ECLI:NL:RBROT:2024:11817

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
11033751 CV EXPL 24-9298
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremies en incassokosten door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit B.V., vorderde betaling van onbetaalde zorgpremies van de gedaagde, die een zorgverzekering had afgesloten bij DSW. De gedaagde had volgens de eiseres niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen en was ook zijn betalingsregeling niet nagekomen. De eiseres vorderde een totaalbedrag van € 1.201,43, inclusief rente en kosten.

Tijdens de zitting op 24 juli 2024 erkende de gedaagde dat hij een bedrag van € 1.057,25 aan zorgpremies nog moest betalen. De kantonrechter heeft dit bedrag toegewezen, maar kon geen betalingsregeling vaststellen omdat DSW hiervoor geen toestemming had gegeven. Daarnaast zijn de incassokosten van € 74,78 en de wettelijke rente van € 69,40 toegewezen, omdat de gedaagde in verzuim was met de betaling van de premies. De proceskosten aan de zijde van DSW zijn vastgesteld op € 802,88, die de gedaagde ook moet betalen.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat DSW het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het totale bedrag van € 1.201,43, inclusief rente, en de proceskosten, en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11033751 CV EXPL 24-9298
datum uitspraak: 22 november 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A.,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 maart 2024, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord;
  • de akte van DSW van 22 oktober 2024, met bijlage.
1.2.
Op 24 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren [persoon A] als gemachtigde namens DSW en [gedaagde] aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde] heeft bij DSW een zorgverzekering afgesloten. Hij moet op grond van de overeenkomst elke maand premie aan DSW betalen. Volgens DSW heeft [gedaagde] niet alle premies betaald en is hij ook zijn betalingsregeling niet nagekomen. DSW wil dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 1.201,43 inclusief rente en kosten te betalen. DSW krijgt gelijk.
[gedaagde] moet de premieachterstand van € 1.057,25 betalen
2.2.
De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 1.057,25 aan zorgpremies toe. [gedaagde] erkent namelijk dat hij dit bedrag nog moet betalen. [gedaagde] heeft op de zitting gezegd dat hij zich zou wenden tot de schuldhulpverlening en hierna een nieuwe betalingsregeling kon treffen. Hier heeft [gedaagde] drie maanden de tijd voor gekregen. Ondanks een herinnering van DSW is [gedaagde] deze afspraak niet nagekomen. DSW en [gedaagde] hebben dus geen betalingsregeling getroffen. De kantonrechter kan geen betalingsregeling vaststellen in dit vonnis. Daarvoor moet DSW namelijk toestemming geven en dat heeft DSW niet gedaan (artikel 6:29 BW).
[gedaagde] moet de incassokosten betalen
2.3.
De incassokosten van € 74,78 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
[gedaagde] moet rente betalen
2.4.
De wettelijke rente van € 69,40 wordt toegewezen, omdat [gedaagde] de verschuldigde premie niet (op tijd) heeft betaald. Hij is daarom op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente verschuldigd over de tijd dat hij met de betaling in verzuim is. DSW heeft gesteld dat de wettelijke rente tot en met 26 maart 2024 € 69,40 is en [gedaagde] heeft dat niet betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.5.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van DSW op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 328,- aan griffierecht, € 270,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,-) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 802,88. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat DSW dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan DSW te betalen € 1.201,43 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.057,25 vanaf 27 maart 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van DSW worden vastgesteld op € 802,88;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans en in het openbaar uitgesproken.
62914