ECLI:NL:RBROT:2024:11748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
10/120045-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer en voorbereidingshandelingen van cocaïne door koelmonteur op ECT-terrein

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die als koelmonteur werkzaam was op het ECT-terrein in Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 57,9 kilogram cocaïne en van vier voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van partijen cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij gebruik is gemaakt van schakelbewijs. De officieren van justitie, mrs. E.J. de Groot en N. Coenen, eisten een gevangenisstraf van zes jaar, maar de rechtbank hield rekening met een schending van de redelijke termijn en legde een gevangenisstraf op van vier jaar en zes maanden. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onherstelbare vormverzuimen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De verdachte heeft zijn rol in de drugshandel vanuit zijn functie als koelmonteur misbruikt, waarbij hij samen met medeverdachten handelingen verrichtte die gericht waren op de invoer van cocaïne. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, en dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de internationale drugshandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/120045-22
Datum uitspraak: 18 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 en 25 oktober en 18 november 2024 (sluiting onderzoek).

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking erop neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan
de volgende strafbare feiten:
  • feit 1: medeplegen van de invoer van 60,04 kilogram cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Schaloos);
  • feit 2: medeplegen van de invoer van een onbekende hoeveelheid cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Marszeil);
  • feit 3: medeplegen van de invoer van een onbekende hoeveelheid cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Fokzeil);
  • feit 4: medeplegen van de invoer van 57,9 kilogram cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Bakzeil).

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. E.J. de Groot en N. Coenen (hierna enkelvoudig aangeduid met: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hiertoe is aangevoerd dat er meermaals in strijd met de verbaliseringsplicht is gehandeld. Zo heeft de politie moedwillig slechts een gedeelte van een OVC-gesprek aan het dossier toegevoegd, op basis waarvan een onjuiste conclusie is getrokken. Daarnaast zijn er zaken geverbaliseerd die feitelijk niet blijken te kloppen en is bij het verschillende plattegronden die aan het dossier zijn toegevoegd een verschil in schaal gebruikt, terwijl dit nadelig is uitgelegd voor de verdachte. Gelet op het voorgaande is er sprake van een handelswijze van het Openbaar Ministerie en de politie waarbij sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of tenminste met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Ook is sprake van een zodanig fundamentele inbreuk dat dit tot nietontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden.
4.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe als volgt. Door de verdediging is aangevoerd dat er op meerdere momenten onjuist is geverbaliseerd. Zo heeft de verdachte naar aanleiding van het OVC-gesprek over “de ESA2” aangegeven dat dit in een andere context dient te worden beschouwd. De verdediging heeft hierop verzocht extra OVC-gesprekken toe te voegen aan het dossier om deze stelling te onderbouwen. Deze gesprekken zijn vervolgens alsnog toegevoegd aan het dossier. De rechtbank is van oordeel dat daarmee geen sprake is van een vormverzuim. Het selecteren van bewijsmiddelen is een taak die aan de politie en het Openbaar Ministerie toekomt en de weggelaten OVC-gesprekken zijn niet van dusdanige aard dat kan worden gesteld dat de politie moedwillig deze gesprekken buiten het dossier heeft gelaten. Daarbij geldt bovendien dat de gesprekken uiteindelijk zijn toegevoegd aan het dossier, zodat in ieder geval geen sprake is van een
onherstelbaarvormverzuim.
Ook het verschil in schaalweergave kan niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Deze verschillen, waar de verdediging terecht op heeft gewezen, zijn uit het dossier op te maken. De officier van justitie heeft daarnaast een aanvullend proces-verbaal opgemaakt over het bericht dat ten onrechte is toegeschreven aan de verdachte en heeft dit gerectificeerd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er geen sprake is van een inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde en het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak niet tekort is gedaan.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

In dit hoofdstuk komen het verweer, de bewijsmiddelen en de conclusies van de rechtbank aan de orde. Daarbij wordt de volgende indeling gehanteerd:
5.1.
Standpunt verdediging in de zaaksdossiers Bakzeil, Schaloos, Marszeil en
Fokzeil
5.2.
Beoordelingskader Opiumwet
5.3.
De bewijsmiddelen in de zaken waarin cocaïne is aangetroffen
5.4. Tussenconclusie: een modus operandi
5.4.
De bewijsmiddelen in de zaken waarin geen cocaïne is aangetroffen
5.6.
Bewezenverklaring
5.1.
Standpunt verdediging ten aanzien van de zaaksdossiers Bakzeil, Schaloos, Marszeil en Fokzeil
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft vanaf het begin meerdere verklaringen afgelegd en heeft uitleg gegeven aan gesprekken die als belastend worden beschouwd. De modus operandi zoals geschetst door het Openbaar Ministerie kan op basis daarvan niet worden vastgesteld. Zo is er nooit gebruik gemaakt van een verborgen ruimte en zijn er geen verdere OVC- of tapgesprekken waaruit blijkt dat hij handelingen heeft verricht die passen binnen de modus operandi. Er kan bovendien ook sprake zijn van andere smokkelwaar dan cocaïne, zoals hasj of edelmetaal. De verdachte had verder geen opzet op de invoer van cocaïne en voerde enkel zijn werkzaamheden als koelmonteur uit, zoals deze werkzaamheden ook blijken uit het door de verdediging gedeelde YouTube filmpje. De handelingen die na de inbeslagname van de cocaïne zijn verricht, kunnen ingevolge de kokosnootjurisprudentie niet bijdragen aan het bewijs. Het dossier voldoet daarnaast niet aan de eisen die in de rechtspraak worden gesteld aan het gebruik van schakelbewijs. Er is geen sprake van een herkenbaar en een gelijksoortig patroon en de verdachte heeft wel degelijk een redelijke en ontzenuwende verklaring gegeven. Ten slotte kan er geen sprake zijn van medeplegen of doen plegen.
5.2.
Beoordelingskader Opiumwet
Alvorens de afzonderlijke zaaksdossiers te behandelen, overweegt de rechtbank het volgende.
