ECLI:NL:RBROT:2024:11712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
10/234540-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en poging tot overdracht van vuurwapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en een poging tot de overdracht van vuurwapens. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was bijgestaan door mr. R.S. Boonstra. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 22 juli 2024 in de woning van de verdachte een geladen revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR werd aangetroffen in een rugtas die aan de verdachte toebehoorde. Het DNA van de verdachte was op het wapen aangetroffen, wat leidde tot de conclusie dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van het wapen, maar deze verklaring werd door de rechtbank als onvoldoende concreet en onaannemelijk beoordeeld.

Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij zich schuldig had gemaakt aan een poging tot de overdracht van vuurwapens, gebaseerd op chats en afbeeldingen op zijn telefoon. De rechtbank oordeelde dat uit deze chats slechts een intentie tot verhandelen kon worden afgeleid, maar dat er geen bewijs was voor een begin van uitvoering van de overdracht. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een ernstig feit is dat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. Gezien de omstandigheden, waaronder de jonge leeftijd van de verdachte en zijn bereidheid tot begeleiding, werd een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/234540-24
Uitspraakdatum: 13 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
bijgestaan door mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 30 oktober 2024 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I.E. de Graaff heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de door de reclassering geïndiceerde bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1: voorhanden hebben vuurwapen
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van een wapen met munitie in zijn tas. De verdachte had zijn tas uitgeleend aan een vriend met wie hij later ruzie kreeg. Die vriend heeft daarop de tas teruggebracht. De verdachte had vanwege de verhuizing nog geen gelegenheid gehad om de inhoud van zijn tas te controleren. Dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op het wapen maakt niet dat hij het daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. De verdachte houdt de mogelijkheid open dat zijn DNA op een ander moment op het wapen is gekomen, te weten in juni 2024. Hij heeft toen een wapen, waarvan hij dacht dat het niet echt was, in handen gehad. Toen is ook het filmpje gemaakt dat is aangetroffen op zijn telefoon. Mogelijk was dat hetzelfde wapen dat in zijn tas is aangetroffen.
Beoordeling
Op 22 juli 2024 is in de woning van de verdachte, gelegen aan [adres], een geladen revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR, met daarin 5 patronen aangetroffen. Dit vuurwapen lag in een aan de verdachte toebehorende rode rugtas.
Het vuurwapen is bemonsterd. Uit het rapport van het TMFI blijkt dat er in de loop en op onderdelen van het vuurwapen (trekker, haan, kolf, trommel, as en de ontgrendelingspal) DNA is aangetroffen van de verdachte. Daarnaast is op de iPhone 13 Pro Max van de verdachte een filmpje aangetroffen waarin de verdachte in de camera kijkt en vervolgens de camera richt op een wit dressoir waarop een vuurwapen met een bruin handvat ligt met daarnaast twee hulzen. Het vuurwapen en de hulzen uit dit filmpje vertonen sterke gelijkenis met het inbeslaggenomen vuurwapen en de hulzen.
De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden af dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het aangetroffen wapen in zijn tas en dat hij ook beschikkingsmacht had over dit wapen.
De verklaring van de verdachte dat het wapen mogelijk door een vriend in zijn tas zou zijn gelegd, acht de rechtbank onvoldoende concreet en onaannemelijk. De verdachte heeft verklaard dat hij ruzie heeft gekregen met deze vriend, maar onduidelijk is gebleven waarom dit reden zou zijn voor de bewuste vriend om een vuurwapen in de tas van de verdachte achter te laten. Deze verklaring is tevens niet verifieerbaar, nu de verdachte de naam van de bewuste vriend niet noemen. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om aan te nemen dat de verdachte het wapen slechts één keer heeft vastgehouden in juni en dat zijn DNA op die wijze op het wapen is terechtgekomen, ook omdat dit niet correspondeert met de metagegevens van het filmpje waaruit blijkt dat dit op 21 juli 2024 is gemaakt.
De verweren worden verworpen. Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen.
4.2.
Feit 2: Poging tot overdacht van een vuurwapen
De verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot het overdragen van een vuurwapen van categorie II op 22 april 2024 en verschillende vuurwapens van categorie II en III in de periode van 16 juni tot en met 26 juni 2024.
Het verwijt berust in de kern op chats en bijgaande afbeeldingen die zijn aangetroffen in de telefoon van de verdachte. In een van die chats zegt [naam 1] ‘leen mij wat want ik wil een video maken’. De verdachte reageert daarop met ‘ik heb ook een AK’ en stuurt een filmpje van zichzelf met in zijn hand een vuurwapen. Vervolgens stuurt de verdachte een afbeelding waarop verschillende personen, waaronder hij, staan afgebeeld met een vuurwapen in hun handen en geeft daarbij aan dat ze ‘niet alleen maar AK47 hebben hoor’. Ook zijn er chats aangetroffen met ene [naam 2] waarin de verdachte wordt gevraagd video’s en foto’s te sturen van ‘ganu’ met prijs. [naam 2] is klaar om te kopen. De verdachte stuurt daarop meerdere foto’s van wapens met prijzen. Daarnaar gevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat met ‘ganu’ een vuurwapen wordt bedoeld.
De rechtbank leidt uit deze chats af dat er daadwerkelijk wordt gesproken over de verkoop van vuurwapens door de verdachte. Uit het dossier volgt dat sprake was van vraag naar, en aanbod en prijzen van diverse soorten vuurwapens. De rechtbank acht de verklaring dat de chats door een ander dan de verdachte zijn gevoerd ongeloofwaardig. Uit de chats kan evenwel niet meer dan een intentie tot verhandelen worden afgeleid. Naar het oordeel van de rechtbank is van een begin van uitvoering van de overdracht van vuurwapens geen sprake, nu het is gebleven bij het sturen van foto’s en het noemen van prijzen. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor concrete afspraken over een eventuele datum, tijd en locatie van overdracht. Voornoemde omstandigheden zijn dan ook onvoldoende om te kunnen spreken van een voltooide poging tot de overdracht van vuurwapens, zoals de officier van justitie stelt.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de hem onder 2 ten laste gelegde poging tot het overdragen van vuurwapens.
4.3.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 22 juli 2024 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een vuurwapen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van wapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. Vuurwapens worden niet alleen gebruikt om misdrijven mee te plegen, maar worden ook steeds vaker gebruikt om ruzies te beslechten, waarbij regelmatig slachtoffers vallen. De verdachte lijkt zich niet bewust van die risico’s. Dat is zorgelijk en zijn handelingen met betrekking tot de wapens moeten dan ook streng bestraft worden. Ook ter terechtzitting heeft hij zich daar weinig bewust van betoond.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke delicten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland, gedateerd 18 oktober 2024. Daaruit komt onder meer naar voren dat de rapporteur zorgen heeft over het negatieve sociale netwerk en de houding van de verdachte. De reclassering adviseert bij een eventuele veroordeling, een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht;
- gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden.
Gelet op de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf is rekening gehouden met de gevangenisstraffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Nu de verdachte ten aanzien van feit 2 wordt vrijgesproken, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn bereidheid om mee te werken aan begeleiding en de geadviseerde gedragsinterventie.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat een deel van deze gevangenisstraf, te weten 2 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich weer schuldig te maken aan nieuwe strafbare feiten, met oplegging van de door de reclassering geïndiceerde meldplicht en gedragsinterventie.

