ECLI:NL:RBROT:2024:11747

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
10/051631-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van 57,9 kilogram cocaïne en driemaal aan voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van partijen cocaïne. De verdachte, geboren in 2001 en werkzaam als koelmonteur op het ECT-terrein, werd beschuldigd van betrokkenheid bij een criminele organisatie die verdovende middelen invoerde. De rechtbank heeft het verweer van de verdachte, dat er geen redelijk vermoeden van schuld was en dat bewijsuitsluiting moest plaatsvinden, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder schakelbewijs, dat de verdachte betrokken was bij de invoer van cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, waarbij rekening werd gehouden met een schending van de redelijke termijn. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen, waaronder een telefoon en tassen, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, na onderzoek op de terechtzittingen van 24 en 25 oktober en 18 november 2024.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/051631-22
Datum uitspraak: 18 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 24 en 25 oktober en 18 november 2024 (sluiting onderzoek).

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking erop neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan
de volgende strafbare feiten:
  • feit 1: medeplegen van de invoer van 60,04 kilogram cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Schaloos);
  • feit 2: medeplegen van de invoer van een onbekende hoeveelheid cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Marszeil);
  • feit 3: medeplegen van de invoer van een onbekende hoeveelheid cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Fokzeil);
  • feit 4: medeplegen van de invoer van 24 kilogram cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Lijzeil);
  • feit 5: medeplegen van de invoer van 57,9 kilogram cocaïne, dan wel medeplegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Bakzeil);
  • feit 6: het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (zaaksdossier Zeilijzer).
Ter zitting is besloten om de behandeling van feit 7, het medeplegen van de handel in cocaïne (zaaksdossier Loggerzeil) af te splitsen van de feiten 1 tot en met 6 in verband met een in het kader van dit feit toegewezen onderzoekswens tot het horen van een getuige. Dit feit zal op een ander moment worden behandeld door de rechtbank.

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. E.J. de Groot en N. Coenen (hierna enkelvoudig aangeduid met: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 primair ten laste gelegde en het onder feit 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten een telefoon, tas en een doppenset.

4.Waardering van het bewijs

In dit hoofdstuk komen het verweer, de bewijsmiddelen en de conclusies van de rechtbank aan de orde. Daarbij wordt de volgende indeling gehanteerd:
4.1.
Bewijsuitsluiting?
4.2.
Standpunt verdediging ten aanzien van de zaaksdossiers Bakzeil, Schaloos,
Marszeil, Lijzeil en Fokzeil
4.3.
Beoordelingskader Opiumwet
4.4.
De bewijsmiddelen in de zaken waarin cocaïne is aangetroffen
4.5. Tussenconclusie: een modus operandi
4.6.
De bewijsmiddelen in de zaken waarin geen cocaïne is aangetroffen
4.7.
Zaaksdossier Zeilijzer
4.8.
Bewezenverklaring
4.1.
Bewijsuitsluiting?
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er in het voorbereidend onderzoek sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Daartoe is aangevoerd dat op het moment van het inzetten van het eerste dwangmiddel geen redelijk vermoeden van schuld zoals bedoeld in artikel 27 Sv bestond. De onderzoeksresultaten die zijn verkregen door deze onrechtmatig ingezette dwangmiddelen kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat dit
fruits of the poisonous treebetreffen. Omdat er na uitsluiting van deze resultaten onvoldoende bewijs resteert, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Naar aanleiding van de verkregen informatie uit het onderzoek Meerpen – waarbij aanwijzingen bestonden dat een koelmonteur betrokken kon zijn bij de invoer van verdovende middelen – heeft de politie onderzoek verricht naar de personen die in de nachtdienst van 2 op 3 december 2021 als koelmonteur werkzaam waren van [naam bedrijf] (hierna: [afkorting naam bedrijf] ) op de terminal van Hutchinson Ports ECT Delta (hierna: ECT). Nu uit dit onderzoek bleek dat er slechts dertien personen werkzaam waren tijdens die nachtdienst, én de verdachte in deze groep opviel door een Opiumwet gerelateerd sepot en een registratie waarbij tevens indicaties waren dat er sprake was van Opiumwet gerelateerde feiten, bestond op basis daarvan een redelijk vermoeden van schuld. Dit maakt dat de dwangmiddelen rechtmatig zijn ingezet en de resultaten die hierdoor zijn verkregen kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
4.2.
Standpunt verdediging ten aanzien van de zaaksdossiers Bakzeil, Schaloos, Marszeil, Lijzeil en Fokzeil
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daartoe is allereerst aangevoerd dat de verdachte in de zaken waarin de verdovende middelen in beslag zijn genomen voordat hij in beeld is gekomen, niet kan worden veroordeeld voor de voltooide invoer. Om dezelfde reden is ten aanzien van het zaaksdossier Bakzeil aangevoerd dat de verdachte weliswaar veroordeeld kan worden voor de invoer van verdovende middelen, maar enkel voor de teruggeplaatste tien gram.
De handelingen die door de verdachte in de zaaksdossiers Schaloos, Marszeil, Lijzeil en Fokzeil zijn verricht kunnen daarnaast niet worden gezien als handelingen die hebben geleid tot een voltooide invoer of als bevorderingshandelingen. De aard en omvang van deze handelingen zijn onvoldoende duidelijk gemaakt. De handelingen bij containers en bewegingen die de verdachte en zijn medeverdachte maken over het terrein zijn verricht in het kader van zijn reguliere werkzaamheden als koelmonteur bij [afkorting naam bedrijf] . Ook kan niet worden vastgesteld dat het om blokken cocaïne gaat. Het gebruik van schakelbewijs is voorts niet mogelijk, nu uit niets kan worden afgeleid dat er in de zaaksdossiers sprake is van dusdanig specifieke kenmerken dat dit als een modus operandi kan worden beschouwd.
4.3.
Beoordelingskader Opiumwet
Alvorens de afzonderlijke zaaksdossiers te behandelen, overweegt de rechtbank het volgende.
Invoer van verdovende middelen: geen verdovende middelen aangetroffen
Voor een veroordeling voor de invoer van cocaïne moet ten minste vast staan dat in de
desbetreffende container cocaïne heeft gezeten. Als er in een container überhaupt geen
verdovende middelen zijn aangetroffen en er dus geen laboratoriumonderzoek naar de
aanwezigheid van cocaïne heeft plaatsgevonden, dan wel op andere wijze is komen vast te staan dat van cocaïne sprake is geweest, kan invoer van cocaïne niet bewezen worden verklaard.
Invoer van verdovende middelen: handelingen na inbeslagname
De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 17 maart 1998 en 15 december 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZD0975 en ECLI:NL:HR:1998:ZD1300, bekend als de zogenoemde kokosnootjurisprudentie) overwogen dat handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer kunnen strekken tot bewijs van de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die verdovende middelen.
