ECLI:NL:RBROT:2024:11814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
C/10/687692 / JE RK 24-2235
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van conflicten tussen ouders

Op 6 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2023. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedomgeving van het kind. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er veel conflicten zijn tussen de ouders, wat leidt tot een onveilige en onvoorspelbare thuissituatie voor de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november 2024 zijn zowel de moeder als de vader, samen met hun advocaten, aanwezig geweest. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de Raad, terwijl de vader ook de noodzaak van een ondertoezichtstelling erkent. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat hulpverlening in een vrijwillig kader onvoldoende effect heeft gehad. Daarom is besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 6 november 2024 tot 6 november 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/687692 / JE RK 24-2235
Datum uitspraak: 6 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. P.F.M. Gulickx te Breda,
en
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 17 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam 3] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna GI), te weten [naam 4] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn vader.
3.
Het verzoek
3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. De Raad maakt zich zorgen over de jonge [minderjarige] . Er zijn veel ruzies tussen de ouders. Het ene moment gaat het goed en op het andere moment escaleert het in de thuissituatie. Zo heeft er afgelopen weekend een incident plaatsgevonden. De vader zou de moeder hebben verkracht en de moeder heeft hiervan aangifte gedaan. De conflicten lijken steeds meer toe te nemen en worden steeds heviger. De verhalen van de ouders over wat er is gebeurd lopen uiteen. De moeder heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en [minderjarige] woont bij de vader. Er is geen structureel contact tussen [minderjarige] en de moeder. De vader wil geen hulp in huis. De komende periode dient de rust in het gezin terug te keren. Gelet op de spanningen tussen de ouders en de diepgewortelde problematiek, overstijgt het de mogelijkheden van de ouders om dit zelfstandig voor elkaar te krijgen. Een ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende medegedeeld. De GI acht een ondertoezichtstelling noodzakelijk. Het lukt de ouders niet om onderling afspraken te maken over [minderjarige] . Als er afspraken worden gemaakt, worden deze niet nagekomen of houden deze maar kort stand. De GI wil de ouders begeleiden door hulp in te zetten, zoals Ouderschap Na Scheiding (hierna ONS) van Enver en het NIKA-traject, zodat de ouders [minderjarige] een stabiele opvoedomgeving kunnen gaan bieden.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder stemt in met het verzoek van de Raad. Het lukt de ouders niet om onderling tot goede afspraken te komen. Als er afspraken zijn gemaakt, lukt het niet om deze afspraken na te komen. De moeder heeft zich genoodzaakt gevoeld om een procedure over de omgang op te starten. De moeder wil graag een gelijke verdeling in de zorg- en opvoedingstaken. De moeder heeft een woning gevonden en zij wacht op een akkoord van de woningbouw.
4.3.
De vader heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De vader is het eens met de Raad dat er duidelijkheid en rust moet komen. De vader heeft meegewerkt aan ambulante spoedhulp. Andere hulpverlening is niet van de grond gekomen, omdat de vader niet met respect is behandeld door de hulpverlening. Als de vader met respect wordt behandeld, dan mag de hulpverlening binnenkomen. Als er een contactmoment tussen de moeder en [minderjarige] is geweest, dan is [minderjarige] dagenlang van slag en onrustig. De vader wil geen contact meer met de moeder en vindt het fijn als er een ondertoezichtstelling komt. De GI kan de ouders begeleiden met de afspraken die dienen te worden gemaakt over [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] is nog erg jong, kwetsbaar en volledig afhankelijk van zijn opvoedomgeving. Zijn opvoedomgeving is onvoorspelbaar en instabiel. Er is sprake van hevige conflicten tussen de ouders. [minderjarige] woont bij de vader en heeft zeer onregelmatig en zelfs ook lange tijd geen contact met de moeder. De Raad constateert dat beide ouders het beste met [minderjarige] voor hebben, maar het lukt de ouders onvoldoende om [minderjarige] een veilige en voorspelbare thuissituatie te bieden. Hulpverlening in een vrijwillig kader komt onvoldoende van de grond, waardoor de situatie van [minderjarige] niet verbeterd. De spanningen tussen de ouders lijken alleen maar toe te nemen. De kinderrechter acht een ondertoezichtstelling in het belang van [minderjarige] dan ook noodzakelijk. De GI zal in het kader van de ondertoezichtstelling de regie voeren over de in te zetten hulpverlening. Belangrijk is dat de ouders zich in het belang van [minderjarige] hiervoor inzetten en hun best doen voor een goede samenwerking met de GI en elkaar. Dat is nodig om voortvarend aan de doelen van de ondertoezichtstelling te kunnen werken.
5.3.
De kinderrechter zal daarom, zoals onweersproken, [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 6 november 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 6 november 2024 tot 6 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 19 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.