ECLI:NL:RBROT:2024:11649

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
C/10/685292 / JE RK 24-1926
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met complexe gezinsdynamiek

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 oktober 2024, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] verlengd voor de duur van zes maanden. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om de ondertoezichtstelling te verlengen, en een zelfstandig verzoek van de moeder om de regeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks een positieve ontwikkeling in het contact tussen [minderjarige] en de vader, nog steeds onvoldoende in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren. De onderlinge verstandhouding is verstoord en er is een gebrek aan vertrouwen, wat de ontwikkeling van [minderjarige] bedreigt. De kinderrechter benadrukt het belang van stabiliteit in het contact tussen [minderjarige] en de vader en de noodzaak van een toezichthoudende rol van de GI. De kinderrechter wijst het verzoek van de moeder af om de zorgregeling nader te specificeren, omdat dit niet in het belang van [minderjarige] wordt geacht. De kinderrechter concludeert dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan en dat de GI de regie moet houden over de zorgregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/685292 / JE RK 24-1926
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaatsnaam 1],
advocaat: mr. J. Brouwer kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaatsnaam 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 3 september 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • het verweerschrift met bijlagen van de moeder, met zelfstandig verzoek, van 21 oktober 2024, ontvangen op 24 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3].

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 31 oktober 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 31 oktober 2023 tot 31 oktober 2024. In hoger beroep is de ondertoezichtstelling bij beschikking van 28 mei 2024 door het gerechtshof Den Haag bekrachtigd.
2.4.
Bij beschikking van 28 februari 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat de regeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
-
de minderjarige in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uiteindelijk een weekend per veertien dagen en de helft van de vakanties en feestdagen bij de man zal zijn.
Naar deze regeling wordt toegewerkt als volgt:
- eerst zullen onder regie van de GI voor ongeveer drie maanden begeleide omgangsmomenten plaatsvinden, waarbij:
o de GI zal bepalen: de frequentie, de duur, de locatie en onder wiens begeleiding deze omgangsmomenten zullen plaatsvinden;
o geen familieleden of derden aanwezig zullen zijn; degene die de minderjarige brengt en haalt zal zich tijdens de omgangsmomenten buiten gezichts- en gehoorafstand van de minderjarige bevinden;
- daarna, wanneer de begeleide omgangsmomenten hebben plaatsgevonden, zullen de omgangsmomenten onbegeleid plaatsvinden, waarbij de minderjarige voor ongeveer drie maanden een dagdeel per week bij de man zal zijn, waarbij:
o de GI zal bepalen waar en wanneer dit zal plaatsvinden;
o geen familieleden of derden aanwezig zullen zijn; degene die de minderjarige brengt en haalt zal zich tijdens de omgangsmomenten buiten gezichts- en gehoorafstand van de minderjarige bevinden;
- daarna, wanneer die contacten gedurende ongeveer drie maanden en naar het oordeel van de GI goed zijn verlopen, zal het onbegeleide contact worden uitgebreid naar een dag per week, waarbij geen familieleden of derden aanwezig zullen zijn;
- daarna, wanneer die contacten gedurende ongeveer drie maanden en naar het oordeel van de GI goed zijn verlopen, zal de minderjarige een weekend per veertien dagen en de helft van de vakanties en feestdagen bij de man zijn, onder regie van de GI of in onderling overleg te verdelen.
2.5.
Bij beschikking van 30 augustus 2024 is de beslissing op het verzoek van de GI tot benoeming van een bijzonder curator voor [minderjarige] aangehouden tot de zitting van 7 december 2024.