Voorbereidingshandelingen
Voor een bewezenverklaring van voorbereidings- of bevorderingshandelingen is niet vereist dat aan de voorgaande punten is voldaan. Uit het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB0494) volgt dat de inbeslagname van de cocaïne niet in de weg staat aan het zelfstandig strafbare karakter van voorbereidings- of bevorderingshandelingen, ook niet als met die handelingen pas een begin is gemaakt na de inbeslagneming van die concrete hoeveelheid verdovende middelen.
4.4.
De zaken waarin cocaïne is aangetroffen
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
4.4.1.
Zaaksdossier Bakzeil (feit 5)
Op 9 augustus 2022 is de container met nummer [containernummer 1] (hierna: de container) in de haven van Callao (Peru) geladen aan boord van het motorschip [naam motorschip 1] . Het motorschip heeft die dag de haven van Callao verlaten en heeft koers gezet naar Rotterdam. De lading van de container bestond uit avocado’s en is verzonden door Fruglobe SAC te Lima (Peru) en bestemd voor Fruglobe Europe te Utrecht. Het motorschip [naam motorschip 1] is op 31 augustus 2022 in de haven van Rotterdam gelost.
Diezelfde dag is de container gescand, waarbij in het koelgedeelte van de container rechthoekige pakketten zijn waargenomen. Tijdens de daarop volgende fysieke controle van de container zijn in het koelgedeelte 58 identieke pakketten aangetroffen met een nettogewicht van in totaal 57,9 kilogram. Deze zijn verwijderd en na onderzoek in het Douane Laboratorium bleken de pakketten cocaïne te bevatten.
De douaneautoriteiten hebben 58 dummypakketten in de betreffende container geplaatst. Op één van deze dummypakketten was een terugplaatsmonster van 10 gram bevestigd. Twee van deze dummypakketten zijn voorzien van peilbakens. Na het verwijderen van de dummypakketten bleek er nog een pakket met cocaïne te zijn achtergebleven in de container. Dit pakket is ook verwijderd.
De betrokkenheid van de verdachte bij dit feit volgt onder meer uit gesprekken die hij voorafgaand aan de inbeslagname van de verdovende middelen heeft gevoerd in zijn zwarte Volkswagen Passat met kenteken [kentekennummer 1] (hierna: de Passat). Zo heeft hij op 24 augustus 2022 aan de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) omstreeks 22:06 uur verteld: “
gaat een van deze dagen zijn” en “
grote kans dat t 1 of 2 is”.
Op 31 augustus 2022 omstreeks 17:11 uur sprak de verdachte met de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ): “
ik ga hem wel zelf doen, maar ik ga hem in zijn waggie zelf zetten begrijp je?”, “
want niffo het is geen oog he, is een rare torrie, in de computerboord”, “
hij gaat mij straks positie geven”, “
hoe laat ben je bij de poort? Dan moet je voor mij kijken of er exit controle is, je moet wachten daar van zes uur vijftig tot en met zeven uur” en “
tot ik de poort uit ben”.
Op 1 september 2022 dag voerde de verdachte om 07:16 uur een gesprek met zijn vader: “
hij is naar scan, eentje is helemaal leeg en eentje hebben we helemaal niet gevonden” en om 21:54 uur tenslotte een gesprek met [medeverdachte 1] : “
misschien moet je vandaag komen kijken he?”.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde berichten ontstond het vermoeden dat de verdachte op 1 of 2 september 2022 een partij verdovende middelen zou gaan uithalen. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) bleken die nacht te zijn ingedeeld voor een nachtdienst bij [afkorting naam bedrijf] als koelmonteurs. Uit camerabeelden van ECT bleek dat zij op 2 september 2022 omstreeks 22:47 uur en 22:48 uur hun privéauto’s hebben geparkeerd op het parkeerterrein bij gebouw 34 (hierna: het parkeerterrein). Vervolgens heeft de verdachte tijdens zijn dienst gebruik gemaakt van het dienstvoertuig met het registratienummer [registratienummer 1] en [medeverdachte 3] van het dienstvoertuig met nummer [registratienummer 2] .
Op 2 september omstreeks 01:57 uur kwam het peilbaken dat op één van de dummypakketten is geplaatst online. Vermoedelijk werden op dit moment de inspectieluiken, waarachter de geprepareerde pakketten zaten, geopend, waardoor het peilbaken actief werd. De [registratienummer 1] bevond zich op dat moment in stack 212, de stack waar de container stond, en vertrok daar rond 02:01 uur. Om 02:10 uur kwam de [registratienummer 2] aan bij de parkeerplaats en reed het voertuig een rondje over de parkeerplaats. Kort daarna, om 02:11 uur, kwam ook de [registratienummer 1] aan op de parkeerplaats en parkeerde de bestuurder het dienstvoertuig achter de Passat van de verdachte. De bestuurder van het voertuig stapte uit, opende de kofferbak van de Passat en gooide hier een zwarte sporttas in. Het peilbaken had meebewogen met de verplaatsing van de dienstauto.
Het tweede peilbaken kwam later die nacht, rond 04:06 uur, eveneens online. Ook op dit moment bevond de [registratienummer 1] , het dienstvoertuig waarin de verdachte die nacht reed, zich in de stack waar de container stond. De [registratienummer 2] kwam wederom om 04:19 uur als eerste het parkeerterrein oprijden. Kort daarna, om 04:20 uur, kwam de [registratienummer 1] aanrijden en parkeerde het voertuig nogmaals achter de Passat. Ook nu werd een zwarte sporttas in de kofferbak van de Passat gegooid en werd het peilbaken actief. Het peilbaken is blijven uitstralen bij de Passat. Beide dienstauto’s verlieten vervolgens gezamenlijk het parkeerterrein om daar om 07:03 uur weer terug te keren.
Om 07:08 uur passeerde de verdachte in zijn Passat de hoofdingang van ECT. Kort daarvoor, om 06:46 uur, heeft hij een bericht van de medeverdachte [medeverdachte 2] ontvangen met de inhoud “
safe”. [medeverdachte 2] bleek op de parkeerplaats voor de beveiligingsloge geparkeerd te staan.
De verdachte is vervolgens omstreeks 07:10 uur aangehouden door de politie. In de Passat werden twee sporttassen met daarin de 58 dummypakketten en het terugplaatsmonster aangetroffen. Ook werden er in een verborgen ruimte in de auto van de verdachte twee tassen met een inhoud van 100 liter en een vuurwapen aangetroffen. Soortgelijke tassen werden in het voertuig van de medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen.
Uit de gegevens van de telefoon van de verdachte blijkt dat hij op 2 september omstreeks 06:14 uur berichten heeft ontvangen met “
we hebben de week goed afgesloten” en “
ik ga snel eentje openmaken”.
