Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 11 november 2024;
- de e-mail van 18 november 2024 van verzoeker, met aanvullende wrakingsgronden.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 november 2024 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeker, die zich niet kon vinden in de rechter die de hoofdzaak behandelde. Het wrakingsverzoek werd ingediend nadat de rechter in de hoofdzaak, een kort geding tussen verzoeker en Stichting Maasstad, een einduitspraak had gedaan. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking, omdat de rechter de hoofdzaak niet meer behandelde op het moment van indienen van het verzoek. De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek van verzoeker op 11 november 2024, gevolgd door aanvullende gronden op 18 november 2024. De wrakingskamer stelde vast dat de einduitspraak op 8 november 2024 was gedaan, waardoor de behandeling door de rechter was geëindigd. Dit betekende dat het doel van de wraking, het waarborgen van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek, met toepassing van het Wrakingsprotocol van de rechtbank.