ECLI:NL:RBROT:2024:11823

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
10-258586-24, 10-165236-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ramkraak en drugshandel op haventerrein in Rotterdam

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een ramkraak en drugshandel. De verdachte, geboren op Curaçao, werd beschuldigd van het wederrechtelijk begeven op een haventerrein, het zich toegang verschaffen tot een bedrijfspand, en het opzettelijk vervoeren van meer dan 30 gram hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op 11 augustus 2024 een bestelbus had gebruikt om een bedrijfspand in Barendrecht binnen te dringen en daar 21 dozen met medicinale cannabis te stelen. De verdachte en zijn medeverdachten werden op heterdaad betrapt door de politie, wat leidde tot hun aanhouding. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal en drugshandel, en legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het letsel dat hij had opgelopen tijdens zijn aanhouding. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade nog niet was vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-258586-24, 10-165236-24
Datum uitspraak: 19 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1].
verblijvende op het adres:
[adres 2].
Raadsvrouw mr. S. Pershad, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en van een doorlopende nummering voorzien.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor het onder 3 en 4 ten laste gelegde, inhoudende een verbod om gedurende een periode van 3 jaren in de havens van Rotterdam te komen. Bij overtreding van dat verbod dient er (telkens) 2 weken hechtenis te worden toegepast, met een maximum van 6 maanden;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde. Voor het onder 2 ten laste gelegde is vrijspraak bepleit omdat de hennep niet voldoende is onderzocht.
Met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de verdediging zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel is bepleit dat niet bewezen kan worden dat de verdachte die feiten in vereniging heeft gepleegd.
4.1.2.
Beoordeling
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Op 11 augustus 2024 is in de nachtelijke uren een bij autoverhuurbedrijf Bo-Rent gehuurde bestelbus, waarvan de kentekenplaten met grijs tape waren afgeplakt (hierna: de bestelbus), gebruikt om de met een stalen balk versperde roldeur van het bedrijfspand aan [adres 3] (hierna: het pand of het bedrijfspand) zodanig te ontzetten dat men daardoor het pand kon betreden. Meerdere personen, onder wie de verdachten, hebben de bestelbus verlaten. Een aantal van hen heeft daarop het pand betreden en vervolgens meerdere dozen uit dat pand naar de bestelbus gebracht.
Politieagenten die op de inbraakmelding afkwamen, zagen de bestelbus wegrijden. De bestuurder van de bestelbus reageerde niet op het stopteken en heeft geprobeerd te ontsnappen aan de politie. De achtervolging die vervolgens ontstond, eindigde in Rotterdam, waar de bus uiteindelijk tot stilstand kwam. De inzittenden probeerden te vluchten, maar werden in de omgeving van de bestelbus aangetroffen en aangehouden. De bestuurder van de bestelbus, medeverdachte [medeverdachte 1], werd vlakbij de bestelbus aangehouden. Verdachte [verdachte] werd aangereden door een politievoertuig nadat hij uit de bus was gestapt. Hij raakte daarbij zwaargewond aan zijn voet, is ook aangehouden en vervolgens naar het Erasmus Medisch Centrum overgebracht. Medeverdachte [medeverdachte 2] werd in een tuinhuisje in de omgeving aangehouden. Door de politiehelikopter werd gezien dat een persoon in een groenstrook liep. Dat bleek de medeverdachte [medeverdachte 3] te zijn die werd aangehouden na de inzet van een politiehond.