ECLI:NL:RBROT:2024:11709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/10/686767 / KG ZA 24-936
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig gebruik van huurwoning en verbodsbepalingen na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, zijn partijen, een vrouw en een man, na een affectieve relatie uit elkaar gegaan. Het geschil betreft het voorlopige gebruik van een huurwoning, alsook vorderingen tot het opleggen van een smaad-, contact- en straatverbod, en de afgifte van persoonlijke spullen. De vrouw, eiseres in conventie, vordert dat de man, gedaagde in conventie, de woning verlaat en haar lijfgoederen ter beschikking stelt. De man, die in reconventie vorderingen heeft ingesteld, vraagt om het exclusieve gebruik van de woning en de afgifte van de autosleutels en het kentekenbewijs van een auto. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen, omdat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims, waaronder de stelling dat de man nooit de huur heeft betaald en dat hij agressief gedrag vertoonde. De man heeft daarentegen aangetoond dat hij in staat is de huur te betalen en dat hij momenteel in de woning verblijft. De rechter heeft geoordeeld dat het aannemelijker is dat in een bodemprocedure de man het gebruiksrecht van de woning zal krijgen. In reconventie is de man het exclusieve gebruik van de woning toegewezen, en is de vrouw veroordeeld om het kentekenbewijs van de auto aan de man te overhandigen, met een dwangsom voor het geval zij hier niet aan voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/686767 / KG ZA 24-936
Vonnis in kort geding van 21 november 2024
in de zaak van
[naam vrouw], voor zichzelf en als ouder met ouderlijk gezag belast van
[naam kind],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.J.A. Bosch te Rotterdam,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.A. Ellenbroek te Rotterdam.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 oktober 2024;
  • de 25 producties van de vrouw (waarvan productie 12 ontbreekt);
  • de vermeerdering van eis van de vrouw, met een productie;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
  • de 14 producties van de man;
  • de mondelinge behandeling op 7 november 2024;
  • de vermeerdering van eis van de man;
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter vonnis bepaald.
1.3.
Op 14 november 2024 heeft de advocaat van de vrouw een aanvullende productie 26 ingediend. Ingevolge artikel 12.5 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken laat de voorzieningenrechter berichten van een partij die hem bereiken nadat uitspraak is bepaald buiten beschouwing, tenzij blijkt dat de wederpartij ermee heeft ingestemd dat het bericht ter kennis van de voorzieningenrechter wordt gebracht. Van dat laatste is niet gebleken, zodat het nagezonden stuk buiten beschouwing wordt gelaten.

2.De feiten

2.1.
Van 25 oktober 2017 tot 29 maart 2024 huurde de vrouw van Stichting Hef Wonen (hierna: Hef Wonen) de woning gelegen aan de [adres 1] te Rotterdam.
2.2.
Met ingang van 29 maart 2024 huren de vrouw en de man van Hef Wonen de woning aan de [adres 2] te Rotterdam (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedraagt thans € 879,- per maand.
2.3.
Begin augustus 2024 heeft de vrouw het gehuurde verlaten. Sindsdien verblijft zij bij haar dochter in de woning aan de [adres 3] te Rotterdam.
2.4.
Bij dagvaarding van 6 november 2024 heeft de man jegens de vrouw bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig gemaakt, waarin hij kort gezegd vordert te bepalen dat hij gerechtigd is tot het voortgezet en exclusief gebruik van het gehuurde en de vrouw te veroordelen het gehuurde te verlaten, bepaalde bedragen te betalen aan de man en de autosleutels in het bezit van de man te stellen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert – na eisvermeerdering – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ter stond na het wijzen van vonnis dan wel binnen vijf dagen na betekening ervan:
- de man te veroordelen de woning aan de [adres 2] te Rotterdam te verlaten, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag tot een maximum van € 30.000,-;
- de man te veroordelen aan de vrouw binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis haar lijfgoederen ter beschikking te stellen op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag tot een maximum van € 30.000,-;
- aan de man een contactverbod en een straatverbod voor de [adres 2] te Rotterdam, de [adres 3] te Rotterdam, de supermarkt Jumbo aan de Hillelaan en het Feijenoordstadion in Rotterdam Zuid op te leggen alsook een winkelverbod voor de Supermarkt Jumbo aan de Hillelaan, ingaande per direct na de mondelinge behandeling, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag tot een maximum van € 30.000,-;
- aan de man een contact- en smaadverbod jegens [naam kind] op te leggen, alsook een straatverbod voor de adressen [adres 4] te Rotterdam, de woning aan de [adres 5] te Rotterdam, de schoolgebouwen aan de [adres 6] en [adres 7] te Rotterdam en de woningen aan de [adres 3] en [adres 2] te Rotterdam, ingaande per direct na de mondelinge behandeling, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag tot een maximum van € 30.000,-;
- de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De man concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert – na eisvermeerdering – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de man, bij uitsluiting, gerechtigd is tot het (voorlopig) gebruik van de woning aan de [adres 2] te Rotterdam;
II. de vrouw te veroordelen de autosleutels en het kentekenbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer] , in bezit van de man te stellen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis en de vrouw te veroordelen tot betaling van een dwangsom aan de man van € 500,- voor iedere dag, gemaximeerd tot € 50.000,-, dat de vrouw hiervan in gebreke blijft, waarbij dient te worden bepaald dat de man de kosten die hij in verband met de executie van dwangsommen maakt op de vrouw kan verhalen;
III. de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de man in de proceskosten.

