In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2024 uitspraak gedaan in de beroepen van [eiser 1] en [eiser 2] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maassluis, dat een omgevingsvergunning heeft verleend aan [naam bedrijf 2] voor de realisatie van een nieuwbouw ontwikkellocatie. De rechtbank oordeelt dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat de afwijkingen van het bestemmingsplan ondergeschikt zijn en dat er voldoende rekening is gehouden met de belangen van de eisers. De rechtbank verklaart het beroep van [eiser 2] niet-ontvankelijk, omdat hij niet langer belanghebbende is na zijn verhuizing. Het beroep van [eiser 1] wordt ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van oordeel is dat de vergunning terecht is verleend, gezien de goede ruimtelijke onderbouwing en de positieve adviezen van de provincie. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van verrommeling van het gebied en dat de belangen van [eiser 1] niet negatief worden geraakt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de verlening van omgevingsvergunningen, vooral in het licht van de nieuwe Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking is getreden.