3.Het verzoek

Het verzoek van de GI
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden.
Het zelfstandig verzoek van de moeder3.2. De moeder verzoekt in haar verweerschrift met bijlagen van 22 oktober 2024 de bij beschikking van 28 februari 2024 vastgestelde regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met de vader te wijzigen, in die zin dat:
-
FunZone in Oud-Beijerland als locatie voor startmoment en ophaalmoment voor de derde en vierde (en al de laatste periode) vast te stellen, op de bekende en gewone plek voor [minderjarige];
-
omgangen in de derde periode op zaterdag tussen 10:00 – 17:00 op een vrij gekozen plaats vast te stellen, zonder geweld tegen [minderjarige], waarbij de moeder van [minderjarige] op de hoogte wordt gesteld waar [minderjarige] tijdens de omgang is;
-
(omgangen in) de vierde periode om de week op zaterdag 10:00 en tot zondag 17:00 uur vast te stellen. Alles is in overeenstemming met de beslissing van de rechtbank van 28-02-2024. Startmoment en ophaalmoment: FunZone in Oud-Beijerland. Omgangen op een vrij gekozen locatie zonder geweld tegen het kind, waarbij de moeder over de verblijfplaats van het kind wordt geïnformeerd.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft haar verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De relatie tussen de GI en de ouders is kwetsbaar. De moeder is wantrouwend richting de jeugdbeschermer. De onderlinge verstandhouding tussen de ouders is beschadigd vanwege een gebrek aan vertrouwen. Hierdoor zijn zij nog steeds onvoldoende in staat om op een duidelijke wijze te communiceren over [minderjarige]. Het is belangrijk dat de ouders vertrouwen in elkaar krijgen. Tot op heden is de GI er nog niet in geslaagd om een gezamenlijk overleg met de ouders te plannen. De moeder houdt graag zelf de controle en heeft moeite om de regie over de zorgregeling aan de GI over te laten. Er is sprake van een positieve ontwikkeling in het contact tussen [minderjarige] en de vader. De contactmomenten zijn onbegeleid. Het is belangrijk dat er structureel omgang blijft plaatsvinden tussen [minderjarige] en de vader. Er is nog geen concreet zicht op de interactie tussen [minderjarige] en de vader in zijn thuissituatie. De GI wil daarom een gezinsopname inzetten. De beslissing op het verzoek tot een benoeming van een bijzonder curator is in augustus 2024 ter zitting aangehouden, aangezien er een gezinsopname door de GI bewerkstelligd zou worden. Destijds heeft de moeder mondelinge instemming gegeven, maar in de afgelopen periode lijkt de moeder de gezinsopname af te houden. De betrokkenheid van de GI blijft noodzakelijk, gelet op de inzet van benodigde hulpverlening en de uitvoering van de zorgregeling. Het is hierbij van belang dat er gezamenlijk gesprekken worden gevoerd met de ouders. De GI wil de komende periode de ontwikkelingen volgen en zien of er sprake is van een stijgende lijn in het traject. Als daarvan sprake is, kan worden toegewerkt naar de inzet van hulpverlening binnen het vrijwillig kader. Noodzakelijke voorwaarde hierbij is dat de ouders goed samenwerken en een rustige situatie voor [minderjarige] wordt gecreëerd.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. Zij verwijst hierbij naar het verweerschrift. De moeder ziet niet in wat de ondertoezichtstelling in de komende periode (nog) kan betekenen voor [minderjarige]. Het gaat goed met [minderjarige]. De zorgregeling wordt door de ouders nagekomen. Op dit moment zitten de ouders en [minderjarige] in fase drie van de zorgregeling. Het contact tussen [minderjarige] en de vader verloopt positief en onbegeleid. De moeder heeft dan ook vertrouwen in het verdere verloop van de fases. Er is sprake van een zakelijke verstandhouding tussen de ouders, waarbij de moeder de noodzakelijke informatie deelt over [minderjarige] met de vader via WhatsApp. Zo lang [minderjarige] onder toezicht staat, zal de onderlinge verstandhouding tussen de ouders niet verbeteren, maar juist verslechteren. De moeder heeft geen vertrouwen in de onpartijdigheid van de GI. De GI heeft geen contact met [minderjarige] en geen kennis over haar ontwikkeling. De GI stelt tevens het belang van de vader voorop en legt de regie van de zorgregeling bij de vader. De moeder heeft daarom om een concrete vastlegging van ophaal- en brengmomenten van [minderjarige] verzocht, met vaste locaties, om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De genoemde tijdstippen zijn hierbij een richtlijn. De moeder wil niet dat de vader in haar privé-omgeving komt, gelet op het verleden. Zij wil tevens weten waar [minderjarige] zich bevindt als zij bij de vader verblijft. Dit geeft de haar een gevoel van vertrouwen. Op de vorige zitting is er sprake geweest van een miscommunicatie wat een gezinsopname betreft, waarbij de moeder de inhoudelijke betekenis van een dergelijke opname verkeerd begrepen. De moeder staat open voor een gezinsopname van [minderjarige] en de vader, mocht dit nodig zijn, als de opname op een veilige manier voor [minderjarige] gebeurt. De moeder wil zelf niet meewerken aan de gezinsopname.
4.3.