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat politieagenten 22 dozen uit de bestelbus in beslag hebben genomen zodat in samenhang met de overige bewijsmiddelen bewezen kan worden dat de in de tenlastelegging genoemde 21 dozen zijn weggenomen uit het bedrijfspand in Barendrecht.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben allen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het delict in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van de gekwalificeerde diefstal zoals hiervoor beschreven. Er was dan ook sprake van medeplegen in de zin van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, gericht op de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten.
Cannabis
Uit de aangifte blijkt dat er 250 kilogram medicinale cannabis, die afkomstig was uit Canada en bestemd was voor Portugal, tijdelijk was opgeslagen in het douane-entrepot in Barendrecht. De cannabis was verpakt in zilveren zakken in 51 dozen. Door de politie zijn 29 dozen uit het bedrijfspand in beslag genomen. De etiketten en tape van de dozen komen overeen met de in de bestelbus aangetroffen dozen. Op een Air Waybill staat aangegeven dat de dozen medicinale cannabis bevatten.
De politie heeft de 22 dozen uit de bestelbus en de 29 dozen uit het bedrijfspand samen in één container geplaatst. Die dozen zijn daarna steekproefsgewijs geopend en onderzocht. Uit het proces-verbaal van bevindingen dat daarover is opgesteld blijkt dat er cannabis in die dozen is aangetroffen. Volgens het opschrift op die dozen zou er netto 5 kilogram cannabis per doos verpakt zijn. Omdat door de politie niet elke doos afzonderlijk heeft onderzocht en gewogen, kan niet worden bewezen dat in de dozen die in de bestelbus zijn aangetroffen, de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid van 110 kilogram verpakt zat. De rechtbank acht op basis van het aantal dozen die in de bus zijn aangetroffen en het onderzoek aan een deel van de dozen wel bewezen dat de verdachten een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep hebben vervoerd.
Uit de zoekgeschiedenis van de mobiele telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat hij een dag voor de ramkraak heeft gezocht naar de termen: “auto huren bo rent”, “Hoe hoog is mercedes sprinter”, “Medicinale cannabis-Bernhoven”, “Medicionale wiet” en
“Mediconale wiet”. Dat gegeven, samen met de vaststelling dat sprake is van medeplegen, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat alle in de zaak betrokken verdachten wisten dat er cannabis in de dozen zat.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte zich in een container op één van de haventerreinen van Rotterdam bevond op 16 mei 2024 zodat het onder 3 en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Uit de inhoud van die bewijsmiddelen blijkt verder dat op camerabeelden is gezien dat de verdachte in de nacht van 15 op 16 mei 2024 samen met anderen met een auto bij het haventerrein is afgezet en dat zij samen over het hek zijn geklommen. Vervolgens is de verdachte met twee anderen zittend in een container aangetroffen door personeel van de douane. De verdachte heeft verklaard dat dat dezelfde personen waren als waarmee hij eerder in de auto had gezeten. De rechtbank stelt op basis van die omstandigheden vast dat er een gezamenlijke uitvoering is geweest, zodat ook bewezen kan worden dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde in vereniging heeft gepleegd.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 11 augustus 2024 te Barendrecht, uit een bedrijfspand, gelegen aan [adres 3], tezamen en in vereniging met anderen, 21 dozen hennep/(medicinale) cannabis, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 11 augustus 2024 te Barendrecht en Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