Ook op de telefoon die tijdens de insluitingsfouillering van [medeverdachte 3] is aangetroffen zijn diverse berichten gevonden. Op 31 augustus, de dag waarop de container is gecontroleerd, ontvangt “ [persoon A] ” een bericht waarin staat geschreven: “
scan gevalle”. Op 1 september 2022 stuurt “ [gebruikersnaam] ” (de gebruikersnaam van de verdachte) naar “ [persoon A] ” ten slotte: “
pak zo 1 bagga”, “
waar gha k je zien”. “ [persoon A] ” reageert hierop met: “
Tankstation Esso Noord 22:15”. Uit een OVC-gesprek is gebleken dat de verdachte en [medeverdachte 3] op 1 september 2022 omstreeks 22:00 uur samen bij het tankstation Esso in Noord waren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne. De verdachte is op 2 september 2022 aangehouden met 58 dummypakketten en daarop een terugplaatsmonster met cocaïne in zijn privéauto. De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de blokken in een tas heeft gestopt en vervolgens in zijn privéauto heeft gelegd, maar hij heeft ook verklaard dat hij niet wist dat dit blokken cocaïne waren. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig, reeds omdat de verdachte bewust sporttassen heeft meegenomen vanuit zijn privéauto naar zijn werkvoertuig en daarmee vervolgens naar de container is gegaan, maar tevens omdat het compleet ongeloofwaardig is dat hij, zonder dat daartoe enige noodzaak was, het met bouten afgesloten inspectieluik van een totaal willekeurige container opende, daar bij toeval de 58 blokken ontdekte en vervolgens deze – in zijn geschetste scenario – blokken met voor hem totaal onbekende inhoud heeft meegenomen en van het haventerrein heeft gesmokkeld.
Nu [medeverdachte 3] het voorgaande op voorhand met de verdachte heeft afgestemd en, voordat de verdachte de sporttassen in zijn privéauto heeft gezet, een ronde over de parkeerplaats heeft gereden en hiermee heeft gekeken of de verdachte ongezien te werk kon gaan, is bij het plegen van dit feit sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft verder een andere medeverdachte gevraagd om op de uitkijk te staan, zodat deze kon controleren of er douanecontrole was.
4.4.2.
Zaaksdossier Schaloos (feit 1)
Op 8 maart 2022 is in Callao (Peru) een reefercontainer met nummer [containernummer 2] (hierna: de container) geladen aan boord van het motorschip [naam motorschip 2] . Het motorschip heeft de haven van Callao op 9 maart 2022 verlaten en heeft koers gezet naar Rotterdam. De lading van de container is verzonden door Miraflores te San Juan (Peru) en bestemd voor Congelados Daniel te Burjassot (Spanje). Het motorschip [naam motorschip 2] is op 29 maart 2022 aangekomen in de haven van Rotterdam.
Diezelfde dag heeft er een visitatie plaatsgevonden op het motorschip, waarbij op de container vingerafdrukken en vegen werden waargenomen. Hierop is het linker inspectieluik verwijderd en bleken er diverse met rode en bruine tape omwikkelde pakketten achter het luik te liggen. Tijdens de daarop volgende fysieke controle van de container zijn in het koelgedeelte 60 pakketten aangetroffen met een nettogewicht van in totaal 60,04 kilogram. Na onderzoek in het Douane Laboratorium bleken deze pakketten cocaïne te bevatten.
Naar aanleiding van de aangetroffen pakketten hebben de douaneautoriteiten op 29 maart 2022 technische hulpmiddelen bij de container geplaatst en zijn de luiken door middel van moeren gesloten. Hierbij zijn geen dummypakketten en/of monsters teruggeplaatst. Op 11 april 2022 zijn de technische hulpmiddelen verwijderd en werd waargenomen dat er – anders dan tijdens het aanbrengen van de technische hulpmiddelen –
diverse moeren uit het inspectieluik ontbraken en er zwarte vegen op de luiken zaten.
Vervolgens zijn de camerabeelden in de tussenliggende periode bekeken. Op 30 maart 2022 omstreeks 06:49 uur kwam een man (NN1) in beeld die naar de bovenzijde van de betreffende container keek, de plek waar de inspectieluiken zich bevonden. Omstreeks 06:56 uur kwam een andere man (NN2) in beeld die ook naar de bovenzijde van de container keek. Deze man had een handheld in zijn ene hand en hield een telefoon dichtbij zijn lichaam in de andere hand. De handheld leek te worden gebruikt om het zicht op de telefoon te kunnen afschermen. Later op de dag, om 23:48 uur, kwam de eerste man (NN1) weer in beeld en keek hij wederom naar de bovenzijde van de container. Er werden geen verdere werkzaamheden verricht.
Op 31 maart 2022 omstreeks 00:27 uur kwam NN1 nogmaals in beeld bij de container. Op de achterkant van zijn veiligheidsjas bleek “DELTA” te staan. Kort daarna, om 00:35 uur, plaatste hij een trap bij de container en had hij een dopsleutel in zijn handen. Vlak daarna kwam hij al pratend de trap weer af. Om 04:46 uur kwam NN2 wederom in beeld bij de container. Ook toen keek hij omhoog naar de plek waar de inspectieluiken zich bevonden en had hij een telefoon en een handheld in zijn handen. Van de momenten dat NN1 en NN2 te zien zijn geweest bij de containers, zijn er geen registraties in het logsysteem van de container doorgevoerd.
Naar aanleiding van de hiervoor omschreven beelden ontstond het vermoeden dat NN1 en NN2 werkzaam waren bij [afkorting naam bedrijf] . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die als NN2 te zien is op de camerabeelden. [medeverdachte 3] werd herkend als NN1. Beiden bleken in de nacht van 30 op 31 maart 2022 te zijn ingedeeld voor de nachtdienst bij [afkorting naam bedrijf] . Die nacht maakten zij gebruik van de dienstvoertuigen [registratienummer 1] ( [medeverdachte 3] ) en [registratienummer 2] (de verdachte). Deze voertuigen bleken tijdens deze nachtdienst regelmatig tegelijkertijd in stack 244 te zijn geweest, de stack waarin de betreffende container zich bevond. Op verschillende momenten is te zien dat op het moment dat één van de personen zich in de stack bevond, een ander busje buiten de stack bleef staan.
De verdachte heeft ten slotte op 30 maart 2022 een gesprek gevoerd met een onbekend gebleven persoon waarin hij heeft gezegd: “
morgen heb ik het”.
De rechtbank zal de verdachte – vanwege de onder 4.3. benoemde kokosnootjurisprudentie – vrijspreken van de primair ten laste gelegde invoer van cocaïne. De blokken cocaïne waren immers reeds door de douaneautoriteiten verwijderd voordat de verdachte zijn handelingen verrichtte bij de container.