5.De beoordeling in conventie

Verlaten van woning

5.1.
Bij de beoordeling aan welke partij het voorlopig gebruik van het gehuurde toekomt, komt het in dit kort geding aan op een belangenafweging.
5.2.
De stelling van de vrouw dat de man nooit de huur heeft betaald, is onjuist, althans misleidend. Uit de bankafschriften van KNAB (productie 18 van de vrouw) en de loonstroken van de man (productie 5 van de man) is af te leiden dat het volledige salaris van de man van 9 mei 2023 t/m 8 augustus 2024 wekelijks werd overgemaakt op het bankrekeningnummer van de vrouw bij KNAB. In de laatste vier weken ging het om een bedrag van in totaal € 2.427,93 (€ 629,18 + € 632,85 + € 582,95 + € 582,95). Daarmee heeft de man bijgedragen aan de kosten van de huishouding waaronder de huurkosten. Dat de huur feitelijk werd betaald van een andere bankrekening van de vrouw, is niet van belang.
5.3.
De man heeft, onder overlegging van loonstroken, voldoende onderbouwd dat hij in staat is de maandelijkse huur te betalen. De vrouw stelt enkel dat zij, met behulp van de aan haar toegekende huurtoeslag over 2024, in staat is de huur te dragen met haar inkomen op bijstandsniveau. Zij heeft verder de hoogte van haar inkomen niet toegelicht of onderbouwd. In de beschikking van de huurtoeslag over 2024 (productie 3 van de vrouw) is in ieder geval een geschat jaarinkomen vermeld van € 9.018,00. Het is dan ook twijfelachtig of de vrouw de huur kan betalen.
5.4.
De vrouw stelt dat zij in augustus 2024 het gehuurde is ontvlucht vanwege mishandeling door de man en zijn agressieve gedrag. Deze beschuldigingen zijn echter door de man betwist en door de vrouw vooralsnog onvoldoende onderbouwd. De vrouw heeft processen-verbaal van aangiftes van mishandeling en smaad overgelegd (producties 4, 5 en 11 van de vrouw). Aangiftes zijn een verslag van een eenzijdige verklaring van de vrouw en zijn op zichzelf onvoldoende om als bewijs te dienen. In één van de processen-verbaal is vermeld dat de vrouw meerdere malen na een mishandeling door een fysiotherapeut is behandeld en dat de vrouw aan die fysiotherapeut kan vragen om een rapport te maken dat wordt toegevoegd aan het politiedossier. Dat is echter niet gebeurd. De door de vrouw als productie 6 overgelegde verklaring van de huisarts vormt evenmin overtuigend bewijs, omdat het voornamelijk gaat om een anamnese die gebaseerd is op het verhaal van de vrouw.
5.5.
Op dit moment verblijft de man in het gehuurde en verblijft de vrouw in de woning van haar dochter. De man stelt dat hij nergens anders terecht kan. De stelling van de vrouw dat de man bij zijn pleegbroer in Schiedam kan wonen, is door de man gemotiveerd betwist. Ook is niet gebleken dat de man, zoals de vrouw weliswaar stelt maar niet onderbouwt, met zijn vader twee woningen in Ouddorp heeft gekocht.
5.6.
De man wijst erop dat hij een medisch zware tijd achter de rug en voor de boeg heeft. Hij heeft vorige maand opnieuw een operatie ondergaan vanwege darmkanker en verhuizen is voor hem niet mogelijk. De vrouw heeft daar niet of onvoldoende op gereageerd.
5.7.
De vrouw meent dat zij meer recht heeft op het gehuurde, omdat het gehuurde is aangeboden aan haar vanwege haar eerdere huurovereenkomst met Hef Wonen met betrekking tot de [adres 1] . Nog daargelaten dat de man dit bestrijdt, weegt dat niet op tegen andere omstandigheden die in het voordeel uitvallen van de man.
5.8.
Alles tezamen bezien, is op dit moment, op basis van de nu beschikbare bewijsstukken, aannemelijker dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het uitsluitend gebruiksrecht van het gehuurde aan de man wordt toegekend dan dat dit aan de vrouw wordt toegekend. Rekening houdende met de belangen van beide partijen en hetgeen in kort geding voldoende aannemelijk is gemaakt, wordt de vordering om de man te veroordelen het gehuurde te verlaten afgewezen.
Lijfgoederen
5.9.
De vordering tot afgifte van lijfgoederen wordt eveneens afgewezen.
