ECLI:NL:RBROT:2024:11656

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
C/10/687173 / JE RK 24-2177
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van de ondertoezichtstelling in een jeugdzorgzaak met betrekking tot minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 oktober 2024, wordt de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], aangehouden. De moeder heeft aangetoond dat zij de hulpverlening in het vrijwillig kader aanvaardt, en de kinderrechter oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om eerst te kijken of de zorgen kunnen worden weggenomen zonder gedwongen hulpverlening. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ernstige zorgen geuit over de ontwikkeling van de kinderen, waaronder schoolverzuim en hygiëneproblemen in de thuissituatie. De moeder heeft echter recent hulpverlening aangevraagd bij Derwish Zorg en toont bereidheid om samen te werken. De kinderrechter benadrukt dat de samenwerking met Derwish Zorg snel moet opstarten en dat er binnen vier maanden duidelijkheid moet komen over de opvoedingssituatie. De behandeling van het verzoek wordt aangehouden tot 1 januari 2025, waarbij de Raad wordt verzocht om een rapportage in te dienen over de voortgang van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/687173 / JE RK 24-2177
Datum uitspraak: 22 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 oktober 2024;
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen op 18 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna: de GI, [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. Er bestaan ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Bij zowel [voornaam minderjarige 1] als [voornaam minderjarige 2] is sprake van schoolverzuim. Daarbij bestaan zorgen over de hygiëne in de thuissituatie en is er een dreigende huisuitzetting. Hoewel de Raad erkent dat de moeder haar best doet om de zorg op zich te nemen, is er de afgelopen periode echter weinig vooruitgang geboekt. Vanuit verschillende instanties wordt aangegeven dat de moeder meewerkt, maar onvoldoende haar afspraken nakomt en de zorgen niet genoeg erkent. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk zodat een betrokken jeugdbeschermer de regie kan voeren en er zo overzicht ontstaat in de hulpverlening. Hoewel het positief is dat de moeder inmiddels hulpverlening vanuit Derwish Zorg ontvangt, is de samenwerking pril en is het nog onduidelijk of de zorgen in de nabije toekomst worden weggenomen. De Raad benadrukt dat de hulpverlening een ondersteunend doel beoogt, waarmee de zorglast van de moeder in mindering wordt gebracht en het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voorop wordt gesteld. De Raad spreekt de hoop uit dat de moeder ondanks het wantrouwen positief tegenover de hulpverlening kan staan.
4.2.
De GI erkent ter zitting de zorgen van de Raad. Gezien het belaste verleden van de moeder in het kader van gedwongen hulpverlening is echter ook het wantrouwen van de moeder tegenover de jeugdbescherming begrijpelijk. De GI benadrukt dat er bij een eventuele ondertoezichtstelling sprake moet zijn van een vertrouwensband tussen de moeder en de jeugdbescherming. Een vaste jeugdbeschermer zal daarvoor beschikbaar zijn.
4.3.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. In het verleden hebben zich in het kader van gedwongen hulpverlening traumatische gebeurtenissen voorgedaan waarvan zowel de moeder als [voornaam minderjarige 1] slachtoffer is geweest. De school neemt de zorgbehoeftes van [voornaam minderjarige 2] onvoldoende in acht wat tot hygiëneproblematiek en miscommunicatie leidt. Daarbij heeft de thuishulp van Aafje bevestigd dat de hygiëne in de thuissituatie op orde is. De moeder erkent dat zij eerder tekort is geschoten in de zorg voor en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en zij heeft daarom ondersteuning aangevraagd bij de zorgaanbieder, Derwish Zorg. Via de hulpverlening van Derwish Zorg wordt de moeder inmiddels ondersteund in de zorgtaken en krijgt zij begeleiding in het vormgeven van de opvoeding. Ook krijgt de moeder advies over de medische situatie van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De moeder benadrukt dat er sprake zal zijn van wekelijks contact waarin de thuissituatie goed in de gaten wordt gehouden en de hulpverlening voor een langere periode blijvend zal zijn. Dat de moeder de hulp van Derwish Zorg spoedig kan ontvangen en zij dit op zelfstandige wijze heeft geregeld, laat zien dat zij hulpverlening in het vrijwillig kader aanvaardt. Een ondertoezichtstelling is daarom niet noodzakelijk.

5.De beoordeling

5.1.
Ter zitting is naar voren gekomen dat er ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Het is dan ook in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dat er spoedig adequate hulpverlening wordt ingezet. De moeder heeft sinds kort via Derwish Zorg hulpverlening gevonden waarbij zij ondersteund wordt in het vormgeven van de zorgtaken en advies krijgt omtrent de medische situatie van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Daarbij zal er wekelijks contact gaan plaatsvinden en wordt de thuissituatie in de gaten gehouden. Het feit dat de moeder op zelfstandige wijze contact heeft opgenomen met Derwish Zorg laat zien dat zij hulpverlening in het vrijwillig kader accepteert en het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voorop stelt. De moeder dient eerst de mogelijkheid te krijgen om de opvoedingssituatie van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in het vrijwillig kader te verbeteren, voordat gedwongen hulpverlening kan worden toegewezen. De kinderrechter acht de begeleiding van een betrokken jeugdbeschermer op dit moment daarom niet noodzakelijk. Deze positieve ontwikkeling is echter nog pril en de zorgen zijn groot.
5.2.
De kinderrechter benadrukt dat de samenwerking tussen de moeder en Derwish Zorg snel op gang moet komen zodat de hulpverlening van start kan gaan en de zorgen bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ten spoedigste zullen worden weggenomen. Het is belangrijk dat de opvoedingssituatie zichtbaar verbetert en de moeder voldoende tegemoetkomt aan de zorgbehoeften van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De kinderrechter verwacht dat hier binnen vier maanden duidelijkheid in komt en houdt het verzoek daarom aan tot de hierna te noemen pro forma datum.
5.3.
De Raad wordt verzocht om uiterlijk één week voor de hierna vermelde pro forma datum een rapportage aan de rechtbank te overleggen, met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en mr. R.H.P. Feiner, met de actuele stand van zaken en waarin wordt aangegeven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
alvorens verder te beslissen
6.1.
houdt de behandeling van het gehele verzoek aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 januari 2025 pro forma;
6.2.
bepaalt dat de Raad, de GI, de moeder en [voornaam minderjarige 1] alsdan niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.3.
verzoekt de Raad uiterlijk één week voor de pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en mr. R.H.P. Feiner), de sub 5.3. verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van R.J.S. Mulder als griffier, en op schrift gesteld op 5 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.