ECLI:NL:RBROT:2024:11818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
10-258526-24/ vordering TUL VV: 10-016710-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ramkraak en opzettelijk vervoeren van hennep met gevangenisstraf

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een ramkraak op een douane-entrepot in Barendrecht. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft op 11 augustus 2024 een bestelbus gebruikt om de roldeur van het bedrijfspand te forceren en heeft daaruit 21 dozen met medicinale cannabis gestolen. De politie werd ingeschakeld na een inbraakmelding en kon de verdachte en zijn medeverdachten aanhouden na een achtervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte herroepen, omdat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten, de schade aan het bedrijf en de impact op de maatschappij zwaar wogen in de strafmaat. De verdachte werd ook veroordeeld tot de verbeurdverklaring van zijn in beslag genomen mobiele telefoon, die gebruikt was bij de voorbereiding van de ramkraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-258526-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10-016710-24
VI-nummer: 99-000357-47
Datum uitspraak: 19 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .
Raadsvrouw mr. A. Knol, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-016710-24;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99-000357-47.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde betreft. Daarbij is wel opgemerkt dat het bewijs voor de onder 2 genoemde hoeveelheid cannabis mager is.
4.1.2.
Beoordeling
Op 11 augustus 2024 is in de nachtelijke uren een bij autoverhuurbedrijf Bo-Rent gehuurde bestelbus, waarvan de kentekenplaten met grijs tape waren afgeplakt (hierna: de bestelbus), gebruikt om de met een stalen balk versperde roldeur van het bedrijfspand aan [adres 2] (hierna: het pand of het bedrijfspand) zodanig te ontzetten dat men daardoor het pand kon betreden. Meerdere personen, onder wie de verdachten, hebben de bestelbus verlaten. Een aantal van hen heeft daarop het pand betreden en vervolgens meerdere dozen uit dat pand naar de bestelbus gebracht.
Politieagenten die op de inbraakmelding afkwamen, zagen de bestelbus wegrijden. De bestuurder van de bestelbus reageerde niet op het stopteken en heeft geprobeerd te ontsnappen aan de politie. De achtervolging die vervolgens ontstond, eindigde in Rotterdam, waar de bus uiteindelijk tot stilstand kwam. De inzittenden probeerden te vluchten, maar werden in de omgeving van de bestelbus aangetroffen en aangehouden. De bestuurder van de bestelbus, medeverdachte [medeverdachte 1] , werd vlakbij de bestelbus aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 2] werd aangereden door een politievoertuig nadat hij uit de bus was gestapt. Hij raakte daarbij zwaargewond aan zijn voet, is ook aangehouden en vervolgens naar het Erasmus Medisch Centrum overgebracht. Medeverdachte [medeverdachte 3] werd in een tuinhuisje in de omgeving aangehouden. Door de politiehelikopter werd gezien dat een persoon in een groenstrook liep. Dat bleek de verdachte [verdachte] te zijn die werd aangehouden na de inzet van een politiehond.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat politieagenten 22 dozen uit de bestelbus in beslag hebben genomen zodat in samenhang met de overige bewijsmiddelen bewezen kan worden dat de in de tenlastelegging genoemde 21 dozen zijn weggenomen uit het bedrijfspand in Barendrecht.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben allen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het delict in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van de gekwalificeerde diefstal zoals hiervoor beschreven. Er was dan ook sprake van medeplegen in de zin van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, gericht op de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten.
Cannabis
Uit de aangifte blijkt dat er 250 kilogram medicinale cannabis, die afkomstig was uit Canada en bestemd was voor Portugal, tijdelijk was opgeslagen in het douane-entrepot in Barendrecht. De cannabis was verpakt in zilveren zakken in 51 dozen. Door de politie zijn 29 dozen uit het bedrijfspand in beslag genomen. De etiketten en tape van de dozen komen overeen met de in de bestelbus aangetroffen dozen. Op een Air Waybill staat aangegeven dat de dozen medicinale cannabis bevatten.
De politie heeft de 22 dozen uit de bestelbus en de 29 dozen uit het bedrijfspand samen in één container geplaatst. Die dozen zijn daarna steekproefsgewijs geopend en onderzocht. Uit het proces-verbaal van bevindingen dat daarover is opgesteld blijkt dat er cannabis in die dozen is aangetroffen. Volgens het opschrift op die dozen zou er netto 5 kilogram cannabis per doos verpakt zijn. Omdat door de politie niet elke doos afzonderlijk heeft onderzocht en gewogen, kan niet worden bewezen dat in de dozen die in de bestelbus zijn aangetroffen, de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid van 110 kilogram verpakt zat. De rechtbank acht op basis van het aantal dozen die in de bus zijn aangetroffen en het onderzoek aan een deel van de dozen wel bewezen dat de verdachten een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep hebben vervoerd.
Uit de zoekgeschiedenis van de mobiele telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat hij een dag voor de ramkraak heeft gezocht naar de termen: “auto huren bo rent”, “Hoe hoog is mercedes sprinter”, “Medicinale cannabis-Bernhoven”, “Medicionale wiet” en
“Mediconale wiet”. Dat gegeven, samen met de vaststelling dat sprake is van medeplegen, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat alle in de zaak betrokken verdachten wisten dat er cannabis in de dozen zat.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

hij op 11 augustus 2024 te Barendrecht, uit een bedrijfspand, gelegen aan [adres 2] , tezamen en in vereniging met anderen, 21 dozen (medicinale) cannabis die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;

2.