Invoer van verdovende middelen: geen verdovende middelen aangetroffen
Voor een veroordeling voor de invoer van cocaïne moet ten minste vast staan dat in de
desbetreffende container cocaïne heeft gezeten. Als er in een container überhaupt geen
verdovende middelen zijn aangetroffen en er dus geen laboratoriumonderzoek naar de
aanwezigheid van cocaïne heeft plaatsgevonden, dan wel op andere wijze is komen vast te staan dat van cocaïne sprake is geweest, kan invoer van cocaïne niet bewezen worden verklaard. Voor een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen is dit niet vereist.
Invoer van verdovende middelen: handelingen na inbeslagname
De Hoge Raad heeft daarnaast in zijn arresten van 17 maart 1998 en 15 december 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZD0975 en ECLI:NL:HR:1998:ZD1300, bekend als de zogenoemde kokosnootjurisprudentie) overwogen dat handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer kunnen strekken tot bewijs van de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die verdovende middelen.
Voorbereidingshandelingen
Voor een bewezenverklaring van voorbereidings- of bevorderingshandelingen is niet vereist dat aan de voorgaande punten is voldaan. Uit het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB0494) volgt dat de inbeslagname van de cocaïne niet in de weg staat aan het zelfstandig strafbare karakter van voorbereidings- of bevorderingshandelingen, ook niet als met die handelingen pas een begin is gemaakt na de inbeslagneming van die concrete hoeveelheid verdovende middelen.
5.3.
De zaken waarin cocaïne is aangetroffen
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
5.3.1.
Zaaksdossier Bakzeil (feit 4)
Op 9 augustus 2022 is de container met nummer [containernummer 1] (hierna: de container) in de haven van Callao (Peru) geladen aan boord van het motorschip [naam schip 1] . Het motorschip heeft die dag de haven van Callao verlaten en heeft koers gezet naar Rotterdam. De lading van de container bestond uit avocado’s en is verzonden door Fruglobe SAC te Lima (Peru) en bestemd voor Fruglobe Europe te Utrecht. Het motorschip [naam schip 1] is op 31 augustus 2022 in de haven van Rotterdam gelost.
Diezelfde dag is de container gescand, waarbij in het koelgedeelte van de container rechthoekige pakketten zijn waargenomen. Tijdens de daarop volgende fysieke controle van de container zijn in het koelgedeelte 58 identieke pakketten aangetroffen met een nettogewicht van in totaal 57,9 kilogram. Deze zijn verwijderd en na onderzoek in het Douane Laboratorium bleken de pakketten cocaïne te bevatten.
De douaneautoriteiten hebben 58 dummy-pakketten in de betreffende container geplaatst. Op één van deze dummy-pakketten was een terugplaatsmonster van 10 gram bevestigd. Twee van deze dummy-pakketten zijn voorzien van peilbakens. Na het verwijderen van de dummypakketten bleek er nog een pakket met cocaïne te zijn achtergebleven in de container. Dit pakket is ook verwijderd.
De betrokkenheid bij dit feit van de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) volgt onder meer uit gesprekken die hij voorafgaand aan de inbeslagname van de verdovende middelen heeft gevoerd in zijn zwarte Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Passat). Zo heeft hij op 24 augustus 2022 aan de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) omstreeks 22:06 uur verteld: “
gaat een van deze dagen zijn” en “
grote kans dat t 1 of 2 is”.
Op 31 augustus 2022 omstreeks 17:11 uur sprak de verdachte met de medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ): “
ik ga hem wel zelf doen, maar ik ga hem in zijn waggie zelf zetten begrijp je?”, “
want niffo het is geen oog he, is een rare torrie, in de computerboord”, “
hij gaat mij straks positie geven”, “
hoe laat ben je bij de poort? Dan moet je voor mij kijken of er exit controle is, je moet wachten daar van zes uur vijftig tot en met zeven uur” en “
tot ik de poort uit ben”.
Op 1 september 2022 dag voerde [medeverdachte 1] om 07:16 uur een gesprek met een NN-man: “
hij is naar scan, eentje is helemaal leeg en eentje hebben we helemaal niet gevonden” en om 21:54 uur tenslotte een gesprek met [medeverdachte 2] : “
misschien moet je vandaag komen kijken he?”.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde berichten ontstond het vermoeden dat [medeverdachte 1] op 1 of 2 september 2022 een partij verdovende middelen zou gaan uithalen. [medeverdachte 1] en de verdachte bleken die nacht te zijn ingedeeld voor een nachtdienst bij [naam bedrijf] als koelmonteurs. Uit camerabeelden van ECT bleek dat zij op 2 september 2022 omstreeks 22:47 uur en 22:48 uur hun privéauto’s hebben geparkeerd op het parkeerterrein bij gebouw 34 (hierna: het parkeerterrein). Vervolgens heeft [medeverdachte 1] tijdens zijn dienst gebruik gemaakt van het dienstvoertuig met het registratienummer [nummer 1] en de verdachte van het dienstvoertuig met nummer [nummer 2] .
Op 2 september omstreeks 01:57 uur kwam het peilbaken dat op één van de dummy-pakketten is geplaatst online. Vermoedelijk werden op dit moment de inspectieluiken, waarachter de geprepareerde pakketten zaten, geopend, waardoor het peilbaken actief werd. De [nummer 1] bevond zich op dat moment in stack 212, de stack waar de container stond, en vertrok daar rond 02:01 uur. Om 02:10 uur kwam de [nummer 2] aan bij de parkeerplaats en reed het voertuig een rondje over de parkeerplaats. Kort daarna, om 02:11 uur, kwam ook de [nummer 1] aan op de parkeerplaats en parkeerde de bestuurder het dienstvoertuig achter de Passat. De bestuurder van het voertuig stapte uit, opende de kofferbak van de Passat en gooide hier een zwarte sporttas in. Het peilbaken had meebewogen met de verplaatsing van de dienstauto.
