ECLI:NL:RBROT:2024:11591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
11139600 CV EXPL 24-14250
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en oneerlijke huurvoorwaarden in een verstekprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2024, is een vordering van de eiseres, vertegenwoordigd door Bazuin & Partners, aan de orde. De eiseres vordert een bedrag van € 983,76 van de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die niet zijn verschenen. De procedure betreft een huurachterstand die is ontstaan tijdens de huurperiode van 7 mei 2020 tot en met 30 april 2023. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er oneerlijke bepalingen in de algemene voorwaarden van de eiseres zijn opgenomen, zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijswijzigingsbepaling oneerlijk is, omdat deze de eiseres het recht geeft om de huur met meer te laten stijgen dan redelijkerwijs te verwachten was op basis van de consumentenprijsindex.

De kantonrechter heeft de huurprijswijzigingsbepaling vernietigd, wat betekent dat de eiseres alleen de oorspronkelijk overeengekomen huurprijs kan vorderen. Na berekening van de huurachterstand, die € 278,04 bedraagt, heeft de kantonrechter deze vordering toegewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter de gevorderde incassokosten en rente afgewezen, omdat ook deze bepalingen als oneerlijk zijn aangemerkt. De gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 473,80. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagden in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11139600 CV EXPL 24-14250
datum uitspraak: 2 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [plaatsnaam 1],
eiseres,
gemachtigde: Bazuin & Partners,
tegen

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
woonplaats: [plaatsnaam 2],
gedaagden,
die niet zijn verschenen.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde 1] en [gedaagde 2]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 mei 2024, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 17 juli 2024;
  • de akte van [eiseres] van 19 augustus 2024 met bijlagen.
1.2.
Tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huurden van 7 mei 2020 tot en met 30 april 2023 van [eiseres] een woning op [adres]. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben een huurachterstand laten ontstaan waardoor [eiseres] het openstaande bedrag van € 983,76 exclusief wettelijke rente en kosten vordert.
2.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren geen verweer. Zij hebben verstek laten gaan.
Oneerlijke bepalingen
2.3.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden van [eiseres] oneerlijke bepalingen staan, zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter moet oneerlijke bepalingen vernietigen. [eiseres] mag die bepaling dan niet gebruiken en ook geen beroep meer doen op aanvullend recht. [1]
2.4.
Hierna zal worden besproken welke bepaling(en) oneerlijk is/zijn en wat het gevolg is van vernietiging van die oneerlijke bepaling(en) voor de eis van [eiseres].
Het huurprijswijzigingsbeding is oneerlijk
2.5.
Een huurprijswijzigingsbepaling is naar het oordeel van de kantonrechter oneerlijk als die bepaling [eiseres] het recht geeft de huur met meer te laten stijgen dan op grond van een redelijke inschatting van de markt op dat moment was te verwachten. De kantonrechter stelt vast dat de huurprijswijzigingsbepaling (CPI plus maximaal 5%) die partijen hebben afgesproken verder gaat dan dat. In het algemeen mag namelijk worden aangenomen dat een stijging gebaseerd op de consumentenprijsindex plus drie procent gerechtvaardigd was, maar een verdere stijging niet. [eiseres] heeft niet uitgelegd waarom het gerechtvaardigd was dat in dit geval de huur met meer zou stijgen. De huurprijswijzigingsbepaling is kortom oneerlijk.
2.6.
Als een huurprijswijzigingsbepaling oneerlijk is, dan heeft dat tot gevolg dat de kantonrechter deze bepaling moet vernietigen. Vernietiging heeft weer tot gevolg dat de huurprijswijzigingsbepaling geacht wordt er nooit te zijn geweest. Dat betekent voor de vordering van [eiseres] dat enkel de huurprijs die partijen bij het sluiten van de overeenkomst zijn overeengekomen kan worden gevorderd.
De huurachterstand bedraagt € 278,04
2.7.
In de akte is vermeld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vanaf de start tot het einde van de huurovereenkomst € 34.297,- aan huur en servicekosten hadden moeten betalen, uitgaande van het bedrag van € 815,- kale huur per maand, en dat zij € 35.002,72 hebben betaald. Hierdoor wordt een bedrag van € 705,72 van het geëiste bedrag van € 983,76 afgetrokken, zodat er nog € 278,04 open staat. Dat bedrag wordt toegewezen aan [eiseres].
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.8.
De kantonrechter wijst de gevorderde incassokosten en rente af. In de overeenkomst van [eiseres] staat hierover namelijk ook een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag [eiseres] daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [2] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat gedaagde een boete moet betalen als gedaagde niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou gedaagde als hij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Eiseres wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet de proceskosten betalen
2.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiseres] op
€ 138,80 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 164,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 473,80. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daar niet op hebben gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen
€ 278,04;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden vastgesteld op € 473,80;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
62914

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)