hij op ­­­­­­­­­­­­11 augustus 2024 te Barendrecht en­­­ Rotterdam, ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­tezamen en in vereniging met ­­­­­­­­­­­ anderen, opzettelijk heeft vervoerd, ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­.
Hetgeen meer of anders ten laste is gelgd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de voortgezette handeling van:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
en
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ramkraak. Met een gehuurde bestelbus is in de nachtelijke uren achteruit tegen de roldeur van een bedrijfspand gereden totdat de roldeur zodanig ontzet was dat de verdachten door de ontstane openingen het pand konden betreden.
Uit het pand hebben de verdachten dozen met medicinale cannabis gestolen. Uit de door de aangever bij de aangifte overgelegde stukken blijkt dat die totale zending een waarde van meer dan vijfhonderdduizend dollar vertegenwoordigde.
Uit de toelichting die de aangever ter zitting heeft gegeven blijkt dat zijn onderneming bijna vier maanden na de ramkraak nog steeds bezig is om de omvang van de schade aan het pand te laten vaststellen.
De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de grote schade die hij en zijn mededaders zouden aanrichten. Daarnaast kan een ramkraak tot veel onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij leiden.
Doordat de dozen met cannabis zijn meegenomen uit het bedrijfspand, heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van hennep. Softdrugs zijn bedreigend voor de volksgezondheid. Het enkele feit dat het ging om medicinale cannabis maakt dat niet anders, omdat ook dat (kan) word(t)(en) verhandeld in het criminele circuit. Voor gebruikers kunnen softdrugs, of die nu gelabeld als “medicinaal” zijn of niet, schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich meebrengen. Ten slotte leidt handel in en gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot beide feiten sprake is van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht en houdt daar in het voordeel van de verdachte rekening mee.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport, gedateerd 20 augustus 2024 en een voortgangsverslag toezicht, gedateerd 27 oktober 2024, over de verdachte opgemaakt. Het rapport en het voortgangsverslag houd – voor zover van belang – het volgende in.
De reclassering acht het zorgelijk dat de verdachte in een lopend traject van de voorwaardelijke invrijheidstelling wederom met politie en justitie in aanraking is gekomen. Binnen het traject houdt de verdachte zich aan de gestelde voorwaarden en stelt hij zich open op richting de reclassering en Homerun. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat, het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Het sociale netwerk van de verdachte wordt als recidiveverhogend beschouwd. De verdachte kent ook een beschermend netwerk in de vorm van zijn broer en schoonzus, waar hij momenteel ook woont.
De verdachte heeft zich tijdens de schorsing uit de voorlopige hechtenis proactief opgesteld.
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie van de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft het oriëntatiepunt voor een ramkraak als vertrekpunt genomen en niet het oriëntatiepunt voor een inbraak in een bedrijfspand. De verdachten hebben met een bestelbus de roldeur, die met een stalen balk was verstevigd, zodanig ontzet dat het pand te betreden was. Het handelen van verdachten waarbij zij zich met een bestelbus als “ramauto” toegang verschaffen tot een bedrijfspand, valt naar het oordeel van de rechtbank niet ‘slechts’ onder een inbraak, maar kan getypeerd worden als een ramkraak.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding. Naar het oordeel van de rechtbank zou het enkel opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een onvoorwaardelijke taakstraf, gelet op de ernst van de feiten, geen passende reactie zijn.
De rechtbank zal wel een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdediging heeft verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen of om de voorlopige hechtenis van de verdachte opnieuw te schorsen. De rechtbank zal deze verzoeken afwijzen omdat zij de verdachte zal veroordelen en een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Apple, type iPhone verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft om teruggave van de mobiele telefoon gevraagd.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen mobiele telefoon zal samen met het telefoonhoesje worden verbeurd verklaard. Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en de bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp voorbereid. Uit het dossier blijkt dat de verdachten voorafgaand aan de ramkraak via Snapchat contact hebben gehouden.

9.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft geen concreet bedrag aan vergoeding van schade gevorderd.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
9.3.
Beoordeling
Een vertegenwoordiger van de benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht dat de omvang van de schade aan het bedrijfspand nog niet is vastgesteld. Om die reden was het niet mogelijk om vergoeding te vragen van de schade. Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 19 april 2024 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling, meermalen gepleegd, veroordeeld – voor zover van belang – tot een taakstraf van 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 3 mei 2024.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen.
10.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

11.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

11.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij het arrest van 29 maart 2017 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Bij arrest van 8 oktober 2019 is de verdachte veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 11 jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 11 december 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 11 december 2023 en bedraagt 1.284 dagen.
11.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd.
11.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen. Subsidiair is verzocht om een deel, maximaal enkele maanden, te herroepen en dat deel vervolgens om te zetten naar een taakstraf.
11.4.
Beoordeling
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel worden herroepen. De rechtbank ziet echter, gelet op de omstandigheden van de verdachte en de straf die voor de bewezen feiten wordt opgelegd, aanleiding om de vordering gedeeltelijk toe te wijzen. De verdachte krijgt op die manier nogmaals een kans om te bewijzen dat hij de goede weg, die hij volgens de reclassering was ingeslagen, kan vervolgen.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk, te weten 180 dagen, moet worden ondergaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om die vrijheidsstraf om te zetten naar een taakstraf.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 33b, 47, 56 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

13.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2: de mobiele telefoon met telefoonhoesje, goednummer [proces-verbaalnummer];
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 19 april 2024 door de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 30 (dertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
wijst toe de vordering tot
herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte, groot
180 (honderdtachtig) dagen, moet worden ondergaan;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. dr. L. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 11 augustus 2024 te Barendrecht, in of uit een bedrijfspand, gelegen aan [adres 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 21, althans een of meerdere, dozen hennep/(medicinale) cannabis, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf], in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

2.

hij op of omstreeks 11 augustus 2024 te Barendrecht en/of Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 110 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.