Het tweede peilbaken kwam later die nacht, rond 04:06 uur, eveneens online. Ook op dit moment bevond de [nummer 1] zich in de stack waar de container stond. De [nummer 2] , het dienstvoertuig waarin de verdachte die nacht reed, kwam wederom om 04:19 uur als eerste het parkeerterrein oprijden. Kort daarna, om 04:20 uur, kwam de [nummer 1] aanrijden en parkeerde het voertuig nogmaals achter de Passat. Ook nu werd een zwarte sporttas in de kofferbak van de Passat gegooid en werd het peilbaken actief. Het peilbaken is blijven uitstralen bij de Passat. Beide dienstauto’s verlieten vervolgens gezamenlijk het parkeerterrein om daar om 07:03 uur weer terug te keren.
Om 07:08 uur passeerde [medeverdachte 1] in zijn Passat de hoofdingang van ECT. Kort daarvoor, om 06:46 uur, heeft hij een bericht van de medeverdachte [medeverdachte 3] ontvangen met de inhoud “
safe”. [medeverdachte 3] bleek op de parkeerplaats voor de beveiligingsloge geparkeerd te staan.
[medeverdachte 1] is vervolgens omstreeks 07:10 uur aangehouden door de politie. In de Passat werden twee sporttassen met daarin de 58 dummy-pakketten en het terugplaatsmonster aangetroffen. Ook werden er in een verborgen ruimte in de auto van [medeverdachte 1] twee tassen met een inhoud van 100 liter en een vuurwapen aangetroffen. Soortgelijke tassen werden in het voertuig van de medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen.
Uit de gegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij op 2 september omstreeks 06:14 uur berichten heeft ontvangen met “
we hebben de week goed afgesloten” en “
ik ga snel eentje openmaken”. Ook op de telefoon die tijdens de insluitingsfouillering van de verdachte is aangetroffen zijn diverse berichten gevonden die verband houden met een uithaal van verdovende middelen in dezelfde periode: “
Jo kan je 6 tassen meenemen of moeten we switch doen”, “
is achter deur”, “
zegel moet er zijn en goede positie”, “
waar staat de bak”, “
Koelbak?”, “
hoeveel tassen?”, “
vraagje waar kan je allemaal weg halen”, “
als zegel in tas zit kan container, mits hij in buurt is van koel”.
Op 31 augustus, de dag waarop de container is gecontroleerd, ontvangt “ [naam 1] ” een bericht waaruit blijkt: “
scan gevalle”. Op 1 september 2022 stuurt “ [gebruikersnaam] ” (de gebruikersnaam van [medeverdachte 1] ) naar “ [naam 1] ” ten slotte: “
pak zo 1 bagga”, “
waar gha k je zien”. “ [naam 1] ” reageert hierop met: “
Tankstation Esso Noord 22:15”. Uit een OVC-gesprek is gebleken dat [medeverdachte 1] en de verdachte op 1 september 2022 omstreeks 22:00 uur samen bij het tankstation Esso in Noord waren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne. [medeverdachte 1] is op 2 september aangehouden met 58 dummypakketten en daarop een terugplaatsmonster met cocaïne in zijn privéauto.
De verdachte heeft het voorgaande op voorhand met de verdachte afgestemd en voorafgaand aan de overdracht tussen de privéauto van [medeverdachte 1] en het dienstvoertuig een ronde gereden over de parkeerplaats en heeft hiermee op de uitkijk gestaan. Door het toedoen van de verdachte kon [medeverdachte 1] de sporttassen overladen van het dienstvoertuig naar zijn privéauto, in de wetenschap dat hij hierbij ongestoord en ongezien te werk kon gaan.
De berichten die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, tonen voorts aan dat de verdachte zich heeft bezig gehouden met de gehele procedure rondom de uithaal van de partij cocaïne. De verdachte heeft verklaard dat deze telefoon niet van hem, maar mogelijk van iemand anders is. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De telefoon is bij de insluitingsfouillering van de verdachte aangetroffen en op de telefoon zijn meerdere aanwijzingen gevonden waaruit blijkt dat de verdachte de gebruiker van deze telefoon betreft. Reeds het gegeven dat er op de telefoon door “ [naam 1] ” en “ [gebruikersnaam] ” wordt gesproken over een ontmoeting bij een Esso-tankstation, en er vervolgens daadwerkelijk een ontmoeting tussen de verdachte en [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden bij een Esso-tankstation, maakt dat de rechtbank concludeert dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de telefoon en de gebruikersnaam “ [naam 1] ”.
Gelet op het voorgaande, en de modus operandi zoals vastgesteld onder 5.5. van dit vonnis, is de rechtbank van oordeel dat bij het plegen van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
5.3.2.
Zaaksdossier Schaloos (feit 1)
Op 8 maart 2022 is in Callao (Peru) een reefercontainer met nummer [containernummer 2] (hierna: de container) geladen aan boord van het motorschip [naam schip 2] . Het motorschip heeft de haven van Callao op 9 maart 2022 verlaten en heeft koers gezet naar Rotterdam. De lading van de container is verzonden door Miraflores te San Juan (Peru) en bestemd voor Congelados Daniel te Burjassot (Spanje). Het motorschip [naam schip 2] is op 29 maart 2022 aangekomen in de haven van Rotterdam.
Diezelfde dag heeft er een visitatie plaatsgevonden op het motorschip, waarbij op de container vingerafdrukken en vegen werden waargenomen. Hierop is het linker inspectieluik verwijderd en bleken er diverse met rode en bruine tape omwikkelde pakketten achter het luik te liggen. Tijdens de daarop volgende fysieke controle van de container zijn in het koelgedeelte 60 pakketten aangetroffen met een nettogewicht van in totaal 60,04 kilogram. Na onderzoek in het Douane Laboratorium bleken deze pakketten cocaïne te bevatten.