Wel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Uit de hiervoor omschreven camerabeelden blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 3] bovenmatige interesse hebben getoond in een container waarin kort daarvoor een grote hoeveelheid cocaïne was aangetroffen. [medeverdachte 3] heeft met een dopsleutel handelingen verricht aan deze container, terwijl dit niet was vereist voor zijn werkzaamheden als koelmonteur, noch was dit gebruikelijk. Deze handelingen zijn bovendien niet geregistreerd in het logsysteem van de container. De verdachte heeft daarnaast de container gefilmd terwijl hij zijn telefoon probeerde te verbergen, kennelijk met het doel om ervoor te zorgen dat dit niet voor anderen zichtbaar was. Het filmen van de container komt overeen met hetgeen hij in gesprekken heeft beschreven. De rechtbank concludeert dat hij de containers filmt aan de binnen- en buitenkant om aan te tonen in welke staat hij deze heeft aangetroffen.
Nu het voertuig van de verdachte telkens in de buurt van de container was als [medeverdachte 3] daar te zien was en handelingen verrichte, en andersom, kan het niet anders zijn dan dat zij zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van een partij cocaïne.
4.4.3.
Zaaksdossier Lijzeil (feit 4)
Op 19 mei 2022 is in Guayaquil (Ecuador) een container met nummer [conatainernummer] (hierna: de container) geladen aan boord van het motorschip [naam motorschip 3] . Het motorschip heeft die dag de haven van Guayaquil verlaten en koers gezet naar Rotterdam. De lading van de container bestond uit bananen en is verzonden door FRESKBANA te Guayaquil (Ecuador) en bestemd voor Zoomweg Zeeland Coldstore B.V. te Kruiningen (Nederland). Het motorschip [naam motorschip 3] . is op 8 juni 2022 in de haven van Rotterdam gelost.
Diezelfde dag is de container gescand, waarbij een scanafwijking aan de achterzijde bij de reefermotor van de container werd waargenomen. Nadat de speurhonden een positieve reactie aan de achterzijde gaven, werd de container geopend. Hierop werd het inspectieluik geopend en zagen de verbalisanten rechthoekige pakketten met vermoedelijk verdovende middelen liggen. Tijdens de daarop volgende fysieke controle van de container zijn 24 identieke pakketten met een nettogewicht van in totaal 23,98 kilogram aangetroffen. Na onderzoek in het Douane Laboratorium bleken deze pakketten cocaïne te bevatten. Er zijn geen dummypakketten en/of monsters teruggeplaatst.
Naar aanleiding van de aangetroffen pakketten hebben de douaneautoriteiten een camera met een GPS baken geïnstalleerd op de container. Het doel hiervan was het achterhalen wie, en op welke manier, de verdovende middelen uit de inspectieluiken zou proberen te halen.
Op 9 juni 2022 omstreeks 00:52 uur kwam de verdachte in beeld bij de container. In zijn linkerhand hield hij een handheld en in zijn rechterhand hield hij een telefoon. De mond van de verdachte bewoog en de flits van zijn telefoon ging aan in de richting van de inspectieluiken. Deze luiken waren op dat moment dicht. Om 00:54 uur kwam de verdachte wederom in beeld, stond hij voor de container en voerde hij iets in op zijn handheld. Om 01:45 uur kwam de verdachte terug in beeld bij de container en stond hij op een verhoging voor de container. Hierbij had hij een dopsleutel in zijn handen en maakte hij draaiende bewegingen. Kort daarna, om 01:47 uur, opende hij het inspectieluik. De verdachte keek hierbij veelvuldig om zich heen, ging gehaast te werk en leek te praten. Na het openen van het luik, plaatste hij deze direct weer terug. Vervolgens stapte hij naar beneden, pakte hij zijn telefoon en stapte hij weer op de trap. De verdachte opende wederom het luik en hield zijn telefoon voor het luik, zonder dat daarbij een lichtstraal te zien was. Vervolgens plaatste hij de deksel gedeeltelijk terug door gebruik van de dopsleutel. Om 01:53 uur kwam de verdachte terug om de deksel verder vast te maken. Uit de loggegevens van de container blijkt dat in de periode van 8 juni 2022 om 23:03 uur tot 9 juni 2022 om 07:03 uur geen werkzaamheden zijn uitgevoerd aan de container.
De verdachte is in de nacht van 8 op 9 juni 2022 heimelijk gemonitord, omdat het vermoeden was ontstaan dat hij zijn vakantie in Marbella (Spanje) had afgebroken voor een nachtdienst bij [afkorting naam bedrijf] . Op 16 juni 2022 heeft hij contact gehad met een NN-man: “
hij zegt dat je terug was gekomen van vakantie”, “
ja toen was ik teruggekomen”.
Op 9 juni 2022 omstreeks 06:04 uur heeft de verdachte ten slotte contact gehad met [medeverdachte 1] . De verdachte heeft toen medegedeeld dat [medeverdachte 1] niet meer hoefde te komen.
Ook in dit dossier komt de rechtbank, gelet op het beoordelingskader opgenomen in 4.3. van dit vonnis, tot een vrijspraak van de primair ten laste gelegde invoer van cocaïne. De subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen worden wel wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft handelingen verricht bij een container waarin kort daarvoor een grote hoeveelheid blokken cocaïne was aangetroffen. Zo heeft hij het luik van de container geopend, terwijl dit niet bij zijn werkzaamheden hoorde.
De verklaringen van de verdachte met betrekking tot zijn aanwezigheid ter plaatse, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verdachte heeft verklaard dat hij is teruggevlogen vanuit zijn vakantiebestemming Marbella (Spanje), omdat hij stond ingeroosterd om de nachtdienst te werken. De luiken van de container heeft hij geopend om te kijken of er schade was aan de container. Hierbij heeft hij op zijn telefoon een zaklamp gebruikt. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, nu dit strijdig is met wat is geverbaliseerd ten aanzien van de videobeelden en de eigen waarneming van de rechtbank. De verdachte heeft immers direct na het openen van de container het luik weer gesloten en is naar beneden gestapt om zijn telefoon te pakken. Vervolgens heeft hij zijn telefoon richting de binnenkant van de ruimte achter het inspectieluik, zonder flits, gewezen. Hij keek hierbij schichtig om zich heen en leek haast te hebben. Deze gedragingen passen beter bij het scenario dat hij bij het openen van de luiken ontdekte dat er geen cocaïne meer in de container was, dan dat hij de container opende voor het inspecteren van bijvoorbeeld schade. Uit het dossier volgt verder dat hij zich kort na het uitvoeren van deze nachtdienst heeft ziekgemeld en dat hij samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] is teruggevlogen naar zijn vakantiebestemming. De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte is teruggevlogen naar Nederland, omdat hij een partij cocaïne uit de desbetreffende container moest halen.
Hierbij kan het niet anders zijn dan dat hij in nauwe en bewuste samenwerking heeft moeten werken met andere schakels in de keten van personen die betrokken zijn bij het plaatsen en vervoeren van de verdovende middelen, minst genomen omdat hij op de hoogte moet zijn gesteld van de datum van aankomst en de specifieke locatie van de container. Dit wordt bovendien ondersteund door het gegeven dat – zoals hiervoor overwogen – zichtbaar is dat hij ten tijde van het uithalen de ruimte achter het inspectieluik filmt en telefonisch contact heeft met andere personen.
