Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 juni 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met een eis in reconventie (een tegeneis) en een bijlage;
- de e-mails met bijlagen van [persoon A] van 4 en 9 november 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, vorderde [persoon A] dat hij de huurovereenkomst van zijn overleden vader, [persoon B], voor de woning aan de [adres] in Rotterdam zou mogen voortzetten. [persoon A] woonde sinds 2015 bij zijn vader en stelde dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De vader van [persoon A] overleed op 23 december 2023, waarna [persoon A] de huurovereenkomst wilde voortzetten. Havensteder, de verhuurder, voerde verweer en vorderde in reconventie ontruiming van de woning.
De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] voldoende had aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf in de woning had en dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De rechter nam daarbij in overweging dat [persoon A] sinds 2015 bij zijn vader woonde, dat er een mantelzorgrelatie was ontstaan en dat [persoon A] financieel bijdroeg aan het huishouden. De kantonrechter wees de vordering van [persoon A] toe en bepaalde dat hij de huurovereenkomst mocht voortzetten. Havensteder werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 764,00 werden begroot, met rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [persoon A] de proceskostenveroordeling kon afdwingen, zelfs als de zaak in hoger beroep zou worden gebracht. De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de duurzame gemeenschappelijke huishouding in huurrechtelijke geschillen.