Naar aanleiding van de aangetroffen pakketten hebben de douaneautoriteiten op 29 maart 2022 technische hulpmiddelen bij de container geplaatst en zijn de luiken door middel van moeren gesloten. Hierbij zijn geen dummypakketten en/of monsters teruggeplaatst. Op 11 april 2022 zijn de technische hulpmiddelen verwijderd en werd waargenomen dat er – anders dan tijdens het aanbrengen van de technische hulpmiddelen – diverse moeren uit het inspectieluik ontbraken en zwarte vegen op de luiken zaten.
Vervolgens zijn de camerabeelden in de tussenliggende periode bekeken. Op 30 maart 2022 omstreeks 06:49 uur kwam een man (NN1) in beeld die naar de bovenzijde van de betreffende container keek, de plek waar de inspectieluiken zich bevonden. Omstreeks 06:56 uur kwam een tweede man (NN2) in beeld die ook naar de bovenzijde van de container keek. Deze man had een handheld in zijn ene hand en hield een telefoon dichtbij zijn lichaam in de andere hand. De handheld leek te worden gebruikt om het zicht op de telefoon te kunnen afschermen. Later op de dag, om 23:48 uur, kwam de eerste man (NN1) weer in beeld en keek hij wederom naar de bovenzijde van de container. Er werden geen verdere werkzaamheden verricht.
Op 31 maart 2022 omstreeks 00:27 uur kwam NN1 nogmaals in beeld bij de container. Op de achterkant van zijn veiligheidsjas bleek “DELTA” te staan. Kort daarna, om 00:35 uur, plaatste hij een trap bij de container en had hij een dopsleutel in zijn handen. Vlak daarna kwam hij al pratend de trap weer af. Om 04:46 uur kwam de NN2 man ten slotte wederom in beeld bij de container. Ook toen keek hij omhoog naar de plek waar de inspectieluiken zich bevonden en had hij een telefoon en een handheld in zijn handen. Van de momenten dat NN1 en NN2 te zien zijn geweest bij de containers, zijn er geen registraties in het logsysteem van de container doorgevoerd.
Naar aanleiding van de hiervoor omschreven beelden ontstond het vermoeden dat NN1 en NN2 werkzaam waren bij [naam bedrijf] . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die als NN1 te zien is op de camerabeelden. [medeverdachte 1] werd herkend als NN2. Beiden bleken in de nacht van 30 op 31 maart 2022 te zijn ingedeeld voor de nachtdienst bij [naam bedrijf] . Die nacht maakten zij gebruik van de dienstvoertuigen [nummer 1] (de verdachte) en [nummer 2] ( [verdachte] ). Deze voertuigen bleken tijdens deze nachtdienst regelmatig tegelijkertijd in stack 244 te zijn geweest, de stack waarin de betreffende container zich bevond. Op verschillende momenten is te zien dat op het moment dat één van de personen zich in de stack bevond, een ander busje buiten de stack bleef staan.
[medeverdachte 1] heeft ten slotte op 30 maart 2022 een gesprek gevoerd met een onbekend gebleven persoon waarin hij heeft gezegd: “
morgen heb ik het”.
De rechtbank zal de verdachte – gelet op de onder 5.2. benoemde kokosnootjurisprudentie – vrijspreken van de primair ten laste gelegde invoer van cocaïne. De blokken cocaïne waren immers reeds door de douaneautoriteiten verwijderd voordat de verdachte zijn handelingen verrichtte bij de container.
Wel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Uit de hiervoor omschreven camerabeelden blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] bovenmatige interesse hebben getoond in een container waarin kort daarvoor een grote hoeveelheid cocaïne was aangetroffen. De verdachte heeft met een dopsleutel handelingen verricht aan deze container, terwijl dit niet was vereist voor zijn werkzaamheden als koelmonteur, noch was dit gebruikelijk. Deze handelingen zijn bovendien niet zijn geregistreerd in het logsysteem van de container. [medeverdachte 1] heeft daarnaast de container gefilmd, terwijl hij zijn telefoon probeerde te verbergen, kennelijk met het doel om ervoor te zorgen dat dit niet voor anderen zichtbaar was. Het filmen van de container komt overeen met hetgeen [medeverdachte 1] in gesprekken heeft beschreven. . De rechtbank concludeert dat hij de containers: filmt aan de binnen- en buitenkant om aan te tonen in welke staat hij deze heeft aangetroffen.
Het verweer dat een dopsleutel standaard behoort tot de werkuitrusting voor een koelmonteur wordt verworpen, omdat uit het (bovendien tien jaar oude) filmpje dat door de verdediging is overhandigd niet kan worden afgeleid of dit al dan niet flexwerkers betreft, dan wel in welke context dit filmpje is gemaakt. Het voornoemde filmpje weerlegt dus niet de in het dossier opgenomen verklaring van de PFSO (de rechtbank begrijpt: Port Facility Security Officer) van de ECT dat een doppenset niet wordt verstrekt en dat de werkzaamheden van een flexwerker niet inhouden het verwijderen van een inspectieluik.
Nu het dienstvoertuig van de verdachte telkens in de buurt van de container was als [medeverdachte 1] daar te zien was en handelingen verrichte, en andersom, kan het niet anders zijn dan dat zij zich tezamen en in vereniging hebben schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van een partij cocaïne.
5.4.
Tussenconclusie: een modus operandi
Uit de voorgaande zaaksdossiers, in combinatie met de stukken uit het algemeen dossier, leidt de rechtbank de volgende modus operandi af.
In het onderzoek Zeilen worden de verdovende middelen in Centraal- of Zuid-Amerika achter de inspectieluiken (“ogen”) van gekoelde containers (“reefers”) geplaatst door een criminele organisatie. De verdachten krijgen van een contact van de criminele organisatie te horen op welk containerschip de reefercontainer met drugs staat. Hierdoor hebben de verdachten een indicatie wanneer het schip aanmeert bij ECT.