3.

hij in de periode van 15 mei 2024 tot en met 16 mei 2024
op deMaasvlakte,
gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchison Ports ECT Delta in de Rotterdamse haven, terwijl hij, verdachte, zich, al dan niet met zijn mededaders, op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te
weten een container (met het unieke nummer [containernummer]) door middel van
- inklimming;

4.

hij in de periode van 15 mei 2024 tot en met 16 mei 2024
op deMaasvlakte
, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchison Ports ECT Delta in de Rotterdamse haven, door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de voortgezette handeling van:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
en
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
en
het zich de toegang verschaffen tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie/opslag/overslag van goederen door middel van inklimming;
4.
zich de toegang verschaffen tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen door middel van inklimming, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten.
In augustus 2024 heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ramkraak. Met een gehuurde bestelbus is in de nachtelijke uren achteruit tegen de roldeur van een bedrijfspand gereden totdat de roldeur zodanig ontzet was dat de verdachten door de ontstane openingen het pand konden betreden.
Uit het pand hebben de verdachten dozen met medicinale cannabis gestolen. Uit de door de aangever bij de aangifte overgelegde stukken blijkt dat die totale zending een waarde van meer dan vijfhonderdduizend dollar vertegenwoordigde.
Uit de toelichting die de aangever ter zitting heeft gegeven blijkt dat zijn onderneming bijna vier maanden na de ramkraak nog steeds bezig is om de omvang van de schade aan het pand te laten vaststellen.
De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de grote schade die hij en zijn mededaders zouden aanrichten. Daarnaast kan een ramkraak tot veel onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij leiden.
Doordat de dozen met cannabis zijn meegenomen uit het bedrijfspand, heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van hennep. Softdrugs zijn bedreigend voor de volksgezondheid. Het enkele feit dat het ging om medicinale cannabis maakt dat niet anders, omdat ook dat (kan) word(t)(en) verhandeld in het criminele circuit. Voor gebruikers kunnen softdrugs, of die nu gelabeld als “medicinaal” zijn of niet, schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich meebrengen. Ten slotte leidt handel in en gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten uit augustus 2024 sprake is van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht en houdt daar in het voordeel van de verdachte rekening mee.
In mei 2024 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het zich samen met anderen wederrechtelijk begeven op en het zich de toegang verschaffen tot het haventerrein van Hutchison Ports ECT Delta, als bedoeld in artikel 138aa Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Vervolgens is hij in een container op dat terrein aangetroffen. Dit zijn strafbare feiten die veel hinder en schade veroorzaken bij deze containerterminal en bij andere havenbedrijven. Zo komen bijvoorbeeld werkzaamheden vaak tijdelijk stil te liggen als
indringers zijn gesignaleerd en moeten de douane en havenbedrijven veel investeringen doen om het terrein te controleren en te beveiligen. Ook is het een schending van de openbare orde. Het zich ophouden op een haventerrein gebeurt veelal met het doel om drugs uit containers te halen en is daarmee een onmisbare schakel in de keten rond de invoer en verdere verspreiding van drugs en heeft daarmee een ontwrichtende invloed op de samenleving.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft het oriëntatiepunt voor een ramkraak als vertrekpunt genomen en niet het oriëntatiepunt voor een inbraak in een bedrijfspand. De verdachten hebben met een bestelbus de roldeur, die met een stalen balk was verstevigd, zodanig ontzet dat het pand te betreden was. Het handelen van verdachten waarbij zij zich met een bestelbus als “ramauto” toegang verschaffen tot een bedrijfspand, valt naar het oordeel van de rechtbank niet ‘slechts’ onder een inbraak, maar kan getypeerd worden als een ramkraak.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding. Naar het oordeel van de rechtbank zou het enkel opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een onvoorwaardelijke taakstraf, gelet op de ernst van de feiten, geen passende reactie zijn.
De rechtbank legt aan de verdachte een straf op die gelijk is aan de straf die aan medeverdachten wordt opgelegd. Anders dan de medeverdachten, is de verdachte niet eerder veroordeeld. Wel wordt de verdachte voor meer strafbare feiten veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met het letsel dat hij heeft opgelopen door de aanrijding voor zijn aanhouding. Zoals ter zitting is gebleken, is de verdachte daarvan nog steeds niet hersteld.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd ziet de rechtbank geen aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen die inhoudt dat hij zich niet op de Rotterdamse haventerreinen mag begeven. Ook zonder oplegging van die vrijheidsbeperkende maatregel zijn die haventerreinen verboden terrein.
De verdediging heeft verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen of opnieuw te schorsen. De rechtbank zal deze verzoeken afwijzen omdat zij de verdachte zal veroordelen en daarbij een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft geen concreet bedrag aan vergoeding van schade gevorderd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
8.3.
Beoordeling
Een vertegenwoordiger van de benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht dat de omvang van de schade aan het bedrijfspand nog niet is vastgesteld. Om die reden was het niet mogelijk om vergoeding te vragen van de schade. Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 138aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. dr. L. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2024 te Barendrecht, in of uit een bedrijfspand, gelegen aan [adres 3], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 21, althans een of meerdere, dozen hennep/(medicinale) cannabis, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 11 augustus 2024 te Barendrecht en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 110 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.(10-165236-24, 1.)

hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2024 tot en met 16 mei 2024 te Maasvlakte
Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchison Ports ECT Delta in de Rotterdamse haven, terwijl hij, verdachte, zich, al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te
weten een container (met het unieke nummer [containernummer]) door middel van
- braak
- inklimming;

4.(10-165236-24, 2.)

hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2024 tot en met 16 mei 2024 te Maasvlakte
Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchison Ports ECT Delta in de Rotterdamse haven, door middel van inklimming.