ECLI:NL:RBROT:2024:1159

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
C/10/669830 / JE RK 23-2747
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouden verzoek tot ondertoezichtstelling in afwachting van hulpverlening en strafzitting

Op 9 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van [kind01], geboren op [geboortedatum01] 2009. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en [kind01] woont afwisselend bij hen. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond met gesloten deuren, zijn de ouders en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig geweest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind01] kampt met gedragsproblemen en in aanraking is gekomen met politie en justitie. De ouders zijn onvoldoende in staat gebleken om [kind01] te begrenzen en te sturen, wat haar ontwikkeling bedreigt. De Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West hebben het verzoek tot ondertoezichtstelling ondersteund, maar de kinderrechter heeft besloten het verzoek aan te houden in afwachting van de voortzetting van de hulpverlening en de uitkomst van een strafzitting die op 24 januari 2024 gepland staat. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om een briefrapportage over de actuele stand van zaken twee werkdagen voor de volgende zitting op 19 april 2024. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/669830 / JE RK 23-2747
Datum zitting: 9 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad.
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
[naam02],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats02] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van 28 januari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door een tolk in de Turkse taal, [naam03] (
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam04] ;
  • een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: de GI), [naam05] .

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] .
2.2.
[kind01] woont afwisselend bij de vader en de moeder.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft het verzoek en verwijst naar het (recente) raadsrapport. Een ondertoezichtstelling is nodig, zodat meer hulpverlening kan worden ingezet en zodat een jeugdbeschermer kan meekijken met de ouders. Op dit moment is er hulpverlening vanuit de Waag betrokken. Het is belangrijk dat de ouders hieraan actief blijven meewerken, zodat hun opvoedvaardigheden worden vergroot. [kind01] heeft meer aansturing nodig.

5.Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad en licht het als volgt toe. Momenteel krijgen de ouders hulpverlening vanuit de Waag. Dit gaat nu redelijk goed, maar eerder kwam dit onvoldoende van de grond. De situatie is fragiel. Er zijn nu voorwaarden vanuit het strafkader, maar als deze wegvallen ontbreekt het vertrouwen dat de ouders [kind01] de structuur kunnen bieden die zij nodig heeft. Daarom is het nodig dat in het kader van een ondertoezichtstelling een jeugdbeschermer betrokken raakt die de hulpverlening vanuit de Waag volgt en zo nodig (intensievere) opvoedondersteuning inzet.

6.Het standpunt van de vader

De vader stemt in met het verzoek. Als [kind01] thuis is luistert zij goed, maar als [kind01] weg is dan trekt zij haar eigen plan. Als de vader aan het werk is of slaapt dan heeft hij geen zicht op [kind01] . Wanneer zij dan iets fout heeft gedaan, dan wordt [kind01] dat wel duidelijk gemaakt, ook door de moeder.

7.Het standpunt van de moeder

De moeder brengt ter zitting het volgende naar voren. De afgelopen twee maanden gaat het goed thuis en luistert [kind01] naar de moeder. De moeder doet haar best en gaat naar alle afspraken van de Waag. De moeder wijst [kind01] erop als zij iets verkeerd doet en controleert [kind01] als zij op straat is. De moeder vraagt zich af wat zij nog meer kan doen.

8.De beoordeling

8.1.
[kind01] is een zelfbepalend meisje, die kampt met gedragsproblemen. De afgelopen periode is [kind01] meerdere keren in aanraking geweest met politie en justitie in verband met verschillende strafbare feiten en verbaal agressief gedrag. Op 24 januari 2024 staat in dit kader een strafzitting gepland. De ouders zijn onvoldoende in staat gebleken om [kind01] te begrenzen en te sturen, waardoor [kind01] in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder lijkt de zorgen om [kind01] te bagatelliseren, terwijl de vader handelingsverlegen lijkt te zijn.
8.2.
Om de zorgen over de veiligheid van [kind01] weg te nemen is de inzet van hulpverlening noodzakelijk. Het gezin ontvangt in het vrijwillig kader hulpverlening vanuit de Waag, waarover de ouders tevreden zijn. Door de GI wordt ter zitting bevestigd dat de ouders steeds beter meewerken aan en zich meer openstellen voor de hulpverlening. Hierdoor is sprake van een stijgende lijn. Naar het oordeel van de kinderrechter is onvoldoende duidelijk of het vrijwillig kader voldoende toereikend zal zijn. De ouders zijn van goede wil, maar het is nog onzeker in hoeverre de stijgende lijn zich zal doorzetten en in hoeverre de ouders werkelijk bereid dan wel in staat zijn om de adviezen concreet te maken in hun opvoeding. Het is dus nog niet zeker of de ouders in staat zijn om (met hulpverlening in het vrijwillig kader) zelfstandig de zorgen over [kind01] weg te nemen. Bovendien moet de komende periode nog blijken, mede gelet op de uitkomst van de strafzaak van [kind01] , of er meer hulpverlening voor het gezin noodzakelijk is en in hoeverre de ouders daartoe bereid zullen zijn. In afwachting van de strafzitting en de voortzetting van de hulpverlening bij de Waag zal de kinderrechter het verzoek van de Raad daarom aanhouden.
8.3.
De Raad wordt verzocht om twee werkdagen vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de GI en de belanghebbenden) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

9.De beslissing

De kinderrechter:
9.1.
houdt de beslissing aan en roept de Raad, de GI, de moeder en de vader op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling op:
19 april 2024, om 09:00 uur, in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;, teneinde op het verzoek te worden gehoord;
9.2.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter;
9.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbenden;
9.4.
gelast de oproeping van [kind01] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 2 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.