De verdachten halen vervolgens de drugs uit de reefercontainers die veelal zijn geladen op schepen waarmee een lijndienst wordt onderhouden, en die het woord “express” in hun naam hebben. Nadat het schip arriveert in Rotterdam laten de verdachten zich inplannen voor een nachtdienst. Via een contact krijgen zij dan een containernummer te horen en soms een mogelijke locatie van de container. Nadat de container is getraceerd, worden de drugs via de “ogen” uit de daarachter gelegen ruimte gehaald en in sporttassen gedaan. De sporttassen worden vervolgens in een dienstvoertuig van een van de verdachten geplaatst en naar de parkeerplaats voor het personeel gereden. Daar worden de sporttassen overgezet in de privéauto van een verdachte. Vervolgens wordt een ander persoon gevraagd of deze zicht kan houden op de uitgaande poort van de ECT, om zo vroegtijdig te kunnen opmerken of de Douane bij de poort controles uitvoert. Als niet wordt gecontroleerd, kunnen de verdachten vervolgens met hun eigen auto met daarin de uitgehaalde drugs van het terrein afrijden. De betaling voor een geslaagde uithaal vindt plaats door het verkrijgen van een gedeelte van de blokken verdovende middelen.
De hiervoor omschreven modus operandi wordt ondersteund door meerdere gesprekken die [medeverdachte 1] op 19 augustus 2022 heeft gevoerd. Zo heeft hij omstreeks 13:50 uur een gesprek waarin hij spreekt over de express-lijn, het verkrijgen van positie en het kwijtraken van meeloopgeld: “
die Express boten”, “
jopnge dat is die hele lijn die Express dat is die Lijn”, “
Dalijk gaat het fout of kom hij niet eens bij ons aan en gaat hij naar de APM”. Als op enig moment aan [medeverdachte 1] wordt gevraagd: “
Deze boy nu vraagt: in hoeverre staat jouw koel garant?” reageert hij hierop met: “
Ik sta voor niks garant he Niffo, dat is niet mijn ding he, hun willen sturen, stuur en ik doe mijn werk”. Verder zegt hij: “
Als ik hem laat mislukken met ik eesrt nummer hebben toch? Als hij op een slechte plek staat raak uik hem niet aan. Als hij op een goede plek staat doe ik die werk gewoon. Bro we moeten ook weten van Douane en security enzo”, “
als ik verlies is ook mijn eigen meeloop geld weg” en “
ik film die ding als ik, hoe ik hem open film ik wel, ik laat hen zien die torrie is vol klaar”, “
zie je aan de overkant die ding is al daar geklaard”.
Om 13:56 uur gaat [medeverdachte 1] nogmaals in op het verkrijgen van de positie: “
je krijgt positie ik doe mijn wroko” (de rechtbank begrijpt: werk), “
hun geven mij pas positie”. Kort daarna, om 14:03 uur, wordt besproken hoe de partij verdovende middelen van het terrein wordt afgereden: “
jullie moeten die positie geven, dan doe ik die ding en haal ik het eruit. Ik regel zelf me eigen broer elke keer wanneer die vol is is het gelukt”, “
dan zet ik ze in de auto. En dan nog hopen dat er geen controle uitgan is met Douane”. Uit het gesprek van 14:47 uur blijkt verder dat [medeverdachte 1] zich laat inplannen op nachtdiensten: “
deze jongen krijgt zijn dagen, soms krijg ik geen dagen, bijvoorbeeld die boot die komt op een dinsdag, heb ik dinsdag geen nachtdienst maar wel woensdag nacht, dan moet je maar hopen dat hij er woensdag nog is, maar als het transit is, dan weten we zeker dat hij er woensdag is”. [medeverdachte 1] gaat ten slotte omstreeks 14:48 uur in op de betaling: “
zeg tegen hun standaard bakken Hapag daar past 60. Ik maak foto, dan zie je ook die merk van de voorkant dan zie je alles. Als jij 60 stuurt niffo, betalen ze ons 15 piecies”.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de modus operandi gericht is op de invoer van cocaïne. Dit wordt bovendien ondersteund door een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [naam 2] op 24 augustus 2022: “
van wie was die cocaïne?” (...) “
pas toen was ik begonnen, toen ging ik uithalen”. Het gevoerde verweer dat mogelijk sprake is van andere goederen of verdovende middelen wordt dan ook verworpen.
De rechtbank stelt ten slotte vast dat bij de hiervoor genoemde modus operandi sprake is geweest van een hechte vriendengroep die tot doel had het verkrijgen van zoveel mogelijk vertrouwelingen op het haventerrein voor het uithalen van verdovende middelen. Zowel de verdachte als medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waren werkzaam op het haventerrein en ook medeverdachte [medeverdachte 2] probeerde een positie binnen de haven te verkrijgen. De rollen die binnen deze vriendengroep door de verdachte en [medeverdachte 1] werden vervuld, zijn inwisselbaar geweest. Wanneer de een de pakketten uit de luiken haalde, stond de ander op uitkijk. Voordat de een de pakketten in zijn auto legde, reed de ander een rondje over het parkeerterrein om te kijken of de kust veilig was. Beiden hebben verdovende middelen in hun privéauto vervoerd met het ogenschijnlijke doel om zodoende exit risico’s te spreiden. De rechtbank concludeert dan ook dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] .
Schakelbewijs
Uit geldende jurisprudentie volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs, in de vorm van zogenaamd
schakelbewijs, onder omstandigheden is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de uit één of meer bewijsmiddelen blijkende omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten, dat op
essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte (ook wel aangeduid als
modus operandi).
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende
modus operandikunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen die zich hebben toegedragen, de omstandigheden waarmee deze feiten zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de hiervoor uiteen gezette bewijsmiddelen ook sprake van een op essentiële onderdelen overeenkomende
modus operandien de rechtbank zal dan ook het bewijs ten aanzien van een feit ook als steunbewijs voor het bewijs ten aanzien van de overige feiten gebruiken en omgekeerd. Dit heeft met name te gelden in de zaaksdossiers die hierna aan de orde zullen komen, te weten de zaaksdossiers Marszeil en Fokzeil.
5.5.
De zaken waarin geen cocaïne is aangetroffen
5.5.1.