4.5.
Tussenconclusie: een modus operandi
Uit de voorgaande zaaksdossiers, in combinatie met de stukken uit het algemeen dossier, leidt de rechtbank de volgende modus operandi af.
In het onderzoek Zeilen worden de verdovende middelen in Centraal- of Zuid-Amerika achter de inspectieluiken (“ogen”) van gekoelde containers (“reefers”) geplaatst door een criminele organisatie. De verdachten krijgen van een contact van de criminele organisatie te horen op welk containerschip de reefercontainer met drugs staat. Hierdoor hebben de verdachten een indicatie wanneer het schip aanmeert bij ECT.
De verdachten halen vervolgens de drugs uit de reefercontainers die veelal zijn geladen op schepen waarmee een lijndienst wordt onderhouden, en die het woord “express” in hun naam hebben. Nadat het schip arriveert in Rotterdam laten de verdachten zich inplannen voor een nachtdienst. Via een contact krijgen zij dan een containernummer te horen en soms een mogelijke locatie van de container. Nadat de container is getraceerd, worden de drugs via de “ogen” uit de daarachter gelegen ruimte gehaald en in sporttassen gedaan. De sporttassen worden vervolgens in een dienstvoertuig van een van de verdachten geplaatst en naar de parkeerplaats voor het personeel gereden. Daar worden de sporttassen overgezet in de privéauto van een verdachte. Vervolgens wordt een ander persoon gevraagd of deze zicht kan houden op de uitgaande poort van de ECT, om zo vroegtijdig te kunnen opmerken of de Douane bij de poort controles uitvoert. Als niet wordt gecontroleerd, kunnen de verdachten vervolgens met hun eigen auto met daarin de uitgehaalde drugs van het terrein afrijden. De betaling voor een geslaagde uithaal vindt plaats door het verkrijgen van een gedeelte van de blokken verdovende middelen.
De hiervoor omschreven modus operandi wordt ondersteund door meerdere gesprekken die de verdachte op 19 augustus 2022 heeft gevoerd. Zo heeft hij omstreeks 13:50 uur een gesprek waarin hij spreekt over de express-lijn, het verkrijgen van positie en het kwijtraken van meeloopgeld: “
die Express boten”, “
jopnge dat is die hele lijn die Express dat is die Lijn”, “
Dalijk gaat het fout of kom hij niet eens bij ons aan en gaat hij naar de APM”. Als op enig moment aan de verdachte wordt gevraagd: “
Deze boy nu vraagt: in hoeverre staat jouw koel garant?” reageert hij hierop met: “
Ik sta voor niks garant he Niffo, dat is niet mijn ding he, hun willen sturen, stuur en ik doe mijn werk”. Verder zegt de verdachte: “
Als ik hem laat mislukken met ik eesrt nummer hebben toch? Als hij op een slechte plek staat raak uik hem niet aan. Als hij op een goede plek staat doe ik die werk gewoon. Bro we moeten ook weten van Douane en security enzo”, “
als ik verlies is ook mijn eigen meeloop geld weg” en “
ik film die ding als ik, hoe ik hem open film ik wel, ik laat hen zien die torrie is vol klaar”, “
zie je aan de overkant die ding is al daar geklaard”.
Om 13:56 uur gaat de verdachte nogmaals in op het verkrijgen van de positie: “
je krijgt positie ik doe mijn wroko” (de rechtbank begrijpt: werk), “
hun geven mij pas positie”. Kort daarna, om 14:03 uur, wordt besproken hoe de partij verdovende middelen van het terrein wordt afgereden: “
jullie moeten die positie geven, dan doe ik die ding en haal ik het eruit. Ik regel zelf me eigen broer elke keer wanneer die vol is is het gelukt”, “
dan zet ik ze in de auto. En dan nog hopen dat er geen controle uitgan is met Douane”.
Uit het gesprek van 14:47 uur blijkt verder dat de verdachte zich laat inplannen op nachtdiensten: “
deze jongen krijgt zijn dagen, soms krijg ik geen dagen, bijvoorbeeld die boot die komt op een dinsdag, heb ik dinsdag geen nachtdienst maar wel woensdag nacht, dan moet je maar hopen dat hij er woensdag nog is, maar als het transit is, dan weten we zeker dat hij er woensdag is”. De verdachte gaat ten slotte omstreeks 14:48 uur in op de betaling: “
zeg tegen hun standaard bakken Hapag daar past 60. Ik maak foto, dan zie je ook die merk van de voorkant dan zie je alles. Als jij 60 stuurt niffo, betalen ze ons 15 piecies”.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de modus operandi gericht is op de invoer van cocaïne. Dit wordt bovendien ondersteund door een gesprek tussen de verdachte en [persoon B] op 24 augustus 2022: “
van wie was die cocaïne?” (...) “
pas toen was ik begonnen, toen ging ik uithalen”. Het gevoerde verweer dat mogelijk sprake is van andere goederen of verdovende middelen wordt dan ook verworpen.
De rechtbank stelt ten slotte vast dat bij de hiervoor genoemde modus operandi sprake is geweest van een hechte vriendengroep die tot doel had het verkrijgen van zoveel mogelijk vertrouwelingen op het haventerrein voor het uithalen van verdovende middelen. Zowel de verdachte als medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] waren werkzaam op het haventerrein en ook medeverdachte [medeverdachte 1] probeerde een positie binnen de haven te verkrijgen. De rollen die binnen deze vriendengroep door de verdachte en [medeverdachte 3] werden vervuld, zijn inwisselbaar geweest. Wanneer de een de pakketten uit de luiken haalde, stond de ander op uitkijk. Voordat de een de pakketten in zijn auto legde, reed de ander een rondje over het parkeerterrein om te kijken of de kust veilig was. Beiden hebben verdovende middelen in hun privéauto vervoerd met het ogenschijnlijke doel om zodoende exit risico’s te spreiden. De rechtbank concludeert dan ook dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 3] .
Schakelbewijs
Uit geldende jurisprudentie volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs, in de vorm van zogenaamd
schakelbewijs, onder omstandigheden is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de uit één of meer bewijsmiddelen blijkende omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten, dat op
essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte (ook wel aangeduid als
modus operandi).
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende
modus operandikunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen die zich hebben toegedragen, de omstandigheden waarmee deze feiten zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de hiervoor uiteen gezette bewijsmiddelen ook sprake van een op essentiële onderdelen overeenkomende
modus operandien de rechtbank zal dan ook het bewijs ten aanzien van een feit ook als steunbewijs voor het bewijs ten aanzien van de overige feiten gebruiken en omgekeerd. Dit heeft met name te gelden in de zaaksdossiers die hierna aan de orde zullen komen, te weten de zaaksdossiers Marszeil en Fokzeil.
4.6.
De zaken waarin geen cocaïne is aangetroffen
4.6.1.