De vrouw heeft in de dagvaarding niet gespecificeerd wat zij bedoelt met lijfgoederen. De man heeft daarop terecht aangevoerd dat de vordering onvoldoende concreet is. Ter zitting heeft de vrouw een opsomming gegeven van de door haar bedoelde zaken, maar een groot deel daarvan (zoals kleding, make-up, spelletjes, studieboeken en een doos met herinneringen) is nog steeds niet concreet genoeg voor toewijzing. Daar komt bij dat de man gemotiveerd betwist dat hij nog zaken of lijfgoederen van de vrouw in bezit heeft. Volgens hem heeft hij na een daarover gemaakte afspraak de spullen van de vrouw in de kelder gelegd en heeft de vrouw haar spullen daar opgehaald of laten ophalen. Wat er in dit verband precies is besproken en op welke wijze daaraan uitvoering is gegeven, kan in kort geding niet verder worden onderzocht.
Contact-, straat- en winkelverbod op te leggen aan de man jegens de vrouw
5.10.
De vrouw heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen om het opleggen van een contact-, straat- en/of winkelverbod aan de man te rechtvaardigen.
5.11.
De stelling van de vrouw dat de man smadelijke uitspraken over haar doet en haar vrienden en kennissen intimideert, is niet voldoende aannemelijk gemaakt. Het overleggen van een proces-verbaal van aangifte daarvan is niet genoeg, nu de man het gestelde uitdrukkelijk betwist.
5.12.
Zoals gezegd is het door de vrouw gestelde agressieve gedrag van de man niet voldoende aannemelijk geworden. Verder is gesteld noch gebleken dat de man de vrouw en/of haar dochter heeft lastig gevallen in de omgeving van het gehuurde, de [adres 3] (de woning van haar dochter) of het Feijenoordstadion.
In de supermarkt Jumbo aan de Hillelaan zijn er kennelijk twee incidenten geweest, maar niet duidelijk is wat er precies is gebeurd. Het verhaal van de man staat diametraal tegenover het verhaal van de vrouw. Jumbo heeft naar aanleiding van die incidenten de man weliswaar de toegang tot de supermarkt ontzegd, maar heeft de winkelontzegging later opgeheven en met de man afgesproken dat hij welkom is in de namiddag wanneer de vrouw niet aan het werk is (productie 9 van de man). De enkele onvoldoende onderbouwde stellingen van de vrouw over agressief gedrag van de man rechtvaardigen niet het opleggen van het gevorderde winkelverbod.
Smaad-, contact- en straatverbod op te leggen aan de man jegens [naam kind]
5.13.
Wanneer een ouder als eisende partij in rechte optreedt voor het minderjarige kind, is op grond van artikel 1:253k, gelezen in samenhang met artikel 1:349, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek een (voorafgaande) machtiging van de kantonrechter vereist. Niet gesteld of gebleken is dat de vrouw zo’n machtiging van de kantonrechter heeft verkregen. Om praktische redenen zal de voorzieningenrechter de vrouw echter niet niet-ontvankelijk verklaren en evenmin in de gelegenheid stellen om alsnog een dergelijke machtiging aan te vragen en in het geding te brengen. Die redenen zijn dat betreffende vorderingen op inhoudelijke gronden niet toewijsbaar zijn, terwijl een proceskostenveroordeling ter zake daarvan niet hoeft te worden uitgesproken.
5.14.
De vrouw stelt dat de man in de afgelopen drie maanden regelmatig (minstens 30 keer) haar zoon [naam kind] heeft bedreigd en beledigd. Zij heeft daartoe een proces-verbaal van aangifte van 3 november 2024 overgelegd, waarin haar zoon aangifte heeft gedaan van belediging, bedreiging en smaad door de man. Ook hier geldt dat een proces-verbaal van aangifte op zichzelf onvoldoende is om de gestelde bedreiging en smaad aan te nemen, nu de man gemotiveerd betwist dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Ter zitting heeft de man verklaard dat hij [naam kind] al anderhalf jaar niet meer heeft gesproken noch contact met hem heeft gehad en dat hij dat contact ook niet zal zoeken. Er is dan ook geen grond om deze vordering toe te wijzen.
Proceskosten
5.15.
Aangezien partijen een affectieve relatie hebben gehad, geldt als uitgangspunt dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Er is geen reden om af te wijken van dit uitgangspunt. Dat de vorderingen van de vrouw worden afgewezen omdat zij er in het kader van dit kort geding niet in is geslaagd om haar stellingen aannemelijk te maken, betekent nog niet dat kan worden geconcludeerd dat zij de man onnodig op kosten heeft gejaagd of misbruik heeft gemaakt van haar procesbevoegdheid.