Zaaksdossier Marszeil (feit 2)
In de nacht van 19 en 20 mei 2022 stonden de verdachte en [medeverdachte 1] ingedeeld voor een nachtdienst bij [naam bedrijf] . Op 19 mei 2022 reed de grijze Volkswagen Jetta (hierna: de Jetta) van de verdachte omstreeks 22:54 uur het terrein van ECT op. Om 23:03 uur parkeerde dit voertuig op het parkeerterrein bij gebouw 34. [medeverdachte 1] betrad op 19 mei 2022 omstreeks 22:50 uur het terrein van ECT. De verdachte maakte die nacht gebruik van het dienstvoertuig [kenteken 2] en [medeverdachte 1] van de [nummer 3] .
Op 20 mei 2022 omstreeks 00:06 uur reed een voertuig van [naam bedrijf] , vermoedelijk de [nummer 3] de parkeerplaats van gebouw 34 op. Het voertuig maakte een rondje en kort daarna kwam ook het voertuig met kenteken [kenteken 2] het parkeerterrein oprijden. Nadat de [kenteken 2] het parkeerterrein was opgereden, parkeerde dit voertuig achter de Jetta. De lampen van de Jetta knipperden, en vervolgens vonden er bewegingen plaats vanuit het dienstvoertuig van [naam bedrijf] naar de achterbak van de Jetta. Rond hetzelfde tijdstip reed de [nummer 3] voorbij de [kenteken 2] . Om 00:08 uur reden beide voertuigen achter elkaar het parkeerterrein af. De lampen van de Jetta knipperden wederom.
[medeverdachte 1] heeft op 20 mei 2022 omstreeks 5:31 uur contact gehad met [medeverdachte 2] : “
Hey je kent het. 6 uur 45 tot en met 6 uur 50 moet je hier staan. Niet te laat komen alsjeblieft”. Omstreeks 06:51 uur zagen verbalisanten dat een Ford Fiesta zich ruim 28 minuten ophield bij de ingang van ECT. [medeverdachte 2] heeft een soortgelijk voertuig op zijn naam staan en Google Maps gegevens op zijn telefoon tonen aan dat hij ook daadwerkelijk op 20 mei 2022 omstreeks 06:45 uur onderweg was naar de havens.
De verdachte verliet op 20 mei 2022 omstreeks 07:12 uur het gebouw 34 en stapte in zijn voertuig. Om 07:18 uur verliet hij in de Jetta het ECT terrein. Op hetzelfde tijdstip reed ook [medeverdachte 1] het ECT terrein af in zijn Passat. Nadat deze voertuigen de poort waren gepasseerd, reed de Ford Fiesta direct weg.
[verdachte] heeft ten slotte om 08:33 uur een gesprek gevoerd met [naam 3] : “
ik begreep ook echt niet wat jullie daar deden, voor de deur”. [naam 3] reageerde hierop met: “
[naam 4] zegt tegen mij ik moet naar die deur”, en “
[naam 5] zei tegen ons we moeten daar naartoe, ik zie die kanker Douane, ik zie opeens die poort gaat omhoog en niffo ik ging ineens katjing(fon) (de rechtbank begrijpt: geld/kassa geluid). Uit de bewijsmiddelen blijkt dat met de bijnaam [naam 4] de medeverdachte [medeverdachte 2] aangeduid.
5.5.2.
Zaaksdossier Fokzeil (feit 3)
In de nacht van 2 op 3 juni 2022 waren de verdachte en [medeverdachte 1] wederom werkzaam als koelmonteur bij [naam bedrijf] . [medeverdachte 1] reed die nacht in het dienstvoertuig met kenteken [kenteken 2] en [verdachte] in de [nummer 4] .
Op 3 juni om 5:37 uur voerde [medeverdachte 1] een gesprek met [medeverdachte 2] : “
fakka je zou kwart voor bij [naam 3] zijn toch?”. [medeverdachte 2] reageerde hierop met: “
eeeh ja bro wat zei je tegen mij? ik moet toch pas kwart voor daar zijn?”, waarop de verdachte reageerde: “
Niet te laat komen he”, “je moet zowiezo om zes uur in de auto al met [naam 3] he!”. Op diezelfde dag, om 6:43 uur, reed een zwart voertuig, gelijkend op een Ford Fiesta, het parkeerterrein voor de beveiligingsloge van de ECT op. Niemand stapte uit het voertuig.
Kort daarna, om 07:06 uur, reed een witte Caddy het parkeerterrein van gebouw 34 op. De dienstvoertuigen van [naam bedrijf] met een normaal kenteken, zoals de [kenteken 2] , betreffen witte Volkswagen Caddy’s. De bestuurder van de Caddy parkeerde bij een grijs voertuig, opende de achterklep van de Caddy en haalde daar iets uit. Vervolgens plaatste hij dit in de achterklep van het geparkeerde grijze voertuig. De Caddy reed weg en parkeerde bij de parkeerplaats van gebouw 34.
Om 07:15 uur verliet een persoon in een zwart voertuig, dat dicht bij het grijze voertuig geparkeerd stond, de parkeerplaats van gebouw 34. Om 07:20 uur reed dit voertuig het ECT terrein af. Eveneens om 07:15 uur verliet de bestuurder van het grijze voertuig het parkeerterrein. Uit camerabeelden van de portiersloge bleek dat de verdachte als bestuurder van de grijze Jetta om 07:23 uur het terrein van de ECT heeft verlaten. Even daarvoor, om 7:22 uur, reed ook de Ford Fiesta weg. Kort daarna zijn achtereenvolgens de zwarte Passat van [medeverdachte 1] , de zwarte Ford Fiesta van [medeverdachte 2] en de grijze Jetta van de verdachte op de Rijksweg A15 gezien.
5.5.3.
Toepassing modus operandi
Gelet op de vastgestelde modus operandi onder 5.4. komt de rechtbank eveneens in de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten tot wettig en overtuigend bewijs.
