In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over schade aan de afvoerleiding van een appartement. [eiser], eigenaar van een appartement in een complex, stelt dat de schade is ontstaan door werkzaamheden die [gedaagde], de vereniging van eigenaars, in 2021 heeft uitgevoerd aan de standleiding. Volgens [eiser] zijn er lijmresten in haar afvoerleiding terechtgekomen, wat heeft geleid tot een verstopping. Ze vordert een schadevergoeding van € 8.288,- voor herstelkosten en immateriële schade.
[gedaagde] betwist de aansprakelijkheid en stelt dat [eiser] de verkeerde vereniging van eigenaars heeft gedagvaard. Ook wordt aangevoerd dat de verstopping in de individuele afvoerleiding van [eiser] is ontstaan en niet in de gemeenschappelijke standleiding. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] de juiste VvE heeft gedagvaard, maar dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de verstopping is veroorzaakt door de werkzaamheden aan de standleiding. Het rapport van het ingeschakelde bedrijf biedt onvoldoende zekerheid over de oorzaak van de verstopping.
De kantonrechter wijst de eis van [eiser] af, omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade. [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].