Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 april 2024, met bijlagen;
- het antwoord;
- de repliek, met bijlagen;
- de dupliek, met bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen het CAK en een gedaagde over de betaling van de eigen bijdrage voor Wmo-zorg. Het CAK, vertegenwoordigd door Flanderijn Gerechtsdeurwaarders, vorderde betaling van € 171,- aan achterstallige eigen bijdrage over de periode van juni 2020 tot en met januari 2021. De gedaagde betwistte de betaling voor januari 2021, maar erkende de zorg te hebben ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de eigen bijdrage voor januari terecht in rekening was gebracht, ongeacht de korte periode van zorgverlening. De gedaagde had geen argumenten aangedragen die de vordering konden weerleggen.
Daarnaast werd een bedrag van € 152,- toegewezen voor de eigen bijdrage van mei 2021, omdat deze onterecht in rekening was gebracht. De kantonrechter oordeelde dat de incassokosten van € 48,40 ook toegewezen moesten worden, aangezien aan de wettelijke voorwaarden was voldaan. De rente over het bedrag van € 152,- werd toegewezen vanaf 31 juli 2021 tot de dag van volledige betaling. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal op € 367,39 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het CAK direct uitvoering kan geven aan de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.
Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van de gedaagde met betrekking tot de betaling van de eigen bijdrage voor Wmo-zorg en de voorwaarden waaronder incassokosten en rente kunnen worden toegewezen.