6.De beoordeling in reconventie

Gebruik van de woning

6.1.
De overwegingen in conventie in 5.1. t/m 5.8. leiden ertoe dat de voorzieningenrechter het gebruik van het gehuurde, met uitsluiting van de vrouw, toekent aan de man totdat in de bodemprocedure is beslist welke partij gerechtigd is tot het voortgezet en exclusief gebruik van het gehuurde.
Autosleutels en kentekenbewijs
6.2.
De vrouw betwist stellig dat zij (ooit) de autosleutels in bezit heeft (gehad), volgens haar heeft de man altijd de autosleutels gehad. De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit anders is. De vordering tot afgifte van de autosleutels aan de man wordt daarom afgewezen.
6.3.
Partijen zijn het erover eens dat de auto aan de man toebehoort. Vaststaat dat de vrouw het kentekenbewijs van de auto in haar bezit heeft. Zij stelt echter dat de man op haar naam voor € 5.000,- aan CJIB boetes en schulden aan wegenbelasting heeft gemaakt en dat zij alleen bereid is het kentekenbewijs van de auto aan de man af te geven, wanneer hij die boetes betaalt. De voorzieningenrechter begrijpt dat zij een beroep doet op retentierecht.
6.4.
In dit kort geding kan niet worden vastgesteld hoe de gestelde boetes en schulden precies zijn opgebouwd en welke partij aansprakelijk is voor het ontstaan van welk deel van die kosten. Dit geschilpunt is onderbelicht gebleven en kan in een bodemprocedure, waar wel plaats is voor bewijslevering, mogelijk worden opgehelderd.
Ter zitting is wel gebleken dat de auto (met vier lekke banden) inmiddels is weggesleept door de gemeente Rotterdam en dat de kosten ter zake van de auto dagelijks oplopen. Volgens de man moeten, naast de wegsleepkosten van € 499,-, voor iedere dag dat de auto op het opslagterrein staat stallingskosten worden betaald van € 75,-. De vrouw heeft dat niet betwist. Beide partijen hebben er belang bij dat actie wordt ondernomen om het verder oplopen van kosten zoveel mogelijk te voorkomen. De man heeft de vordering tot afgifte van het kentekenbewijs ingesteld met de bedoeling om het nodige te kunnen doen om het nog verder oplopen van de kosten ter zake van het bezit van de auto te voorkomen.
Een belangenafweging brengt mee dat het retentierecht van de vrouw dient te wijken voor het belang van de man om in de gelegenheid te worden gesteld verdere oplopende kosten te voorkomen. De vrouw wordt dan ook veroordeeld om, binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis, het kentekenbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer] in bezit van de man te stellen.
6.5.
De gevorderde dwangsom wordt beperkt toegewezen.
Voor toewijzing van kosten die de man in verband met de executie van dwangsommen jegens de vrouw maakt, is geen plaats. Onzeker is of de vrouw dwangsommen zal verbeuren en of de man op terechte gronden dwangsommen zal opeisen.
6.6.
Ook in reconventie worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af;
7.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
7.3.
kent aan de man het uitsluitend gebruik van de woning aan de [adres 2] te Rotterdam toe totdat in de bodemprocedure is beslist over het gebruiksrecht van het gehuurde;
7.4.
veroordeelt de vrouw om, binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis, het kentekenbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer] in bezit van de man te stellen;
7.5.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 50,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de uitgesproken veroordeling onder 7.4. voldoet, tot een maximum van € 1.000,- is bereikt;
7.6.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
2091 / 1729