In het zaaksdossier Marszeil zijn diverse bewegingen gezien tussen de privéauto van de verdachte en zijn dienstvoertuig. Kort daarvoor is te zien dat het dienstvoertuig waarin [medeverdachte 1] tijdens de bewuste nachtdienst reed een ronde over de parkeerplaats rijdt. Dit komt overeen met hetgeen in het zaaksdossier Bakzeil is omschreven. De dienstvoertuigen zijn vervolgens gezamenlijk van het parkeerterrein afgereden. [medeverdachte 1] heeft bovendien contact gehad met [medeverdachte 2] en heeft hem tijdens zijn nachtdienst verteld wanneer hij “hier” moest zijn. Dat [medeverdachte 2] die ochtend ook daadwerkelijk op de uitkijk heeft gestaan, blijkt uit de gegevens van Google Maps op zijn telefoon en het gesprek dat de verdachte met [naam 3] heeft gevoerd. De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachten zich hebben bezig gehouden met de invoer van een partij cocaïne.
De handelingen van de verdachte worden door de rechtbank gekwalificeerd als de subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen, nu er in de container geen cocaïne is gevonden en daarmee de primair ten laste gelegde invoer niet bewezen kan worden verklaard.
Datzelfde geldt voor het zaaksdossier Fokzeil. Ook in dit dossier heeft [medeverdachte 1] tijdens zijn nachtdienst met [medeverdachte 2] contact gehad en hem gevraagd om te komen. Daarnaast werd wederom het dienstvoertuig achter het privévoertuig van één van de verdachten, in dit geval de verdachte [verdachte] , geparkeerd en vonden er bewegingen plaats bij de achterklep van de privéauto. Gelet op de samenhang met de overige zaaksdossiers ziet de rechtbank dan ook voldoende aanleiding om vast te stellen dat ook hier verdovende middelen, te weten cocaïne, zijn ingeladen in de Volkswagen Jetta en vervolgens van het ECT terrein zijn afgereden.
5.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 subsidiair en het onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1: onderzoek Schaloos
hij, in de periode 29 maart 2022 tot en met 31 maart 2022 te Rotterdam Maasvlakte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde
envijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk afleveren en/of vervoeren
van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, :
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen; en/of
- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven; en
- zich een of meerdere keren begeven bij container [containernummer 2] ; en
- een (of meerdere) dopsleutel(s) voorhanden gehad; en
- deze dopsleutel(s) gebruikt om luiken van voornoemde container te openen teneinde mogelijk zicht te krijgen op pakketten cocaïne; en
- een auto voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop het “uithalen” zou plaatsvinden (van pakketten cocaïne uit een of meer containers);
Feit 2: onderzoek Marszeil
hij, in de periode 19 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 te Rotterdam Maasvlakte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde
envijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk, afleveren en/of vervoeren,
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel genoemd in lijst I van de Opiumwet:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten mede te plegen; en
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen; en
- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven; en- (de locatie van) een bepaalde container (met daarin vermoedelijk pakketten cocaïne) in de gaten gehouden; en
- voorafgaand en/of tijdens het “uithalen” (van pakketten cocaïne uit een container) op het terrein van de ECT Delta Terminal op de uitkijk gestaan voor één of meer van zijn mededader(s); en
- een auto voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop het “uithalen” zou plaatsvinden (van pakketten cocaïne uit een of meer containers); en
- een auto (kenteken [kenteken 3] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 3: onderzoek Fokzeil
hij, in de periode 2 juni 2022 tot en met 3 juni 2022 te Rotterdam Maasvlakte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde
envijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk afleveren en/of vervoeren
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel genoemd in lijst I van de Opiumwet:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten mede te plegen en
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en
- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen:
- zich op het ECT terrein begeven, en
- ( de locatie van) een bepaalde container (met daarin vermoedelijk pakketten
cocaïne) in de gaten gehouden, en
- voorafgaand en/of tijdens het “uithalen” (van pakketten cocaïne uit een container) op het terrein van de ECT Delta Terminal op de uitkijk gestaan voor één of meer van
zijn mededader(s), en
- een auto voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere
vervoer van pakketten cocaïne), en
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop het “uithalen” zou plaatsvinden (van pakketten cocaïne uit een of meer containers);
- een auto (kenteken [kenteken 3] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 4: onderzoek Bakzeil
hij, in de periode 1 september 2022 tot en met 2 september 2022, te Rotterdam Maasvlakte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 1, 2 en 3:
Telkens:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Feit 4:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van 57,9 kilogram cocaïne en hij heeft in totaal drie keer voorbereidingshandelingen verricht gericht op de invoer van partijen cocaïne. De verdachte heeft als medewerker van het bedrijf [naam bedrijf] zijn positie als koelmonteur op de ECT terminal van binnenuit misbruikt om zodoende verdovende middelen uit de containers te kunnen halen. Hierbij was sprake van een vriendengroep van jonge jongens met een blanco documentatie die als een geoliede machine verdovende middelen van het terrein hebben verwijderd. Ook leken zij specifiek op zoek naar opleidingen en posities binnen de haven, waarbij aangeboden carrièremogelijkheden buiten de haven werden afgeslagen. De rechtbank kan zich hierbij niet aan de indruk onttrekken dat dit bedoeld was om Opiumwetfeiten te kunnen plegen.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft kennelijk geen boodschap gehad aan deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er financieel beter van te worden.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 mei 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hoewel de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten, is een lange en onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten, gerechtvaardigd. De verdachte heeft als corrupte havenmedewerker een belangrijke rol gehad bij verschillende uithalen en transporten van de verdovende middelen en heeft telkens opnieuw de beslissing genomen om hieraan mee te werken. Het totaal aantal aangetroffen kilo’s van deze verschillende transporten betreft in ieder geval 117 kilogram cocaïne. De rechtbank sluit echter niet uit dat de verdachte, met de transporten waarbij geen verdovende middelen zijn aangetroffen, een soortgelijke hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 2 september 2022, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van ruim twee jaar en twee maanden verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. Daarom zal als compensatie in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en negen maanden een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft bepleit dat de inbeslaggenomen telefoon verbeurd moet worden verklaard.
