ECLI:NL:RBROT:2024:11702

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/10/642746 / HA ZA 22-632
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige voor begroting goodwill na ontbinding van een vennootschap onder firma

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 20 november 2024 een vonnis gewezen in de zaak tussen [persoon A] en [persoon B] betreffende de benoeming van een deskundige voor de begroting van goodwill na de ontbinding van een vennootschap onder firma (v.o.f.). De rechtbank had eerder op 2 oktober 2024 een tussenvonnis gewezen waarin een aantal beslissingen waren genomen en de benoeming van een deskundige in het vooruitzicht was gesteld. Beide partijen kregen de gelegenheid om hun mening te geven over de deskundige, de vragen die aan hem gesteld moesten worden en de hoogte van het voorschot voor zijn werkzaamheden. In het vonnis van 20 november 2024 werd de deskundige benoemd en werd het voorschot vastgesteld op € 17.100,-, dat door beide partijen voor de helft moest worden betaald.

De rechtbank benadrukte dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat bij niet-naleving de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht. De deskundige werd opgedragen om binnen vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport in te dienen, waarin hij zijn bevindingen en de basis van zijn oordeel moest uiteenzetten. De rechtbank hield verdere beslissingen aan, zowel in conventie als in reconventie, en bepaalde dat de zaak op de parkeerrol zou komen op 2 april 2025.

De zaak betreft belangrijke aspecten van het verbintenissenrecht, met name de waardering van goodwill en de verplichtingen van partijen in het kader van deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft de partijen ook gewezen op de noodzaak om de deskundige toegang te verlenen tot noodzakelijke informatie en plaatsen voor het onderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/642746 / HA ZA 22-632
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
[persoon A],
wonende te Vlaardingen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie
advocaat mr. N.P.O. Ruysch te Delft,
tegen
[persoon B] H.O.D.N. [bedrijf B],
wonende te Vlaardingen,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J. Slager te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [persoon A] en [persoon B] worden genoemd.
Wat vooraf ging
In deze zaak heeft de rechtbank op 2 oktober 2024 een tussenvonnis gewezen. Daarbij heeft zij een aantal beslissingen genomen en de benoeming van een deskundige in het vooruitzicht gesteld. Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door de rechtbank genoemde deskundige, de aan hem te stellen vragen en de hoogte van het te betalen voorschot voor zijn werkzaamheden. Ook is aan hen gevraagd of zij de toepasselijkheid aanvaarden van de Algemene Voorwaarden die de onderneming waaraan de deskundige is verbonden hanteert. Dit vonnis bevat de benoeming van de deskundige.

1.De procedure in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 oktober 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
  • de akte van de zijde van [persoon A] ,
  • de akte van de zijde van [persoon B] .
1.2.
[persoon B] heeft schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de (inhoud van) de akte van [persoon A] . Dat bezwaar heeft de rechtbank verworpen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
[persoon A] heeft bij akte laten weten dat zij akkoord gaat met de voorgestelde deskundige en het voorschot. Zij aanvaardt de Algemene Voorwaarden van Sman Business Value. Zij stelt een aanpassing van vraag 1 voor, in die zin dat daarbij in acht zou moeten worden genomen dat de onderneming is voortgezet door een van de twee vennoten.
Ook stelt zij voor de eerste vraag als volgt uit te breiden: “waarbij de betaling van de goodwill mag geschieden in vijf gelijke jaarlijkse termijnen zoals bepaald in de vennootschaps-overeenkomst”. De rechtbank neemt de eerste aanvulling niet over. Het gaat om een waardering van de onderneming die een bereidwillige koper zou willen betalen, ongeacht of die partij al vennoot was. De rechtbank neemt de tweede aanvulling wel over.
[persoon B] heeft bij akte laten weten dat hij instemt met de voorgestelde deskundige, de aan hem te stellen vragen en het voorschot. Hij aanvaardt de Algemene Voorwaarden van Sman Business Value.
De rechtbank zal de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen en de hoogte van het voorschot vaststellen op het in de beslissing vermelde bedrag.
2.2.
In het vonnis van 2 oktober 2024 is al aangekondigd dat het voorschot op de kosten van de deskundige door elk van beide partijen voor de helft moet worden betaald.
2.3.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.4.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
benoemt tot deskundige:
Ir. A. Sparrius CVA RV,
correspondentieadres: Pedro de Medinalaan 5-D 1086XK Amsterdam
telefoon: 020-3338630,
e-mailadres: info@sman.nl,
en legt hem de volgende vragen voor:
1. Kunt u de goodwill van de onderneming van de VOF per 31 december 2020 begroten,
uitgaand van de volgende uitgangspunten:
- een verkooptransactie op going-concernbasis;
- tussen goed geïnformeerde partijen die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn;
- waarbij de verkoper nog gedurende een redelijke termijn werkzaamheden voor de onderneming zou verrichten teneinde de klanten zo goed mogelijk te behouden voor de onderneming;
- waarbij de verkoper zou toezeggen gedurende een redelijke termijn geen concurrerende activiteiten te verrichten;
- waarbij de goodwill betaald kan worden in vijf gelijke jaarlijkse termijnen.
2. Voor het geval de mate van betrouwbaarheid van de administratie het niet mogelijk maakt een exact bedrag te noemen, wilt u dan een zo verantwoord mogelijke schatting maken?
En wilt u uw antwoord toelichten?
3. Welke feiten en/of omstandigheden die bij uw onderzoek zijn gebleken acht u voorts
nog van belang?
het voorschot
3.2.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 17.100,- (incl. de kantooropslag en btw),
3.3.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot, een bedrag van € 8.550,-, moeten overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.4.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat [persoon A] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige moet doen toekomen,
3.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de hem in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.7.
wijst de deskundige er op dat:
  • hij voor aanvang van het onderzoek moet kennisnemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • hij het onderzoek pas na het bericht van de griffier over betaling van het voorschot moet aanvangen,
  • hij het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als deze daarom verzoekt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken zijn oordeel is gebaseerd,
  • hij een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij hem opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat hij in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en zijn reactie daarop moet vermelden,
3.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken moeten reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan elk van hen is toegezonden en dat de deskundige zal bepalen of zij vervolgens nog mogen reageren op de reactie van de ander en zo ja, binnen welke termijn (waarbij de rechtbank aan een vrij korte termijn denkt),
overige bepalingen
3.12.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
2 april 2025,
3.13.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [persoon A] , op een termijn van vier weken,
3.14.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
3.16.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op
20 november 2024.
2632/1876