ECLI:NL:RBROT:2024:11810

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
C/10/686458 / JE RK 24-2067
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 29 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over het welzijn van [voornaam minderjarige], die vermoedelijk verslaafd is geboren en momenteel in een pleeggezin verblijft. De ouders hebben een problematische achtergrond, waaronder een alcoholverslaving van de moeder en emotieregulatieproblemen van de vader, die betrokken is bij een strafzaak wegens geweld tegen de moeder. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden te verlenen, om de veiligheid en ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te waarborgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2024 zijn de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig geweest. De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling, maar hebben wel verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de zorgen over de ouders en de situatie van [voornaam minderjarige] zodanig zijn dat een langere machtiging noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de komende periode betrokken te blijven bij het gezin en te onderzoeken welke hulpverlening nodig is.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van een jaar en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor negen maanden. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/686458 / JE RK 24-2067
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Kara, kantoorhoudende te Rotterdam,
[vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .
Advocaat: mr. S. Kara, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 25 september 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • het rapport van de Raad met bijlagen van 30 september 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • de brief van de ambulante begeleider van de vader, ontvangen op 29 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat en een stagiaire;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] (via een digitale verbinding).
1.3.
Aangezien de vader en de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de taal Karen, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van D.A.Y. Mu, tolk in de taal Karen. De tolk heeft, vóór het aanvangen van haar taak, op de bij de wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 31 juli 2024 [voornaam minderjarige] is voorlopig onder toezicht gesteld tot 31 oktober 2024.
2.4.
Bij beschikking van 21 augustus 2024 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 31 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van negen maanden.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Er bestaan ernstige zorgen om het welzijn van [voornaam minderjarige] . Zij heeft een moeilijke start gehad. [voornaam minderjarige] is waarschijnlijk verslaafd geboren, omdat de moeder een alcoholverslaving heeft. Naast een alcoholverslaving, heeft de moeder ook een cognitieve beperking. Een ander zorgpunt is dat bij de vader sprake is van emotieregulatie problematiek. Op dit moment loopt een strafzaak tegen hem, omdat hij wordt verdacht van het uiten van geweld naar de moeder toe. Daarnaast is de woning van de ouders vervuild. Er is sprake van een taalbarrière, wat een ernstige belemmering vormt voor de inzet van hulpverlening. Gelet op de bestaande zorgpunten, is het noodzakelijk dat het verblijf van [voornaam minderjarige] in het pleeggezin voorlopig zal worden gecontinueerd. Het is van belang dat verdere hulpverlening wordt ingezet, om de band tussen de ouders en [voornaam minderjarige] op te bouwen en een veilige hechting voor [voornaam minderjarige] te creëren. De GI dient de komende periode verder te onderzoeken of [voornaam minderjarige] in de toekomst kan worden teruggeplaatst bij de ouders, of dat zij beter in het pleeggezin kan opgroeien.

4.De standpunten

4.1.
De GI stemt tijdens de mondelinge behandeling in met het verzoek van de Raad. De vaste jeugdbeschermer is al meerdere jaren betrokken bij het gezin, omdat zij ook de vaste jeugdbeschermer is van de andere kinderen van de ouders. Naast de taalbarrière bestaan er andere zorgpunten. De moeder is op verschillende plekken voor een ouder-kind voorziening aangemeld, maar vanwege contra-indicaties zoals het huiselijk geweld dat tussen de ouders heeft plaatsgevonden en de alcoholverslaving van de moeder, is zij overal afgewezen. Daarnaast is er voor de moeder een verblijfplek beschikbaar is bij ASVZ, maar de moeder wil hier niet naartoe. Zij geeft aan terug te willen keren naar de woning van de vader, omdat de kinderen nu toch niet meer bij haar wonen. Dit is een groot zorgpunt, nu de moeder heeft bevestigd dat er verschillende incidenten hebben plaatsgevonden tussen de ouders. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] voorlopig in het pleeggezin kan verblijven, zodat de ouders met de inzet van hulpverlening de tijd hebben om positieve stappen te zetten. Het is van belang dat de ouders zelf aan de slag gaan om de bestaande zorgpunten te verbeteren en een beslissing nemen over of zij in de toekomst samen willen blijven of toch uit elkaar gaan. Het lijkt de GI niet verstandig dat de ouders samen, in de huidige woning, voor [voornaam minderjarige] zullen zorgen.
4.2.
Door en namens de ouders wordt tijdens de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen het verlenen van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] . Wel wordt tijdens de mondelinge behandeling verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlenen voor de duur van drie maanden en het overig verzochte aan te houden. Door de taalbarrière wordt de inzet van hulpverlening belemmerd. De bestaande zorgpunten kunnen hierdoor niet voldoende worden weggenomen. Het is van belang dat wordt gekeken naar het verbeteren van de ingezette hulpverlening, zodat [voornaam minderjarige] niet in het pleeggezin zal opgroeien enkel omdat er sprake is van een taalbarrière. De hygiëne in de woning van de ouders is verbeterd. Ook erkent de vader de alcoholproblematiek van de moeder. Vanuit FidZorg is een ambulante begeleider bij de vader betrokken. Sinds deze hulpverlening bij de vader betrokken is, hebben er geen geweldsincidenten meer plaatsgevonden. Bovendien is de inhoud van de strafzaak tegen de vader aangepast, in die zin dat hij niet wordt verdacht van een poging tot doodslag. De moeder zou enkel kokende rijst over haar schouder hebben gekregen. De begeleider van FidZorg ziet dat de vader betrokken is en graag stappen wil zetten om weer voor [voornaam minderjarige] te kunnen zorgen. De vader zou graag willen weten wat hij kan doen om de bestaande zorgpunten te verbeteren. Als hij een duidelijk perspectief, duidelijke handvatten en de juiste begeleiding krijgt, denkt de vader de zorg voor [voornaam minderjarige] in de toekomst namelijk weer zelfstandig op zich te kunnen nemen. Het is van belang dat de GI de komende periode actief onderzoekt welke verdere hulpverlening nodig is en een rapport opstelt over wat de ouders kunnen doen om de bestaande zorgpunten te verbeteren.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Het is positief dat de ouders de afgelopen periode stappen in de goede richting hebben gezet. Naast de taalbarrière die ervoor zorgt dat de ingezette hulpverlening wordt belemmerd, bestaan er echter ook andere zorgpunten. Zo bestaan er zorgen om het geweld dat tussen de ouders heeft plaatsgevonden en de alcoholverslaving van de moeder. Ook bestaan er zorgen om de lastige start die [voornaam minderjarige] heeft gehad door de problemen binnen het gezin. De kinderrechter acht het van belang dat de GI het komende jaar bij het gezin betrokken blijft, zodat kan worden onderzocht welke hulpverlening dient te worden ingezet en waar [voornaam minderjarige] het beste kan opgroeien. Hierbij is het noodzakelijk dat het verblijf van [voornaam minderjarige] in het pleeggezin de komende periode zal worden gecontinueerd.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter ziet geen aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlenen voor een kortere periode dan is verzocht, omdat er veel zorgpunten bestaan. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg daarom verlenen voor de duur van negen maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 29 oktober 2024 tot 29 oktober 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 29 oktober 2024 tot 29 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.N. Arduin als griffier, en op schrift gesteld op 5 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.