De verdediging heeft geen afzonderlijk standpunt ingenomen ten aanzien van het inbeslaggenomen goed.
9.2.
Beoordeling door de rechtbank
De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan en voorbereid.

10.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 6 juni 2023 geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg.
De verdediging heeft bij pleidooi verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen bij gebreke van gronden, dan wel subsidiair de schorsing van de voorlopige hechtenis te continueren. Gewezen is op het feit dat er in dit stadium geen gronden meer zijn. Hiertoe is verwezen naar uitspraken van de Rechtbanken Amsterdam en Noord-Holland waarin is overwogen dat de verdachten zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden hebben aan de gestelde voorwaarden en er, alsmede door het tijdsverloop, geen direct gevaar voor recidive is. Datzelfde geldt voor de geschokte rechtsorde. De situatie van de verdachte is niet anders.
De rechtbank zal deze verzoeken afwijzen. Vast is komen te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige en lucratieve strafbare feiten. Hoewel de 12-jaarsgrond zal komen te vervallen, is de recidivegrond die ten grondslag ligt aan het bevel tot voorlopige hechtenis nog altijd aanwezig. Het enkele feit dat hij tijdens zijn schorsingsperiode niet in aanraking is gekomen met politie en/of justitie, maakt dit niet anders. Ten aanzien van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis merkt de rechtbank op dat het op zichzelf beschouwd invoelbaar is dat het aangrijpend is voor de verdachte om na (voorwaardelijk) op vrije voeten te zijn geweest, weer voorlopig gehecht te zijn. Dat maakt echter niet dat hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis zonder meer aan de orde is. De rechtbank moet een afweging maken tussen het maatschappelijke belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis van de verdachte en zijn persoonlijke belang bij de schorsing daarvan. Dit vonnis, waarbij de verdachte tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, vormt een zwaarwegend maatschappelijk belang bij het voortduren van zijn voorlopige hechtenis. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte wegen daar niet tegen op.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het de onder 1, 2 en 3 subsidiair en 4 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1, 2, 3 en 4:
* 1 STK Telefoonautomaat (Omschrijving: [proces-verbaalnummer] , Apple).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1: medeplegen invoer harddrugs (onderzoek Schaloos)
hij, in de periode 29 maart 2022 tot en met 31 maart 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
- ongeveer 60,04 kilogram cocaïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in de periode 29 maart 2022 tot en met 31 maart 2022 te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn; en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven; en/of
- ( de locatie van) container [containernummer 2] in de gaten gehouden; en/of
- zich een of meerdere keren begeven bij container [containernummer 2] ; en/of
- een (of meerdere) dopsleutel(s) voorhanden gehad; en/of
- deze dopsleutel(s) gebruikt om luiken van voornoemde container te openen teneinde mogelijk zicht te krijgen op pakketten cocaïne; en/of
- een auto en/of tassen voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en/of
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop het “uithalen” zou plaatsvinden (van pakketten cocaïne uit een of meer containers);
- een auto (kenteken [kenteken 3] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte en/of (daarin) één of meer (sport)tas(s) voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 2: medeplegen invoer harddrugs (onderzoek Marszeil)
hij, in de periode 19 mei 2022 tot en met 20 mei 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
- een onbekende hoeveelheid cocaïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in de periode 19 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn; en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven; en/of
- ( de locatie van) een bepaalde container (met daarin vermoedelijk pakketten cocaïne) in de gaten gehouden; en/of
- voorafgaand en/of tijdens het “uithalen” (van pakketten cocaïne uit een container) op het terrein van de ECT Delta Terminal op de uitkijk gestaan voor één of meer van zijn mededader(s); en/of
- een auto en/of tassen voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en/of
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop het “uithalen” zou plaatsvinden (van pakketten cocaïne uit een of meer containers); en/of
- een auto (kenteken [kenteken 3] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte en/of (daarin) één of meer (sport)tas(s) voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 3: medeplegen invoer harddrugs (onderzoek Fokzeil)
hij, in de periode 2 juni 2022 tot en met 3 juni 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
- een onbekende hoeveelheid cocaïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in de periode 2 juni 2022 tot en met 3 juni 2022 te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn; en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven, en/of
- ( de locatie van) een bepaalde container (met daarin vermoedelijk pakketten
cocaïne) in de gaten gehouden, en/of
- voorafgaand en/of tijdens het “uithalen” (van pakketten cocaïne uit een container)
op het terrein van de ECT Delta Terminal op de uitkijk gestaan voor één of meer van
zijn mededader(s), en/of
- een auto en/of tassen voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere
vervoer van pakketten cocaïne), en/of
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop het “uithalen” zou plaatsvinden (van pakketten cocaïne uit een of meer containers);
- een auto (kenteken [kenteken 3] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen
ruimte en/of (daarin) één of meer (sport)tas(s) voor (verder) vervoer van pakketten
cocaïne;
Feit 4: medeplegen invoer harddrugs (onderzoek Bakzeil)
hij, in de periode 1 september 2022 tot en met 2 september 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
- ongeveer 57,9 kilogram cocaïne
(telkens) in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in de periode 1 september 2022 tot en met 2 september 2022 te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
- één of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn; en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven; en/of
- ( de locatie van) container [containernummer 1] (met daarin vermoedelijk pakketten cocaïne) in de gaten gehouden; en/of
- voorafgaand en/of tijdens het “uithalen” (van pakketten cocaïne uit een container)
op het terrein van de ECT Delta Terminal op de uitkijk gestaan voor één of meer van
zijn mededader(s); en/of
- een auto en/of tassen voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en/of
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop het “uithalen” zou plaatsvinden (van pakketten cocaïne uit een of meer containers); en/of
- een auto (kenteken [kenteken 3] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte en/of (daarin) één of meer (sport)tas(s) voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne.