Bovendien is aannemelijk dat [eiser] deze overeenkomst alleen heeft ondertekend omdat hem was beloofd dat dan zijn achterstallig salaris zou worden betaald. Niet gebleken is dat op enigerlei wijze invulling is gegeven aan deze arbeidsovereenkomst.
3.7.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat [eiser] tot en met 15 juli 2024 bij Zongeadviseerd in dienst was. Omdat daarnaast niet in geschil is dat Zongeadviseerd over de periode van 1 mei tot en met 15 juli 2024 geen salaris aan [eiser] heeft betaald, moet zij dat salaris van in totaal € 6.250,- bruto nog aan [eiser] voldoen.
Zongeadviseerd moet € 900,- bruto aan vakantiegeld betalen
3.8.
[eiser] heeft aanspraak gemaakt op een bedrag van € 900,- bruto aan vakantiegeld. Niet in geschil is dat [eiser] recht heeft op 8% vakantietoeslag. Het gevorderde bedrag zal als onbetwist en opeisbaar worden toegewezen. Vaststaat immers dat het dienstverband in ieder geval per 1 oktober 2024 tot een einde is gekomen.
Zongeadviseerd moet wettelijke verhoging van 50% betalen
3.9.
Het betalen van het salaris is een van de primaire verplichtingen van een werkgever jegens een werknemer. Omdat hier iedere reden voor te late betaling van het salaris ontbreekt, wijst de kantonrechter de door [eiser] gevorderde wettelijke verhoging over het achterstallige salaris toe. De wettelijke verhoging bedraagt 50%. Dit komt neer op een bedrag van € 3.125,- bruto.
Zongeadviseerd moet rente betalen
3.10.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en Zongeadviseerd dat niet heeft betwist.
Zongeadviseerd moet € 780,- aan buitengerechtelijke incassokosten betalen met rente
3.11.
Zongeadviseerd heeft niet betwist dat [eiser] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten om tot betaling buiten rechte te komen. Dit volgt ook in ieder geval uit de e-mail van de gemachtigde van [eiser] van 29 juli 2024. Zongeadviseerd heeft geen (steekhoudend) verweer gevoerd tegen (de hoogte van) de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zodat het gevorderde bedrag van € 780,- wordt toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente wordt ook, als onweersproken, toegewezen.
Zongeadviseerd moet de proceskosten betalen
3.12.
De proceskosten komen voor rekening van Zongeadviseerd, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Zongeadviseerd aan [eiser] moet betalen op € 87,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.036,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. Er worden geen dagvaardingskosten toegewezen, omdat [eiser] met een toevoeging procedeert.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en Zongeadviseerd daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Zongeadviseerd om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen € 10.275,- bruto aan achterstallig salaris, vakantiegeld en wettelijke verhoging, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de opeisbaarheid der respectievelijke bedragen tot de dag dat volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt Zongeadviseerd tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke kosten van € 780,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag dat volledig is betaald;
4.3.
veroordeelt Zongeadviseerd in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.036,-;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
495