ECLI:NL:RBROT:2024:11699

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/10/689267 / HA RK 24-1063
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter na einduitspraak in hoofdzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 november 2024 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeker, die zich niet kon vinden in de rechter die de hoofdzaak behandelde. Het wrakingsverzoek werd ingediend nadat de rechter in de hoofdzaak, een kort geding tussen verzoeker en Stichting Maasstad, een einduitspraak had gedaan. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking, omdat de rechter de hoofdzaak niet meer behandelde op het moment van indienen van het verzoek. De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek van verzoeker op 11 november 2024, gevolgd door aanvullende gronden op 18 november 2024. De wrakingskamer stelde vast dat de einduitspraak op 8 november 2024 was gedaan, waardoor de behandeling door de rechter was geëindigd. Dit betekende dat het doel van de wraking, het waarborgen van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek, met toepassing van het Wrakingsprotocol van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaak- en rekestnummer: C/10/689267 / HA RK 24-1063
Beslissing van 22 november 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J.L.M. van der Wildt,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met zaakkenmerk 11323849 VV EXPL 24-469 (‘de hoofdzaak’). De hoofdzaak betreft een kort gedingprocedure tussen verzoeker als eisende partij en Stichting Maasstad als gedaagde partij. Het dossier van de hoofdzaak is ter beschikking gesteld aan de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 11 november 2024;
  • de e-mail van 18 november 2024 van verzoeker, met aanvullende wrakingsgronden.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel om de onpartijdigheid van de rechter te verzekeren. Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak heeft. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak door de betreffende rechter daarmee is geëindigd.
2.2.
Op 8 november 2024 heeft in de hoofdzaak een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Aan het einde van die mondelinge behandeling heeft de rechter mondeling uitspraak gedaan. Die uitspraak houdt in dat de hoofdzaak naar het team Handel en Haven van deze rechtbank wordt verwezen. Deze uitspraak is een eindbeslissing, waarmee de behandeling van de hoofdzaak door de rechter (die deel uitmaakt van team Kanton) is geëindigd.
2.3.
De wrakingskamer begrijpt uit het wrakingsverzoek dat verzoeker op 9 november 2024 al een wrakingsverzoek had ingediend. Daarmee is de wrakingskamer niet bekend. Het maakt overigens voor het oordeel van de wrakingskamer niet uit of het wrakingsverzoek op 9 november 2024 of op 11 november 2024 is ingediend, omdat het wrakingsverzoek hoe dan ook is ingediend nádat de rechter in de hoofdzaak een einduitspraak had gedaan. Hieruit volgt dat de rechter de hoofdzaak niet meer behandelde op het moment dat het wrakingsverzoek is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker wordt op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 8, lid 2, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank, niet-ontvankelijk verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. Franken, voorzitter, mr. G.A. Bouter-Rijksen en mr. A. Verweij, rechters, in aanwezigheid van mr. R.W.H. van Rijkom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.