Zaaksdossier Marszeil (feit 2)
In de nacht van 19 en 20 mei 2022 stonden de verdachte en [medeverdachte 3] ingedeeld voor een nachtdienst bij [afkorting naam bedrijf] . Op 19 mei 2022 reed de grijze Volkswagen Jetta (hierna: de Jetta) van [medeverdachte 3] omstreeks 22:54 uur het terrein van ECT op. Om 23:03 uur parkeerde dit voertuig op het parkeerterrein bij gebouw 34. De verdachte betrad op 19 mei 2022 omstreeks 22:50 uur het terrein van ECT. [medeverdachte 3] maakte die nacht gebruik van het dienstvoertuig [kentekennummer 2] en de verdachte van de [kentekennummer 3] .
Op 20 mei 2022 omstreeks 00:06 uur reed een voertuig van [afkorting naam bedrijf] , vermoedelijk de [registratienummer 3] , de parkeerplaats van gebouw 34 op. Het voertuig maakte een rondje en kort daarna kwam ook het voertuig met kenteken [kentekennummer 2] het parkeerterrein oprijden. Nadat de [kentekennummer 2] het parkeerterrein was opgereden, parkeerde dit voertuig achter de Jetta. De lampen van de Jetta knipperden, en vervolgens vonden er bewegingen plaats vanuit het dienstvoertuig van [afkorting naam bedrijf] naar de achterbak van de Jetta. Rond hetzelfde tijdstip reed de [registratienummer 3] voorbij de [kentekennummer 2] . Om 00:08 uur reden beide voertuigen achter elkaar het parkeerterrein af. De lampen van de Jetta knipperden wederom.
De verdachte heeft op 20 mei 2022 omstreeks 5:31 uur contact gehad met [medeverdachte 1] : “
Hey je kent het. 6 uur 45 tot en met 6 uur 50 moet je hier staan. Niet te laat komen alsjeblieft”. Omstreeks 06:51 uur zagen verbalisanten dat een Ford Fiesta zich ruim 28 minuten ophield bij de ingang van ECT. [medeverdachte 1] heeft een soortgelijk voertuig op zijn naam staan en Google Maps gegevens op zijn telefoon tonen aan dat hij ook daadwerkelijk op 20 mei 2022 omstreeks 06:45 uur onderweg was naar de havens.
[medeverdachte 3] verliet op 20 mei 2022 omstreeks 07:12 uur het gebouw 34 en stapte in zijn voertuig. Om 07:18 uur verliet [medeverdachte 3] in de Jetta het ECT terrein. Op hetzelfde tijdstip reed ook de verdachte het ECT terrein af in zijn Passat. Nadat deze voertuigen de poort waren gepasseerd, reed de Ford Fiesta direct weg.
[medeverdachte 3] heeft ten slotte om 08:33 uur een gesprek gevoerd met [persoon C] : “
ik begreep ook echt niet wat jullie daar deden, voor de deur”. [persoon C] reageerde hierop met: “
[bijnaam medeverdachte 1] zegt tegen mij ik moet naar die deur” en “
[voornaam verdachte] zei tegen ons we moeten daar naartoe, ik zie die kanker Douane, ik zie opeens die poort gaat omhoog en niffo ik ging ineens katjing”(de rechtbank begrijpt: geld/kassa geluid). Uit de bewijsmiddelen blijkt dat met de bijnaam [bijnaam medeverdachte 1] de medeverdachte [medeverdachte 1] wordt aangeduid.
4.6.2.
Zaaksdossier Fokzeil (feit 3)
In de nacht van 2 op 3 juni 2022 waren de verdachte en [medeverdachte 3] wederom werkzaam als koelmonteur bij [afkorting naam bedrijf] . De verdachte reed die nacht in het dienstvoertuig met kenteken [kentekennummer 2] en [medeverdachte 3] in de [registratienummer 4] .
Op 3 juni om 5:37 uur voerde de verdachte een gesprek met [medeverdachte 1] : “
fakka je zou kwart voor bij [persoon C] zijn toch?”. [medeverdachte 1] reageerde hierop met: “
eeeh ja bro wat zei je tegen mij? ik moet toch pas kwart voor daar zijn?”, waarop de verdachte reageerde: “
Niet te laat komen he”, “
je moet zowiezo om zes uur in de auto al met [persoon C] he!”. Op diezelfde dag, om 6:43 uur, reed een zwart voertuig, gelijkend op een Ford Fiesta, het parkeerterrein voor de beveiligingsloge van de ECT op. Niemand stapte uit het voertuig.
Kort daarna, om 07:06 uur, reed een witte Caddy het parkeerterrein van gebouw 34 op. De dienstvoertuigen van [afkorting naam bedrijf] met een normaal kenteken, zoals de [kentekennummer 2] , betreffen witte Volkswagen Caddy’s. De bestuurder van de Caddy parkeerde bij een grijs voertuig, opende de achterklep van de Caddy en haalde daar iets uit. Vervolgens plaatste hij dit in de achterklep van het geparkeerde grijze voertuig. De Caddy reed weg en parkeerde bij de parkeerplaats van gebouw 34.
Om 07:15 uur verliet een persoon in een zwart voertuig, dat dicht bij het grijze voertuig geparkeerd stond, de parkeerplaats van gebouw 34. Om 07:20 uur reed dit voertuig het ECT terrein af. Eveneens om 07:15 uur verliet de bestuurder van het grijze voertuig het parkeerterrein. Uit camerabeelden van de portiersloge bleek dat [medeverdachte 3] als bestuurder van de grijze Jetta om 07:23 uur het terrein van de ECT heeft verlaten. Even daarvoor, om 7:22 uur, reed ook de Ford Fiesta weg. Kort daarna zijn achtereenvolgens de zwarte Passat van de verdachte, de zwarte Ford Fiesta van [medeverdachte 1] en de grijze Jetta van de medeverdachte [medeverdachte 3] op de Rijksweg A15 gezien.
4.6.3.
Toepassing modus operandi
Gelet op de vastgestelde modus operandi onder 4.5. komt de rechtbank eveneens in de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten tot wettig en overtuigend bewijs.
In het zaaksdossier Marszeil zijn diverse bewegingen gezien tussen de privéauto van de medeverdachte [medeverdachte 3] en zijn dienstvoertuig. Kort daarvoor is te zien dat het dienstvoertuig waarin de verdachte tijdens de bewuste nachtdienst reed een ronde over de parkeerplaats rijdt. Dit komt overeen met hetgeen in het zaaksdossier Bakzeil is omschreven. Beide dienstvoertuigen zijn vervolgens gezamenlijk van het parkeerterrein afgereden. De verdachte heeft bovendien contact gehad met [medeverdachte 1] en heeft hem tijdens zijn nachtdienst verteld wanneer hij “hier” moest zijn. Dat [medeverdachte 1] die ochtend ook daadwerkelijk op de uitkijk heeft gestaan, blijkt uit de gegevens van Google Maps op zijn telefoon en het gesprek dat [medeverdachte 3] met [persoon C] heeft gevoerd. De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachten zich hebben bezig gehouden met de invoer van een partij cocaïne.
