In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) en gedaagde sub 1, alsook gedaagden sub 2, 3 en 4. Woonstad heeft gedaagde sub 1, die afspraken heeft gemaakt met Woonstad, niet meer in de procedure betrokken. De kantonrechter heeft de gemaakte afspraken tussen Woonstad en gedaagde sub 1 vastgelegd in een proces-verbaal, waardoor de procedure tegen gedaagde sub 1 is beëindigd.
Gedaagde sub 1 en de gedaagden sub 2, 3 en 4 zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft verstek verleend tegen hen, omdat aan alle wettelijke termijnen en regels is voldaan. Woonstad heeft voldoende spoedeisend belang aangetoond voor de vordering in kort geding, waardoor de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft te worden afgewacht. De vordering van Woonstad is toegewezen, omdat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verblijven.
De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de proceskosten te vergoeden. De kosten zijn begroot op € 946,22, met een aanvullend bedrag van € 474,22 voor de advertentie in het AD Rotterdams Dagblad. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.