ECLI:NL:RBROT:2024:1178

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
10/056871-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting wegens gebrek aan bewijs van dwang en instemming

In de zaak tegen de verdachte, geboren op 1984 en ingeschreven in de basisregistratie op een adres in [woonplaats01], heeft de rechtbank Rotterdam op 15 februari 2024 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van verkrachting, waarbij de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een taakstraf van 240 uur eiste. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de aangeefster, [voornaam slachtoffer01], heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide betrokkenen, de verdachte en de aangeefster, beperkingen hebben die hun communicatie beïnvloeden. De verdachte heeft verklaard dat de seks vrijwillig was, terwijl de aangeefster heeft aangegeven dat zij niet wilde. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet kon weten dat de aangeefster niet instemde met de seksuele handelingen, waardoor het vereiste van dwang niet is voldaan. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, [slachtoffer01], heeft een schadevergoeding gevorderd, maar deze vordering is niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/056871-21
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1984,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. I. Saey, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering en ambulant laat behandelen, voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht en een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, nu op basis van de bewijsmiddelen niet is komen vast te staan dat verdachte [voornaam slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksueel binnendringen.
4.1.3.
Beoordeling
Niet ter discussie staat dat de verdachte en [voornaam slachtoffer01] seks met elkaar hebben gehad op de avond van 17 januari 2020. [voornaam slachtoffer01] heeft echter verklaard dat zij de seks niet wilde. De verdachte geeft aan dat de seks vrijwillig plaatsvond.
Om tot een bewezenverklaring voor verkrachting te komen, moet sprake zijn van dwang door (bedreiging met) geweld of door andere feitelijkheden. Uit het bestanddeel ‘dwingen’ volgt ook het vereiste dat het opzet van de verdachte mede omvat het tegen de wil van het slachtoffer doen ondergaan van het seksuele binnendringen. Daarbij is vereist dat de onvrijwilligheid voor de verdachte kenbaar was of had kunnen zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat bij de verdachte duidelijk was dat [voornaam slachtoffer01] geen seks met hem wilde, zodat niet is voldaan aan het in de wet gestelde vereiste van dwang.
De rechtbank heeft bij de beoordeling belang gehecht aan het gegeven dat de verdachte moeite lijkt te hebben op het gebied van seksuele besluitvorming, mogelijk voortkomend uit zijn licht verstandelijke beperking (IQ van 64). [voornaam slachtoffer01] heeft op haar beurt door haar autismespectrumstoornis juist veel moeite om haar grenzen aan te geven. De rechtbank stelt vast dat beide betrokkenen een beperking hebben die van invloed is op hun manier van communiceren. Zo heeft [voornaam slachtoffer01] over de gebeurtenissen verklaard dat de verdachte haar heeft gevraagd haar broek uit te doen en dat zij dat vervolgens heeft gedaan. De verdachte heeft het feit dat [voornaam slachtoffer01] zelf haar broek heeft uitgedaan - zo blijkt uit zijn verklaringen - juist opgevat als instemming, ook al was dat niet de intentie van [voornaam slachtoffer01] . Het is volgens de rechtbank zeer aannemelijk dat de verdachte de mogelijke signalen van [voornaam slachtoffer01] hieromtrent niet heeft opgepikt, of deze niet op kon pikken.
4.1.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel(en)

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] ter zake van het ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van €4866,00 aan materiële schade en een vergoeding van €17.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast wordt gevraagd om een proceskostenvergoeding.
5.1.
Beoordeling
De verdachte wordt vrijgesproken. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en J. Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij op of omstreeks 17 januari 2020
te Zuidland, gemeente Nissewaard
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het
- klimmen over de schutting en/of
- via de achterdeur toegang verlenen tot de woning en/of
- zich opdringen aan haar en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- het verbale overwicht en/of
- vastpakken van haar pols en brengen van haar hand naar zijn penis en/of
- toevoegen van de woorden: "Wij moeten dit rechtzetten. Ik heb problemen gehad door jou” en/of
“Je moet je broek en onderbroek uitdoen” en/of “Je moet op bed gaan liggen” en/of “Je moet niet overstuur raken. Dit hoort zo. Dit moet.” en/of
“Je mag dit tegen niemand anders zeggen”,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard/strekking, en/of
- haar dwingen zich te ontkleden,
(aldus) telkens het feit dat hij, verdachte, een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan,
[slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis in de vagina en/of
- brengen/houden van zijn penis in de anus en/of
- brengen van zijn hand en of vingers in de vagina en/of anus;