De handelingen van de verdachte worden door de rechtbank gekwalificeerd als de subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen, nu er in de container geen cocaïne is gevonden en daarmee de primair ten laste gelegde invoer niet bewezen kan worden verklaard.
Datzelfde geldt voor het zaaksdossier Fokzeil. Ook in dit dossier heeft de verdachte tijdens zijn nachtdienst met [medeverdachte 1] contact gehad en hem gevraagd om te komen. Daarnaast werd wederom het dienstvoertuig achter het privévoertuig van één van de verdachten, in dit geval [medeverdachte 3] , geparkeerd en vonden er bewegingen plaats bij de achterklep van de privéauto. Gelet op de samenhang met de overige zaaksdossiers ziet de rechtbank dan ook voldoende aanleiding om vast te stellen dat ook hier verdovende middelen, te weten cocaïne, zijn ingeladen in de Volkswagen Jetta en vervolgens van het ECT terrein zijn afgereden.
4.7.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie
Zaaksdossier Zeilijzer (feit 6)
Op 2 september 2022 is het voertuig van de verdachte in het kader van het zaaksdossier Bakzeil doorzocht. In het voertuig werd in een verborgen ruimte een geladen vuurwapen van het merk Glock aangetroffen. De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij dit vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad en er is door de verdediging geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Dit feit wordt derhalve zonder nadere motivering wettig en overtuigend bewezen verklaard.
4.8.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 subsidiair en het onder 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Feit 1: onderzoek Schaloos
hij, in de periode 29 maart 2022 tot en met 31 maart 2022 te Rotterdam Maasvlakte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde
envijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk afleveren en/of vervoeren,
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, :
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen; en/of
- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, :
- zich op het ECT terrein begeven; en
- zich een of meerdere keren begeven bij container [containernummer 2] , en/of deze container met zijn mobiele telefoon gefilmd; en
- een auto voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop de invoer en het “uithalen” zou plaatsvinden;
Feit 2: onderzoek Marszeil
hij, in de periode 19 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 te Rotterdam Maasvlakte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde
envijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk , afleveren en/of vervoeren,
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel genoemd in lijst I van de Opiumwet:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten mede te plegen; en
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen; en
- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen:
- zich op het ECT terrein begeven; en
- ( de locatie van) een bepaalde container (met daarin vermoedelijk pakketten cocaïne) in de gaten gehouden; en
- een auto voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop de invoer en het “uithalen” zou plaatsvinden; en
- een auto (kenteken [kentekennummer 1] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 3: onderzoek Fokzeil
hij, in de periode 2 juni 2022 tot en met 3 juni 2022 te Rotterdam Maasvlakte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde
envijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk afleveren en/of vervoeren,
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel genoemd in lijst I van de Opiumwet:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten mede te plegen en
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en
- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen:
- zich op het ECT terrein begeven; en
- ( de locatie van) een bepaalde container (met daarin vermoedelijk pakketten cocaïne) in de gaten gehouden; en- voorafgaand en/of tijdens het “uithalen” op het terrein van de ECT Delta Terminal op de uitkijk gestaan voor één of meer van zijn mededader(s); en
- een auto voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop de invoer en het “uithalen” zou plaatsvinden; en
- een auto (kenteken [kentekennummer 1] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 4: onderzoek Lijzeil
hij, in de periode 8 juni 2022 tot en met 9 juni 2022, te Rotterdam Maasvlakte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde
envijfde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk afleveren en/of vervoeren,
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel genoemd in lijst I van de Opiumwet:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten mede te plegen en- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen; en- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, :
- zich een of meerdere keren begeven bij container [containernummer 3] ; en
- de locatie van container [containernummer 3] in de gaten gehouden; en
- handelingen verricht bij de voornoemde container, waaronder het openen van luiken waarin de pakketten cocaïne (oorspronkelijk) waren verstopt; en
- een auto voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop de invoer en het “uithalen” zou plaatsvinden; en
- zijn vakantie in Marbella voortijdig afgebroken, teneinde op de pleegdatum aanwezig te kunnen zijn op het ECT terrein;
Feit 5: onderzoek Bakzeil
hij, in de periode 1 september 2022 tot en met 2 september 2022, te Rotterdam Maasvlakte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
Feit 6: onderzoek Zeilijzer
hij, op 2 september 2022, te Rotterdam Maasvlakte, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 Wet Wapens en Munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model plm640, en
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III WWM, te weten
- munitie in de zin van artikel 1, onder 4 van die wet in de vorm van 9 kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal
- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief
verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 1, 2, 3 en 4:
Telkens:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Feit 5:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van 57,9 kilogram cocaïne, verrichtte in totaal vier keer voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van partijen cocaïne en had hij een vuurwapen en munitie in bezit.
De verdachte heeft als medewerker van het bedrijf [naam bedrijf] zijn positie als koelmonteur op de ECT terminal van binnenuit misbruikt om zodoende verdovende middelen uit de containers te kunnen halen. Hierbij was sprake van een vriendengroep van jonge jongens met een blanco documentatie die als een geoliede machine verdovende middelen van het terrein hebben verwijderd. Ook leken zij specifiek op zoek naar opleidingen en posities binnen de haven, waarbij aangeboden carrièremogelijkheden buiten de haven werden afgeslagen. De rechtbank kan zich hierbij niet aan de indruk onttrekken dat dit bedoeld was om Opiumwetfeiten te kunnen plegen. De verdachte had binnen deze groep een faciliterende rol en zorgde er bijvoorbeeld voor dat de juiste personen op de uitkijk stonden.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft kennelijk geen boodschap gehad aan deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er financieel beter van te worden.
De verdachte heeft ten slotte in de verborgen ruimte van zijn voertuig een geladen vuurwapen met munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie levert in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Met name de combinatie van de handel in verdovende middelen en het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen is zeer zorgelijk. Dat de verdachte niet schuwde – en zelfs plannen maakte – om indien nodig geweld te gebruiken blijkt onder meer uit gesprekken over het overvallen van een stash house en het ontvoeren, mishandelen en beroven van een persoon.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 juni 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hoewel de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten, is een lange en onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten, gerechtvaardigd. De verdachte heeft als corrupte havenmedewerker een belangrijke rol gehad bij verschillende uithalen en transporten van verdovende middelen en heeft telkens opnieuw de beslissing genomen om hieraan mee te werken. Het totaal aantal aangetroffen kilo’s van deze verschillende transporten betreft in ieder geval 143 kilogram cocaïne. De rechtbank sluit echter niet uit dat de verdachte, met de transporten waarbij geen verdovende middelen zijn aangetroffen, een soortgelijke hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 2 september 2022, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van ruim twee jaar en twee maanden verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. Daarom zal als compensatie in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en drie maanden een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft bepleit dat de goederen verbeurd moeten worden verklaard.