Ter zitting heeft de vader aangegeven het enerzijds eens te zijn met een verlenging van de ondertoezichtstelling, anderzijds vraagt hij zich af wat het effect daarvan nog verder zal zijn, gelet op de houding van de moeder die niet verandert. De vader wil een belangrijke en blijvende rol houden in het leven van [minderjarige]. Hij staat open voor de benodigde hulpverlening, waaronder een gezinsopname met [minderjarige]. De vader wil het contact met [minderjarige] stapsgewijs uitbreiden, zodat [minderjarige] niet wordt overbelast. Een uitbreiding wordt bemoeilijkt door de moeder en haar wantrouwende houding. In de afgelopen periode zijn de doelen van de ondertoezichtstelling hierdoor niet behaald. Het positieve contactmoment tussen de ouders, dat de moeder aandraagt in haar verweer, is eenmalig geweest. De vader wordt nog steeds onvoldoende op de hoogte gehouden door de moeder over de ontwikkeling van [minderjarige]. De vader ziet het belang van de verzochte wijziging in de zorgregeling niet in. Op dit moment wordt de invulling van de zorgregeling ook al bepaald door de moeder. Gelet op de prille positieve ontwikkeling in het contact met [minderjarige] vindt de vader het belangrijk dat de regie over de zorgregeling bij de GI blijft om de contactmomenten met de vader structureel te laten plaatsvinden en stapsgewijs uit te bouwen.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De onderlinge verstandhouding tussen de ouders is al lange tijd verstoord en de vertrouwensrelatie is beschadigd. In het afgelopen jaar zijn de doelen van de ondertoezichtstelling hierdoor nog niet behaald. De benodigde hulpverlening is niet opgestart en de ouders blijken nog steeds onvoldoende in staat om op constructieve wijze met elkaar te communiceren in het belang van [minderjarige]. Daarnaast heeft de moeder aangegeven geen vertrouwen te hebben in de onpartijdige rol van de GI en stelt zij zich ambivalent op jegens hulpverlening. Het is belangrijk dat het contact tussen [minderjarige] en de vader in de komende periode stabiel blijft en stapsgewijs kan worden uitgebreid. De kinderrechter acht, gelet op het prille positieve contact van de vader met [minderjarige] en de onderlinge verstandhouding tussen de ouders, een toezichthoudende rol van de GI hierbij nog steeds noodzakelijk. De GI dient in de komende periode te bezien of een gezinsopname - desnoods met alleen [minderjarige] en de vader - mogelijk is. De kinderrechter benadrukt dat het van groot belang is dat [minderjarige] onbelast contact kan hebben met beide ouders. De verantwoordelijkheid ligt bij ouders en zij zijn naar [minderjarige] toe verplicht om zich hiervoor volledig in te zetten. Het is hierbij belangrijk dat de ouders (meer) vertrouwen krijgen in elkaar en hun onderlinge contact als ouders onderhouden, waarbij informatie-uitwisseling over en weer over en in het belang van [minderjarige] dient plaats te vinden. Bij een stijgende lijn in de (de uitbreiding van de) omgang tussen [minderjarige] en de vader en in het onderlinge contact tussen de ouders kan de GI bezien of er een overdracht kan plaatsvinden naar het vrijwillig kader.
5.2.
Gelet op voorgaande oordeelt de kinderrechter dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen (artikel 1:260, eerste lid, BW) voor de verzochte duur van zes maanden.
5.3.
Voor wat het zelfstandig verzoek van de moeder betreft, overweegt de kinderrechter het volgende. Er is sprake van een positieve ontwikkeling in het contact tussen [minderjarige] en de vader. Deze is echter nog erg pril. Het is enerzijds positief dat de moeder steeds meer vertrouwen in de omgang tussen [minderjarige] en de vader lijkt te krijgen en zich daarvoor ook wil inzetten. Anderzijds heeft de moeder nog steeds moeite met het loslaten van de regie over de zorgregeling en met haar verzoek lijkt zij (het behoud van) haar regie te willen vastleggen.
5.4.
[minderjarige] is nog jong. Om in de toekomst rekening te kunnen houden met veranderende omstandigheden in haar leven is het niet in haar belang om de zorgregeling aan te passen in die zin dat exact wordt vastgelegd waar de overdracht van [minderjarige] zal plaatsvinden. Aan een dergelijke vastlegging zit het risico verbonden van stagnatie in de omgang van [minderjarige] met de vader en dit moet worden voorkomen. De huidige zorgregeling is duidelijk en wordt nagekomen. De kinderrechter ziet dan ook op dit moment geen aanleiding om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken nader in te vullen met een concrete bepaling van locaties en (nadere) tijdstippen van de omgangsmomenten. Bovendien omvat de nadere regeling die de moeder wil geen (verdere) invulling van (de verdeling van) de vakanties. De kinderrechter acht het nog steeds van belang dat de GI de regie houdt over de uitvoering - en, eventueel, binnen de kaders zoals die bij beschikking van 28 februari 2024 zijn gegeven, nadere invulling - van de zorgregeling voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal dan ook het zelfstandig verzoek van de moeder afwijzen, omdat zij dit niet in het belang van [minderjarige] acht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 30 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het zelfstandig verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 11 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.