Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een herstelbeschikking uitgesproken in de zaak tussen [verzoeker] en [verweerster]. De zaak betreft een verzoek van [verzoeker] om de beschikking van 11 november 2024 te verbeteren, omdat er een kennelijke rekenfout was gemaakt in de hoogte van de gefixeerde schadevergoeding. [verzoeker] stelde dat het bedrag van € 10.434,43, zoals vermeld onder rechtsoverweging 2.13, niet overeenkwam met het bedrag van € 7.825,73 dat onder de beslissing was opgenomen. Daarnaast was er een onderdeel van de beoordeling, namelijk de verplichting voor [verweerster] om een eindafrekening op te maken, niet opgenomen in de beslissing.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen was, zoals bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het bezwaar van [verweerster] tegen de verbetering werd ongegrond verklaard, aangezien [verzoeker] geen ander oordeel vroeg, maar enkel correctie van de fout.
In de beslissing heeft de kantonrechter de bedragen gecorrigeerd en de verplichtingen van [verweerster] verduidelijkt. [verweerster] werd veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding, transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en het loon voor een bepaalde periode, met wettelijke rente. Tevens werd [verweerster] verplicht om binnen veertien dagen een eindafrekening op te maken, met een dwangsom voor elke dag dat dit niet gebeurde. De proceskosten werden aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld en [verweerster] werd in de kosten veroordeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.