De verdediging heeft geen afzonderlijk standpunt ingenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
8.2.
Beoordeling door de rechtbank
De in beslag genomen telefoon, tassen en doppenset zullen worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan en voorbereid.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 6 juni 2023 geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg.
De verdediging heeft bij pleidooi verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen bij gebreke van gronden, dan wel subsidiair de schorsing van de voorlopige hechtenis te continueren. Gewezen is op het feit dat het verloop van tijd kan worden gebruikt als element om te veronderstellen dat de samenleving niet langer is geschokt en de 12-jaarsgrond derhalve niet meer van toepassing is. De verdachte is in de afgelopen periode niet gerecidiveerd en hij heeft zijn aandeel erkend voor twee feiten. Dit maakt dat ook de recidivegrond niet langer van toepassing is, aldus de verdediging.
De rechtbank zal deze verzoeken afwijzen. Vast is komen te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige en lucratieve strafbare feiten. Hoewel de 12-jaarsgrond zal komen te vervallen, is de recidivegrond die ten grondslag ligt aan het bevel tot voorlopige hechtenis nog altijd aanwezig. Het enkele feit dat hij tijdens zijn schorsingsperiode niet in aanraking is gekomen met politie en/of justitie, maakt dit niet anders. Ten aanzien van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis merkt de rechtbank op dat het op zichzelf beschouwd invoelbaar is dat het aangrijpend is voor de verdachte om na (voorwaardelijk) op vrije voeten te zijn geweest, weer voorlopig gehecht te zijn. Dat maakt echter niet dat hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis zonder meer aan de orde is. De rechtbank moet een afweging maken tussen het maatschappelijke belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis van de verdachte en zijn persoonlijke belang bij de schorsing daarvan. Dit vonnis, waarbij de verdachte tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, vormt een zwaarwegend maatschappelijk belang bij het voortduren van zijn voorlopige hechtenis. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte wegen daar niet tegen op.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en de onder 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 tot en met 6:
* 1 STK Telefoonautomaat (Omschrijving: [nummer proces-verbaal 1] , Apple)
* 2 STK Tas (Omschrijving: [nummer proces-verbaal 2] , Zwart, merk: Forclaz)
* 6 STK Gereedschap (Omschrijving: [nummer proces-verbaal 3] , Doppenset 6-delig).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1: medeplegen invoer harddrugs (onderzoek Schaloos)
hij, in de periode 29 maart 2022 tot en met 31 maart 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
- ongeveer 60,04 kilogram cocaïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in de periode 29 maart 2022 tot en met 31 maart 2022 te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn; en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven; en/of
- zich een of meerdere keren begeven bij container [containernummer 2] , en/of deze container met zijn mobiele telefoon gefilmd; en/of
- ( de locatie van) container [containernummer 2] in de gaten gehouden; en/of
- op de uitkijk gestaan, terwijl een (of meer van) zijn mededader(s) zich begaf bij de container [containernummer 2] (en vervolgens de inspectieluiken opende); en/of
- een auto en/of tassen voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en/of
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop de invoer en het “uithalen” zou plaatsvinden; en/of
- een auto (kenteken [kentekennummer 1] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte en/of (daarin) één of meer (sport)tas(s) voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 2: medeplegen invoer harddrugs (onderzoek Marszeil)
hij, in de periode 19 mei 2022 tot en met 20 mei 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
- een onbekende hoeveelheid cocaïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in de periode 19 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn; en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven; en/of
- ( de locatie van) een bepaalde container (met daarin vermoedelijk pakketten cocaïne) in de gaten gehouden; en/of
- een auto en/of tassen voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en/of
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop de invoer en het “uithalen” zou plaatsvinden; en/of
- een auto (kenteken [kentekennummer 1] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte en/of (daarin) één of meer (sport)tas(s) voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 3: medeplegen invoer harddrugs (onderzoek Fokzeil)
hij, in de periode 2 juni 2022 tot en met 3 juni 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
- een onbekende hoeveelheid cocaïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in de periode 2 juni 2022 tot en met 3 juni 2022 te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn; en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven; en/of
- ( de locatie van) een bepaalde container (met daarin vermoedelijk pakketten cocaïne) in de gaten gehouden; en/of
- voorafgaand en/of tijdens het “uithalen” op het terrein van de ECT Delta Terminal op de uitkijk gestaan voor één of meer van zijn mededader(s); en/of
- een auto en/of tassen voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en/of
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop de invoer en het “uithalen” zou plaatsvinden; en/of
- een auto (kenteken [kentekennummer 1] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte en/of (daarin) één of meer (sport)tas(s) voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 4: medeplegen invoer harddrugs (onderzoek Lijzeil)
hij, in de periode 8 juni 2022 tot en met 9 juni 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
- ongeveer 24 kilogram cocaïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in de periode 8 juni 2022 tot en met 9 juni 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn; en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich een of meerdere keren begeven bij container [containernummer 3] ; en/of
- de locatie van container [containernummer 3] in de gaten gehouden; en/of
- handelingen verricht bij de voornoemde container, waaronder het openen van luiken waarin de pakketten cocaïne (oorspronkelijk) waren verstopt; en/of
- een auto en/of tassen voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en/of
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop de invoer en het “uithalen” zou plaatsvinden; en/of
- zijn vakantie in Marbella voortijdig afgebroken, teneinde op de pleegdatum aanwezig te kunnen zijn op het ECT terrein;
Feit 5: medeplegen invoer harddrugs (onderzoek Bakzeil)
hij, in de periode 1 september 2022 tot en met 2 september 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet:
- ongeveer 57,9 kilogram cocaïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in de periode 1 september 2022 tot en met 2 september 2022 te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van cocaïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
- één of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn; en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen; en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- zich op het ECT terrein begeven; en/of
- ( de locatie van) container [containernummer 1] (waarin de pakketten cocaïne (oorspronkelijk) waren verstopt) in de gaten gehouden; en/of
- een auto en/of tassen voorhanden gehad (ten behoeve van het eventuele verdere vervoer van pakketten cocaïne); en/of
- contact onderhouden met mededaders en/of anderen over de wijze waarop de invoer en het “uithalen” zou plaatsvinden; en/of
- een auto (kenteken [kentekennummer 1] ) voorhanden gehad met daarin een verborgen ruimte en/of (daarin) één of meer (sport)tas(s) voor (verder) vervoer van pakketten cocaïne;
Feit 6: voorhanden hebben vuurwapen (onderzoek Zeilijzer)
hij, op of omstreeks 2 september 2022, te Rotterdam Maasvlakte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 Wet Wapens en Munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model plm640, en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III WWM, te weten
- munitie in de zin van artikel 1, onder 4 van die wet in de vorm van één of meer (9) Kogelpatronen voorhanden heeft gehad.