8.Beslag

Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde zal een last tot teruggave worden gegeven aan de verdachte van de Apple iPhone 13 Pro Max.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. De veroordeelde zal zich op afspraken met de reclassering melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
Apple iPhone 13 Pro Max: goednummer 6804603;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Boer, voorzitter,
mr. J.L. Luiten en mr. D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 november 2024.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2024 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 22 april 2024 te Hoek van Holland en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel
en/of te Schiedam en/of te Rotterdam, althans in Nederland en/of in of omstreeks de periode van 16 tot en met 26 juni 2024 te Hoek van Holland en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel en/of te Schiedam en/of te Rotterdam, althans in Nederland
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om
- een vuurwapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie II onder 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een automatisch vuurwapen, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- ( meerdere) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie II of III onder 1 van de Wet wapens en munitie, zijnde (een) vuurwapen(s)
over te dragen, te verhandelen en/of anderszins ter beschikking te stellen,
met meerdere personen door middel van WhatsApp berichtenverkeer heeft gecommuniceerd over de aankoop, vraagprijs, en beschikbaarheid van bovengenoemde vuurwapens, door:
- Afbeeldingen en filmmateriaal van voornoemde vuurwapens naar deze personen
te verzenden en/of
- Gesprekken en onderhandelingen te voeren over de beschikbaarheid en
aankoopprijs van voornoemde vuurwapens
Terwijl de uitvoering van voorgenomen misdrijf niet is voltooid.